Het klopt dat de scholen relatief snel de gepaste veiligheidsmaatregelen konden treffen. En de uitverkoren kinderen kunnen op een veilige en zelfs warme manier terug contact maken met de leerkracht, de (helft van de) vriendjes, het klaslokaal en de leeractiviteiten. We zeggen veilig en warm maar dat laatste is misschien wel gelogen. Denk aan leerkrachten met mondmaskers en vaste zitplaatsen waar niet van afgeweken wordt. Speeltijden zonder speelgoed of fysiek contact. Geen projectwerk of groepsactiviteiten meer, geen bosklassen of schooltoneel van de zesdeklassers. Het is een ruwe afstandelijke realiteit die vertrekt vanuit angst en controledwang. Een wereld die haaks staat op wat kinderen (en volwassenen) nodig hebben.
Het is niet omdat die dappere gasten dat allemaal vlot en veilig volgen, dat we over goed onderwijs kunnen spreken. Onderwijs gaat veel verder dan de zogenoemde basisleerstof die we nu nog snel via bijvoorbeeld preteaching of blended learning in al die hoofdjes moeten krijgen. Onderwijs gaat altijd over een totaalontwikkeling en mixt verschillende functionele vaardigheden in complexe levensechte contexten. Onderwijs is vooral ook een plek waar (jonge) mensen samen in groep tot leren komen en daar hun volledig lijf voor nodig hebben. Onderwijs betekent samen over de meet, waarbij kinderen elkaar ondersteunen en leren van elkaar. Individueel digitaal afstandsonderwijs heeft noodgedwongen zijn diensten bewezen maar kunnen we niet langer aanhouden. Het werkt eenzaamheid en demotivatie in de hand en is nefast voor het welbevinden. We zien kinderen letterlijk afhaken of helemaal in zichzelf keren. En het spreekt voor zich dat al deze bijwerkingen extra zwaar doorwegen voor kansarme leerlingen in kwetsbare contexten.
Er zijn de laatste dagen gelukkig een aantal kritische stemmen die vanuit dat kindperspectief naar de nieuwe realiteit durven kijken. En er zijn de minder fraaie berichten over kinderen in moeilijke (thuis)contexten die we nu compleet dreigen te verliezen. Hen nog langer aan hun lot overlaten is onverantwoord. Het gebrek aan perspectief of een duidelijk verhaal demotiveert de leerlingen, de ouders en de leerkrachten.
Er is nog nooit zo vaak en zo grondig over deze heropstart nagedacht en gedebatteerd. Maar de moed raakt op en ons kompas wil niet meer mee. Als Ben Weyts naast gemotiveerde leerlingen ook gemotiveerde leerkrachten wil, dan zal hij nu van koers moeten veranderen. Wij willen in verbinding blijven met ‘zijn’ plan (lees: de nodige veiligheidsmaatregelen opvolgen) maar ook met ons eigen pedagogisch project en onze visie op goed onderwijs. Goed onderwijs voor ál onze kinderen en met extra aandacht voor de zwaksten onder ons. Onze motivatie dreigen we te verliezen omdat er weinig vertrouwen is en geen enkele autonomie. Wij voelen ons nochtans meer dan ooit competent en hebben een duurzaam en haalbaar alternatief klaar liggen. Waarom we dat niet concreet mogen maken? Begrijpen wie begrijpen kan.
Alternerend lesgeven is vrijwel de meest eenvoudige oplossing voor heel wat van onze scholen. We stellen graag enkele creatieve oplossingen uit onze scholen voor. Op maandag en dinsdag ontvangen sommige scholen bijvoorbeeld het eerste, derde en vijfde leerjaar. Op donderdag en vrijdag het tweede, vierde en zesde leerjaar. Op woensdag voorzien ze een extra derde dag voor de groep die daar het meest nood aan heeft. Andere scholen werken alternerend met een A-groep en een B-groep. In A zitten alle kinderen met broertjes en zusjes op school, in B wie geen broers of zussen (meer) heeft op school. Makkelijk voor ouders omdat ze op die manier de hele kroost naar school kunnen brengen en enkel voor de andere dagen op opvang moeten rekenen. Nog andere scholen willen hun klassen met de meeste noden (en dat is niet overal dat eerste en tweede leerjaar) vaker zien en voorzien voor hen meer contacturen in vergelijking met klasgroepen die bijvoorbeeld op donderdag en vrijdag om de beurt aan bod komen. In deze school kan het nog eenvoudiger: elke leerkracht knipt zijn of haar klas gewoon in twee, de ene helft komt in de voormiddag en de andere helft in de namiddag.
In al deze scenario’s blijft lesgeven veilig want slechts de helft van de schoolpopulatie is op hetzelfde moment aanwezig zodat social distancing gegarandeerd kan blijven. In al deze scenario’s wordt lesgeven eindelijk haalbaar omdat de leerkracht de onmogelijke spreidstand tussen lesgeven, preteachen en opvang kan lossen. Extra voordeel dat leerkrachten terug verantwoordelijk zijn voor hun eigen klasgroep en de leerlingen in real time kunnen zien en volgen. Pas dan kan je de echte noden detecteren en gepaste zorg voorzien. Nu blijven veel te veel kinderen onder de radar en dreigen zich daar verder in te verliezen.
Alternerend lesgeven is een haalbaar alternatief als we de social distancing en het maximum aantal van veertien leerlingen willen behouden. Er groeit echter meer en meer kritiek op de verschillende interpretaties van deze regelgeving. Kleuters kunnen wel in grote groep samen opvang volgen, in de naschoolse opvang worden kinderen van verschillende klasbubbels plots wel door elkaar gemixt en sportclubs kunnen wel groepen van twintig ontvangen. Het blijft ook onduidelijk in welke mate kinderen het virus kunnen krijgen en/of verspreiden. Verschillende wetenschappers pleiten dus terecht voor een soepelere manier van omgang met de regels en vragen om breder te kijken, in het welzijn van onze kinderen. We durven luidop dromen van één generieke maatregel die ons meer vrijheid geeft om alle puzzelstukken veilig te leggen.
We pleiten ook voor een scheiding tussen opvang en onderwijs waar nodig. Nu zien we te veel scholen die ruimte en personeel missen om beide aan te bieden. Om ouders uit de nood te helpen, wil men lokalen vrijhouden voor (nood)opvang ten koste van de eigen onderwijsopdracht. Als we alle kinderen (alternerend) naar school willen krijgen, moet waar nodig extra mankracht en fysieke ruimte voorzien worden voor opvang. Op de valreep beloofde onze minister extra centen voor de lokale overheden om in deze opvang te voorzien maar daar komt in praktijk weinig of niets van terecht. Voor bepaalde scholen betekent dat verdrinken of verzuipen.
Anderzijds zal de druk op opvang afnemen, als we met meer leerlingen in de klas zitten. Een leerkracht getuigt: ‘Hoe gek kan het worden. Ik ben klasleerkracht van het derde leerjaar en wordt nu ingeschakeld in de opvang. Ik zie drie kwart van mijn klasgroep op de speelplaats dwalen in een poging om plezier te maken. En dan kijken we naar elkaar en weten we allebei: vanavond thuis moet ik nog nieuwe videolessen maken en moeten jullie die les van gisteren nog bekijken. Waarom kan ik die groep niet gewoon meenemen naar mijn klas en live lesgeven?’
We hebben met veel energie en burgerzin alles in het werk gesteld om ons eerste, tweede en zesde leerjaar in de klas te krijgen. We hopen nu dezelfde energie te vinden om tot een oplossing te komen voor al die andere kinderen. Liefst een duurzame oplossing die werkbaar is voor juni én september. En een regelgeving die duidelijk is maar ook autonomie geeft aan de scholen en hun specifieke context. Als je hen die flexibiliteit en creativiteit gunt, zullen er vanzelf eenvoudige en passende oplossingen uit de bus komen.
Stop dit oeverloos debat en vereenvoudig de maatregelen. Laat ons met gezond verstand gewoon starten. Niet in september maar nu. Vanaf 1 juni wil FOPEM de deuren opengooien voor álle leerlingen en samen werk maken van echt goed onderwijs.
Vincent Vandevyvere
pedagogisch begeleider
in naam van FOPEM, ‘Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen’, onderwijskoepel van onafhankelijke methodescholen uit het vrij gesubsidieerd onderwijs.
Meer info: www.fopem.be