Een Palestijnse woning wordt vernield door het bezettingsleger. Foto: Al Haq (een van de Palestijnse mensenrechtenorganisaties op de zwarte lijst)
Analyse -

EU-ontwikkelingshulp rampzalig voor Palestina

Zonder buitenlandse hulp kan Palestina niet overleven. De EU is al enkele jaren de belangrijkste donor. De voorwaarden om aanspraak te maken op die hulp worden echter hoe langer hoe stringenter en knijpen de Palestijnse samenleving langzaam dood. Het recht op zelfbeschikking voor Palestina en de Palestijnen is verder af dan ooit.

dinsdag 27 september 2022 13:51
Spread the love

 

Op 22 oktober 2021 werd de solidariteitsbeweging met Palestina en het Palestijnse volk weerom wakker geschud. De Israëlische minister van defensie, Benny Gantz, had bij militair decreet zes Palestijnse mensenrechtenorganisaties toegevoegd aan de lijst van terroristische organisaties.

Van zwarte lijsten en geheime dossiers

Sommige Europese donoren beslisten om hun financiering tijdelijk op te schorten of zelfs helemaal te schrappen. Belgisch minister van ontwikkelingssamenwerking Meryame Kitir hield echter het hoofd koel en wachtte verder onderzoek af.

Het zou negen maanden duren, tot in juli 2022, alvorens negen Europese lidstaten elkaar vonden in een gezamenlijke maar korte persmededeling en lieten weten dat Israël de beschuldigingen niet hard had kunnen maken en er dus geen reden was om de financiering niet te hernemen of definitief stop te zetten.

Michael Lynk, VN-Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten in Palestina, was beduidend moediger. Op 25 oktober 2021 al had hij samen met tal van andere VN-mensenrechtenexperten de beslissing van Israël in niet mis te verstane woorden veroordeeld en eraan herinnerd dat anti-terreurmaatregelen niet dienen om mensenrechtenorganisaties het zwijgen op te leggen.

Arrestatie Palestijnse kinderen door Israëlische bezettingstroepen. Foto: Palestina Solidariteit vzw

Eerder dat jaar, in mei 2021, had de Belgische Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer minister Kitir al eens onder vuur genomen. Zij moest meer duiding geven bij haar beslissing om 8 miljoen euro vrij te maken voor humanitaire hulp aan de Gaza. Elf dagen lang had Israël de Gazanen getrakteerd op de zwaarste bombardementen ooit.

De aanleiding voor de onrust van sommige commissieleden waren niet zozeer de 256 doden, de 1.700 gewonden, de 100.000 intern ontheemden en duizenden daklozen, neen. De alarmbellen waren afgegaan omwille van een “geheim dossier” dat de Israëlische veiligheidsdiensten op de Europese ambassades in Tel Aviv had gedeponeerd.

Dat dossier bevatte zogenaamd bewijsmateriaal over Westers ontwikkelingsgeld dat via Europese donoren en ngo’s naar Palestijnse terreurorganisaties zou worden doorgesluisd. Minister Kitir had opdracht gegeven voor een intern onderzoek. Net zoals haar Nederlandse collega, die uit voorzorg de geldkraan wél had dichtgedraaid, kwam zij tot het besluit dat het aangedragen bewijsmateriaal ontoereikend was.

Het spel van kat en muis

Al jarenlang wordt de EU-ontwikkelingshulp voor Palestina als een knipperlicht af en aan gezet. Telkens Israël met “bezwarende” feiten komt aandraven, wordt de hulp aan Palestijnse organisaties opgeschort of afgeblazen. Dat heeft ook de Palestijnse Autoriteit mogen ervaren.

 

De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem spreekt de VN-Algemene vergadering van oktober 2018 toe:

 

De inhoud van 156 schoolboeken en 16 handleidingen voor leerkrachten in het lager en middelbaar onderwijs waren niet naar de zin van Olivér Várhelyi, Europees Commissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding. Het Directoraat-Generaal voor Nabuurschap en Uitbreiding is het belangrijkste financieringskanaal van de EU voor humanitaire hulpverlening aan Palestina en de ondersteuning van de Palestijnse Autoriteit en haar ministerie van onderwijs.

Várhelyi eiste een grondige screening van het tekstmateriaal. Het eindrapport van 200 pagina’s dik zorgde voor een wereldwijde commotie. Het bevatte geen aanbevelingen, enkel conclusies. Al naargelang de politieke gezindheid van de lezer werden die als heel positief dan wel als vernietigend geïnterpreteerd. Várhelyi behoorde tot de laatsten en besliste dat de resterende fondsen voor 2021 niet zouden worden vrijgemaakt totdat alle antisemitische paragrafen werden aangepast of verwijderd.

De gevolgen van de maatregel waren niet min. De Palestijnse Autoriteit moest het geld voor de lonen en pensioenen van ongeveer 140.000 ambtenaren, onderwijzers en gezondheidswerkers elders zoeken, waardoor zij 20% loonverlies leden.

De hospitalen in bezet Oost-Jeruzalem vielen zonder de nodige financiële middelen waardoor het zorgtraject voor o.a. 500 Palestijnse kankerpatiënten niet kon worden gestart. 115.000 kwetsbare gezinnen met een maandloon van 231 dollar of minder (239,65 euro) kregen niet langer een extra financiële uitkering.

Uiteindelijk haalde Várhelyi bakzeil. Op 14 juni 2022 beloofde de EU om het tegoed van 224,8 miljoen euro voor 2021 alsnog vrij te maken. De herneming van de hulp werd niet gekoppeld aan verdere aanpassingen aan de handboeken, maar excuses voor het toegebrachte menselijk leed waren er niet.

Uitgekiende Israëlische campagnes

Sinds 2013 heeft Israël haar campagnes bij Westerse donoren tegen “extreemlinkse” organisaties in Palestina danig opgeschroefd en richt het haar pijlen vooral op de EU. Het Europees Parlement en de EU-lidstaten worden systematisch benaderd en onder druk gezet om hun financiële hulp aan “the bad civil society” te herbekijken.

Hiermee worden ngo’s bedoeld die protesteren tegen het Israëlische beleid ten aanzien van Palestina en daardoor “aanzetten tot oproer en het gebruik van terreur rechtvaardigen”. Vooral organisaties worden geviseerd die de wereldwijde boycotcampagne tegen Israël (Boycot, Divestment and Sanctions Movement – BDS) steunen, maar ook andere organisaties.

De campagnes volgen elkaar op met de regelmaat van de klok: The Money Trail 1 (2015), The Money Trail 2 (2019) en Terrorists in Suits (2019). Het Israëlisch Ministerie voor Strategische Aangelegenheden (MSA) speelde in deze een sleutelrol en zet de organisatie NGO Monitor in als één van zijn belangrijkste instrumenten.

NGO Monitor werd in 2002 opgericht als conservatieve Israëlische denktank en gaat uit van de premisse dat de bezetting van Palestina een “interne aangelegenheid” is van Israël. Op haar website staat een zwarte lijst van ongeveer 250 Israëlische, Palestijnse, Europese en internationale organisaties die een bedreiging zouden vormen voor Israël als soevereine staat.

Onderzoek door de Internationale Federatie voor de Mensenrechten (FIDH) heeft aangetoond dat NGO Monitor haar rapporten voorstelt als het resultaat van diepgaand onderzoek, maar totaal niet transparant is over de methodes die zij daarvoor gebruikt. Zij beweert onafhankelijk te zijn maar hangt voor haar werking zo goed als volledig af van externe financiering uit de VS en leunt erg nauw aan bij de Israëlische overheid.

Meer nog, haar rapporten worden door het MSA als officiële overheidsdocumenten gepubliceerd zodat NGO Monitor daar vervolgens naar kan verwijzen als legitieme en betrouwbare bron.

De demarches van het MSA werpen duidelijk vruchten af. Donoren zijn als de dood om geassocieerd te worden met terrorisme.

In 2017 trokken Zweden, Zwitserland, Nederland en Denemarken hun handen weg van het Palestijns Human Rights/International Humanitarian Law Secretariat (IHRA). Dat secretariaat was in 2013 opgericht om de mensenrechtenwerking in Palestina te versterken en werd vanuit de Universiteit van Bir Zeit aangestuurd. Aanleiding voor de sluiting van het secretariaat was het nieuwste NGO Monitor Rapport Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat: Abusing Public Funds to Perpetuate Conflict.

Met zogenaamd “bezwarende” informatie in de hand heeft het MSA ook zwaar ingezet op Europese en Noord-Amerikaanse banken en slaagde erin om een 50-tal rekeningen te laten blokkeren. Zelfs digitale betaalplatformen als GoFundMe, PayPal en Venmo houden hun deuren krampachtig gesloten.

Buigen of barsten

Het systeem van “geheime dossiers”, “zwarte lijsten” en “officiële rapporten” mist zijn doel niet. Europese donoren worden er zenuwachtig van en voeren hoe langer hoe meer administratieve en financiële controlemaatregelen door. Sinds enkele jaren moeten Palestijnse organisaties die steun zoeken bij Europese gouvernementele en niet-gouvernementele instanties, nog een andere horde van formaat nemen.

In 2019 heeft de EU een nieuwe anti-terreurclausule toegevoegd aan de financieringscontracten. Het gaat om het fameuze Artikel 1.5 bis, nog een trofee waar het MSA prat op gaat. Dit artikel 1.5 bis bepaalt dat alle organisaties die financiering ontvangen van de EU of opdrachten uitvoeren voor de EU, moeten aantonen dat zij op generlei wijze hulp verlenen aan individuen of organisaties die voorkomen op de EU-lijst van “beperkende maatregelen”.

 

 

Niet enkel medewerkers en leden van de bestuursraden van deze organisaties moeten worden doorgelicht op mogelijke terroristische banden of sympathieën, maar ook onderaannemers, personen die deelnemen aan activiteiten die in het kader van de hulpprogramma’s worden georganiseerd en mensen die mogelijk financiële steun ontvangen. Het gaat zowel om ontwikkelingsprogramma’s als om humanitaire programma’s.

De EU definieert terrorisme als daden die tot doel hebben om een bevolking angst aan te jagen en/of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen een handeling te verrichten of na te laten.

Het gaat ook om daden die “de fundamentele politieke, grondwettelijke, economische of sociale structuren van een land of van een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.”

Zie Amnesty International Rapport over Apartheid Israël.

Om te bepalen wat een misdaad is, verlaat de EU zich op de nationale wetgeving van het betrokken land waar de daden worden gepleegd. In concreto is het dus Israël dat bepaalt wat in Palestina kan en niet kan. Voor alle duidelijkheid: er bestaat niet zoiets als een universeel aanvaarde definitie van terrorisme.

Het hoeft geen betoog dat een vermelding in de NGO Monitor, hoe bedrieglijk ook, niet in het voordeel van de Palestijnse organisaties speelt. Wat de Palestijnen nog het meeste zorgen baart, is dat deze nieuwe voorwaarden het startsein zijn om stilaan alle Palestijnen die politiek en sociaal actief zijn van buitenlandse hulp uit te sluiten. Vermits de EU-lidstaten steeds meer als Team Europe optreden en de EU de uitvoering van haar programma’s meer en meer uitbesteedt aan de lidstaten, dringt deze maatregel stilaan als een sluipend gif door tot het ontwikkelingsbeleid van de respectieve landen.

De EU heeft voor deze clausule de mosterd gehaald bij het Noord-Amerikaanse agentschap voor ontwikkelingssamenwerking USAID, dat al in 2003 een eigen partner vetting1 systeem voor Palestina heeft ingevoerd. Dat systeem gaat zelfs een paar stappen verder. De doorlichting moet niet enkel gebeuren voor de activiteiten die met USAID-geld gefinancierd worden, maar voor de volledig werking van de betrokken organisatie.

Bovendien eist USAID dat men hiervoor tot tien jaar teruggaat in de tijd. Dit geldt ook voor VN-agentschappen. De VS weigeren zich te verlaten op de VN-antiterrorismemaatregelen en leggen hun eigen vetting & screening regels op. Dit werd nog maar eens duidelijk toen de VS in juli 2021 besliste om de hulp aan UNRWA, het VN-agentschap dat in 1949 speciaal werd opgericht voor het organiseren van de hulp aan de Palestijnse vluchtelingen, te hervatten.

De ondergang van Palestina

De EU als geheel is samen met de afzonderlijke EU-lidstaten, Noorwegen en Zwitserland de belangrijkste donor van Palestina en de Palestijnen, goed voor gemiddeld 1,24 miljard euro ontwikkelingshulp per jaar, zowat 2/3 van de totale officiële hulpstroom. Maar tegelijkertijd is de wereldwijde budgetsteun aan de Palestijnse Autoriteit sinds 2008 met 85% gedaald, van 1,24 miljard euro naar een rampzalige 191 miljoen euro in 2020.

De Palestijnse overheid is voor donoren allang geen bevoorrechte partner meer. Het wantrouwen zegeviert en in de mate van het mogelijke wordt er nog wel met de overheid gesproken maar de uitvoering van programma’s wordt maximaal toevertrouwd aan bij voorkeur niet-Palestijnse niet-gouvernementele organisaties, VN-agentschappen en dure consultancy bureaus die hun lobby-kantoren hebben in Brussel, New York, Washington en Genève waar zij mee de ontwikkelingsagenda bepalen.

Palestijnse NGO’s worden meer en meer ingezet als uitvoerders van programma’s die elders in de wereld of op ambassades en consulaten worden uitgedacht. Structurele, meerjarige financiering die hun toelieten om een eigen werking uit te bouwen op basis van hun eigen prioriteiten, heeft de plaats moeten ruimen voor korte termijnprojecten van enkele maanden en een hoop administratief werk.

Deze manier van werken brengt ook een cascade aan al dan niet verdoken “algemene kosten”. Elke organisatie in de hulppiramide kan budgetten inbrengen om kantoren, directies, administratief en ander ondersteunend personeel te betalen. Die kosten kunnen oplopen tot tientallen percenten, soms zelfs tot meer dan de helft, van het totale budget waardoor de beschikbare middelen voor de uiteindelijke doelgroep, het Palestijnse volk, nog verder slinken.

Failliet van de internationale hulp aan Palestina

Dit alles speelt zich af tegen een achtergrond van een nietsontziende militaire en koloniale bezetting. Vierhonderd Palestijnse organisaties staan op de zwarte lijst. In de Israëlische gevangenissen zitten meer dan 4.000 Palestijnse politieke gevangenen. Gaza is al decennialang de grootste openluchtgevangenis ter wereld en 80% van de 2 miljoen Gazanen is afhankelijk van buitenlandse hulp.

Honderdduizenden Palestijnen werden uit bezet Oost-Jeruzalem gedeporteerd naar “achter de Muur”, een monsterlijke constructie van 712 km lang rond de bezette Westelijke Jordaanoever. Doorheen de jaren werd die Jordaanoever opgesplitst in 165 van elkaar afgescheiden enclaves die voortdurend gecontroleerd worden via 593 wegblokkades en militaire controleposten.

Dit alles gebeurt ter bescherming van 700.000 Israëlische kolonisten die zich over de jaren heen gevestigd hebben in 300 “legale” en “illegale” nederzettingen. De armoede onder de Palestijnse bevolking is nog nooit zo schrijnend geweest.

In haar beleidsnota voor de hulpverlening aan Palestina voor de periode 2021-2024 geeft de EU toe dat Palestina er nog nooit zo slecht aan toe is geweest als vandaag. Zij spreekt zelfs over de “de-development” van Palestina en erkent, jawel, dat de Israëlische bezetting daar voor iets tussen zit.

Officieel beweert de EU nog altijd dat zij voorstander is van de twee-statenoplossing, maar wie de nota goed leest, merkt dat die ambitie al lang is achterhaald. Het “recht op zelfbeschikking” heeft plaats moeten ruimen voor “de zoektocht naar zelfbeschikking” (the quest for self-determination) waarbij het versterken van de “agency”2 van het Palestijnse middenveld centraal staat. Die agency staat vooral in functie van deradicalisering.

Wat de krijtlijnen over het respecteren en beschermen van mensenrechten betreft, ligt de nadruk op de rol van de Palestijnse overheid. Ruimte voor het aanklagen van Israël is er niet. “Naar een democratische, verantwoordelijke en duurzame Palestijnse staat” klinkt de titel, een staaltje van opperste cynisme.

Zonder internationale hulp kan Palestina niet overleven. Voor de Palestijnen is het echter kiezen tussen de pest en de cholera, zich zonder morren schikken of met het hoofd rechtop ten onder gaan. De schade die op die manier wordt aangericht, politiek, economische sociaal en ook mentaal, valt niet meer te overzien.

 

Marleen Bosmans schreef deze analyse op basis van publiek toegankelijke documenten van België, de EU, de VN, Palestijnse organisaties en de Israëlische pers en van haar eigen bezoeken aan Palestina:

  • in 2002 in het kader van haar onderzoek ter ondersteuning van het Belgisch ontwikkelingsbeleid, met als focus seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
  • in 2005 en 2006 als EU-verkiezingswaarnemer
  • in 2018 als medewerker van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking BTC (nu Enabel) voor de formulering van een nieuw mensenrechtenprogramma (dat nooit werd uitgevoerd)
  • in 2021 voor een “digitale missie” als medewerker van Enabel voor de formulering van het mensenrechtenluik in het nieuwe Belgische samenwerkingsprogramma met Palestina (in uitvoering)

Notes:

1   Het werkwoord ‘to vet’ betekent ‘doorlichten’. Hier wordt bedoeld het grondig onderzoeken om na te gaan of iemand geschikt is voor een bepaalde baan, voldoende loyaal is en betrouwbaar voor discrete of geheime opdrachten.

2‘   Agency’ betekent hier dat Palestina zelf alles moet organiseren en dus ook alleen verantwoordelijk wordt gesteld als projecten mislukken.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!