De jaren zeventig van de vorige eeuw waren turbulente jaren voor een aantal Europese landen. Het fascisme was weliswaar militair verslagen in 1945 en heel wat West-Europese landen kregen een burgerlijke democratie.
Er bleven echter nog een aantal fascistische restanten overeind in Spanje (1939-1975) en Portugal, dat tevens zijn uitgestrekt koloniaal bezit weigerde op te geven (1926-1974). Er was in Griekenland zelfs een kortstondige terugval in het fascisme met het kolonelsregime (1967-1974).
Portugal was een fascistische dictatuur van 1926 tot 1974 onder de sleutelfiguur António de Oliveira Salazar. Hij regeerde met harde hand over Portugal en zijn uitgestrekte kolonies (o.a. Guinee-Bissau, Mozambique, Angola en Oost-Timor) van 1932 tot 1968.
Zelf dacht hij tot zijn dood in 1970 nog de baas te zijn, maar tijdens zijn zware ziekte en zonder dat hij daarover was geïnformeerd werd hij reeds vervangen door Marcelo Caetano.
De Portugese staat was sterk verweven met de reactionaire feodale rooms-katholieke clerus en was net zo repressief en bloedig als andere fascistische dictaturen. Er was slechts één politieke partij toegelaten.
Verkiezingen waren een schijnvertoning. De geheime dienst Polícia Internacional e de Defesa do Estado (PIDE) trad meedogenloos op tegen elke vorm van politieke dissidentie. Tevens speelde de PIDE een belangrijke rol in de politieke onderdrukking van de Portugese kolonies.
In Afrika voerde het Portugese regime een bloedige koloniale oorlog tegen meerdere Afrikaanse bevrijdingsbewegingen. De meeste Afrikaanse kolonies wisten zich te bevrijden in de jaren 1960. Portugal gaf niet toe.
Het was een agrarisch semifeodaal land, zonder industriële ontwikkeling. De reactionaire elite zag de kolonies niet als een bron van goedkope grondstoffen zoals de andere kolonisatoren maar als echt ‘landeigendom’ en bleef als enige overblijvende kolonisator hardnekkig vasthouden aan zijn ‘bezittingen’.
De strijd van bevrijdingsbewegingen begon in de Portugese kolonies tegelijkertijd met de strijd in de rest van Afrika, maar duurde bijna vijftien jaar langer. Sinds 1961 kwamen zowat tienduizend Portugese soldaten om in de kolonies en werden honderdduizenden Afrikanen afgeslacht in een zeer bloederige antikoloniale bevrijdingsoorlog.
Door die koloniale oorlogen was het grotendeels agrarische semi-feodale Portugal nog meer verarmd dan het al was. Duizenden Portugezen gingen op zoek naar een betere toekomst in de rest van Europa.
Veel jonge mannen ontsnapten zo ook aan de lange (3 jaar1) en levensgevaarlijke legerdienst in Afrika. Door de hoge werkloosheid en de armoede, door de verre oorlogen en de dictatuur ontstond een cocktail van verzet in de civiele maatschappij.
Die liet zich geleidelijk ook voelen in de machtsapparaten, vooral in het middenkader van het leger, zij die in tegenstelling tot de hogere officieren mee sneuvelden met de soldaten waarover ze het bevel voerden.
Onder die ontevreden lagere officieren leidde de diepe onvrede tot de vorming van een Movimento das Forças Armadas (MFA – Beweging van de Strijdkrachten). Ook een beperkt aantal hogere officieren werd er lid van, zoals kolonel Vasco Gonçalves.
Het dagelijks bestuur van de MFA bestond uit de majoors Vitor Alves en Otelo de Carvalho en kapitein Vasco Lourenço. Het groeiend verzet van het leger tegen de koloniale oorlogen uitte zich ook toen generaal António de Spinola, die sinds februari 1974 plaatsvervangend stafchef van de generale staf was, een maand later op 14 maart 1974 al werd ontslagen omwille van zijn boek Portugal e o futuro (Portugal en de toekomst), waarin hij de koloniale politiek tegen de zwarte bevolking van Afrika fundamenteel in vraag stelde.
De door de armoede en de massale landvlucht reeds fel verzwakte dictatuur kon het zich niet langer veroorloven dissidente militairen te vervolgen en besloot de leden van de MFA naar verre buitenposten in de kolonies te verbannen.
Hoewel de PIDE bewijzen had dat een staatsgreep werd gepland door de MFA kon zij die niet meer tegenhouden, ook door het groeiende interne verzet in eigen rangen van agenten die inzagen dat het zo niet verder kon en dat het regime op instorten stond.
Grândola, Vila Morena
Op 29 maart 1974 sloot de populaire Portugese zanger José ‘Zeca’ Alfonso een optreden af met het lied Grândola, Vila Morena. In de zaal waren een aantal MFA-militairen aanwezig die een maand later deelnamen aan de door hen reeds geplande revolutie.
Zij kozen dit lied als symbool van hun opstand. Oorspronkelijk was het plan om de revolutie te starten met de uitzending van Grândola, Vila Morena op een lokale radio in Lissabon.
Die zender had echter geen bereik in heel het land en al helemaal niet in de kolonies. Een aantal bisschoppen stelden daarop hun zender ter beschikking die wel uitzendingen verzorgde over heel het land en in de kolonies.
Op 25 april 1974 om 00:20 ‘s nachts werd het lied een tweede maal uitgezonden, ditmaal op Radio Renascença (‘wedergeboorte’), wat het echte startschot werd voor de revolutie.
Ongeveer twee uur eerder had de zender ook het lied E depois do adeus (‘en na het afscheid’) gespeeld, de Portugese inzending voor het Eurosongfestival 1974, om het startschot aan te kondigen. De militaire operaties begonnen en alle strategische punten in het land werden ingenomen door militairen van de MFA
Grândola, Vila Morena is een ode aan de bevolking van het Portugese stadje Grândola (Portugese tekst en vertaling onder deze video, 3:33):
Grândola, vila morena Grândola, donkere stad
Terra da fraternidade Land van broederschap
O povo é quem mais ordena Waar het volk het meest te zeggen heeft
dentro de ti, o cidade Binnen jij, de stad
Dentro de ti, o cidade Binnen jij, de stad
O povo é quem mais ordena Waar het volk het meest te zeggen heeft
Terra da fraternidade Land van Broederschap
Grândola, vila morena Grândola, donkere stad
Em cada esquina, um amigo Op elke straathoek een vriend
Em cada rosto, igualdade Op elk gelaat gelijkheid
Grândola, vila morena Grândola, donkere stad
Terra da fraternidade Land van broederschap
Terra da fraternidade Land van broederschap
Grândola, vila morena Grândola, donkere stad
Em cada rosto, igualdade Op elk gelaat, gelijkheid
O povo é quem mais ordena Waar het volk het meest te zeggen heeft
A sombra duma azinheira In de schaduw van een steeneik
Que jà nao sabia a idade Die zijn leeftijd niet meer kende
Jurei ter por companheira Zwoer ik jou als gezel te hebben
Grândola a tua vontade Grândola, zoals jij het wou
Grândola a tua vontade Grândola, zoals jij het wou
Jurei ter por companheira Zwoer ik jou als gezel te hebben
A sombra duma azinheira In de schaduw van een steeneik
Que jà nao sabia a idade Die zijn leeftijd niet kende
Vanaf dan was er geen weg meer terug. Om 04.20u zond de MFA een eerste communiqué uit. Antifascistische militanten die jarenlang gestreden hadden tegen de dictatuur, wiens zoons, dochters, vaders, moeders in de gevangenis zaten, gefolterd of omgekomen waren in de kolonies, kregen tranen in de ogen toen ze het lied van Zeca Alfonso hoorden en het eerste communiqué van de MFA.
Het leger kreeg onmiddellijk massale steun, de Portugese bevolking stroomde naar de straten en de pleinen. De Anjerrevolutie was begonnen. Ze kreeg haar naam nadat een aantal mensen anjers in de geweerlopen staken van soldaten die het bevel hadden gekregen op de betogers te schieten, maar uiteindelijk de bevelen negeerden en zich tegen hun bevelvoerende officieren keerden.
Icoon van het verzet Álvaro Cunhal
De Partido Comunista Português (PCP-Communistische Partij van Portugal) was sinds zijn oprichting in 1921 de voornaamste en best georganiseerde verzetskracht, samen met antifascistische militanten uit andere groeperingen en strekkingen.
PCP-leider Álvaro Cunhal was reeds voor de Anjerrevolutie het voornaamste icoon van het verzet gedurende de dictatuur.
Hij werd geboren in 1913 in de stad Coimbra maar groeide op in de hoofdstad Lissabon. Zijn vader was advocaat uit een familie van plattelandsbourgeoisie, verwant aan de rijke aristocratische familie de Cunhal Patricio.
Hun zoon Álvaro sloot zich aan bij de Portugese Communistische Partij (PCP). In 1937 werd de twintiger voor het eerst gearresteerd en gemarteld. Álvaro behaalde zijn diploma rechten in de gevangenis. Zodra hij werd vrijgelaten hernam hij echter de strijd.
Van 1941 tot 1949 leefde Cunhal vervolgens ondergronds en werd hij de feitelijke leider van de PCP. In 1949 werd hij opnieuw gearresteerd door de PIDE en bleef elf jaar in de gevangenis waarvan acht jaren in volledige isolatie.
Hij ontsnapte echter in 1960 op spectaculaire wijze uit de gevangenis van Fort Peniche aan de Atlantische kust. Het regime beweerde toen dat hij was opgepikt door een Sovjet-duikboot.
In 1961 werd Cunhal verkozen tot PCP-secretaris-generaal, na het overlijden van PCP-leider Bento Gonçalves in strafkamp Tarrafal in Cabo Verde (Kaapverdië). Cunhal leefde daarna tot de Anjerrevolutie van 1974 in ballingschap in de Sovjet-Unie en in Parijs.
In april 1974 keerde hij terug uit ballingschap. Hij nam onmiddellijk de leiding over van de pas gelegaliseerde Communistische Partij en werd minister-zonder-portefeuille in verschillende overgangsregeringen.
Een groepering van communistische legerofficieren domineerde deze postrevolutionaire regeringen onder leiding van kolonel Vasco Gonçalves, die vier opeenvolgende voorlopige regeringen leidde.
Democratie is niet alleen verkiezingen
Wat op 24-25 april 1974 was begonnen als een antifascistische, antikoloniale militaire staatsgreep, gesteund door de bevolking, leidde aanvankelijk tot een onmiddellijke democratisering van het politiek systeem.
De PCP pleitte voor een Volksfront, tot nationale eenheid tussen de MFA van het leger en de bevolking. Na 45 jaar dictatuur waren verkiezingen een grote prestatie van de revolutie. Bij die eerste verkiezing gingen 95 procent van de stemgerechtigden naar de kiesbureaus.
Onder stimulans van de PCP en andere linkse krachten, vakbonden en sociale bewegingen ging de Anjerrevolutie daarna verder met het democratiseringsproces. Zij ijverde voor sociaaleconomische democratie door collectivisering van de productiemiddelen onder de vorm van nationaliseringen en coöperaties van kleine en middelgrote bedrijven.
De Portugese historica Raquel Varela heeft deze strijd uitgebreid bestudeerd. Banken, grote bouwbedrijven werden genationaliseerd, het recht op huisvesting werd in praktijk gebracht door voor speculatie leegstaande huizen verplicht te laten bewonen.
In 1974 stonden in heel Portugal meer dan zevenhonderdduizend huizen leeg, eigendom van vastgoedfondsen die geen belasting betaalden. Het beschikbare landbouwareaal verdrievoudigde nadat de arme boeren het ongebruikte land van grootgrondbezitters konden inpalmen.
In 1979 werd een nationale gezondheidsdienst opgericht, met als eerste verantwoordelijke Cruz Oliveira. Hij onteigende de ziekenhuizen van de katholieke liefdadigheidsinstellingen en verbood ondermeer de commerciële aankoop en verkoop van bloed. Er ontstonden zo echte vormen van volksmacht.
Een ‘rode’ Middellandse Zee
In Washington, Brussel, Londen en Bonn (de toenmalige hoofdstad West-Duitsland) zag men dit alles met lede ogen aan. Zij vreesden dat de revolutie ook hun landen zou ‘besmetten’. Portugal was onder de fascistische dictatuur altijd een trouw bondgenoot geweest van het Westen, dat het regime altijd bleef steunen.
Vanaf 1974 werd het nieuwe democratische staatsbestel nauwlettend in de gaten gehouden door de CIA en de NAVO. VS-President Gerald Ford vreesde een ‘rode Middellandse Zee’ die zich vanuit Portugal zou uitbreiden.
Vandaag weten we dat het grootste geldbedrag dat de Duitse sociaaldemocratische partij SPD in haar hele bestaan ooit heeft uitgegeven, bestemd was voor de oprichting van een sociaaldemocratische partij in Portugal.
Dat deed de SDP niet om de Portugese sociale revolutie te helpen, maar om de NAVO, Londen, Brussel en Bonn te helpen. Zoals historica Valera uitlegt, deed de partijleiding van de SPD dat om een “democratische contrarevolutie” te organiseren tegen de linkse krachten, meer bepaald tegen de CPC onder leiding van Álvaro Cunhal.
Voorzitter Cunhal was woedend dat de sociaaldemocraten onder leiding van hun voorzitter Mario Sóares de kant kozen van de imperialistische conservatieve krachten in plaats van samen te werken voor een democratisch en socialistisch Portugal.
Cunhal stierf in 2005 na een slepende ziekte. Hoewel hij al meerdere jaren volledig was verdwenen uit de publieke sfeer namen op 15 juni 2005 meer dan 250.000 Portugezen deel aan zijn begrafenisstoet.
Het gevolg was weliswaar dat het fascisme en kolonialisme werden vernietigd, maar dat de democratie beperkt bleef tot regelmatige verkiezingen onder strakke controle van westerse imperialistische en economische machten.
De actualiteitswaarde van de Anjerrevolutie
De Anjerrevolutie boekte grote overwinningen met het opdoeken van fascisme en kolonialisme en met de installatie van wettige democratische verkiezingen. De Anjerrevolutie in Portugal werd echter de laatste keer dat een Europees volk een socialistisch alternatief kon uitbouwen.
Het was de laatste keer dat een Europees democratisch socialistisch alternatief voor het kapitalisme in de praktijk werd omgezet.
Deze soevereine socialistische ontwikkeling werd 50 jaar geleden echter in de kiem gesmoord door de westerse imperialistische machten. Democratie werd gedegradeerd tot verkiezingen als façade waarachter de ondemocratische macht van banken, multinationals, NAVO en EU schuilgaat.
Die machten snijden preventief de weg af voor autonome democratiserende paden naar sociale ontwikkeling of socialisme. Initiatieven die toch doorzetten in die richting worden geboycot met sancties, inbeslagnames en hybride oorlogen.
De sociaaldemocratie kiest in West-Europa nog steeds ondubbelzinnig deze kant van het imperialisme, zoals dat in Portugal geschiedde in de jaren na de Anjerrevolutie.
Er is echter hoop. Talrijke landen beginnen zich tegen het unipolaire imperialisme van de VS, de NAVO en de EU te verzetten en organiseren zich in een multipolaire wereld, zoals bijvoorbeeld gebeurt met de BRICS-landen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika.
Het is nog te vroeg om te weten in welke richting het BRICS-initiatief zal evolueren. Veel interne tegenstrijdige krachten en belangen moeten nog tot een modus operandi komen.
Wat wel vaststaat is dat de BRICS de unipolaire machtsverhoudingen onder de koepel van de VS, de NAVO en de EU definitief in vraag stellen en dat de oude machten daar geen weerwoord tegen hebben, anders dan militaire escalatie.
Dat opent terug mogelijkheden naar echte democratie voor de gewone wereldbevolking.
Raquel Valera. A People’s History of the Portugese Revolution. Pluto, London, 2018. ISBN 978 1786 8035 80
Note:
1 De beslissing van de dictatuur om de legerdienst tot onbepaalde duur uit te breiden droeg mee bij tot de groeiende onvrede onder de militaire rekruten.