Net op het moment dat wij – leken op zoek naar informatie over dit vreselijke virus – gulzig luisteren naar wetenschappers, gaan diezelfde wetenschappers rollend over straat. Toen de Duitse topviroloog Christian Drosten vorige week de eerste resultaten bekend maakte van zijn onderzoek naar de besmettelijkheid van kinderen die even groot zou zijn als bij volwassen, belde de Antwerpse microbioloog Herman Goossens meteen twee uur lang met enkele journalisten om hen duidelijk te maken dat zijn Duitse collega een “zeer slecht artikel” had geschreven. “Kinderen zijn absoluut geen risico voor volwassenen en zelfs waarschijnlijk niet voor oudere mensen. Absoluut niet. Er is nog geen enkele studie die heeft aangetoond dat een kind een volwassene of oudere persoon heeft besmet, nog geen enkele tot nu toe”, voegde hij er nog aan toe. Een mening die hij ook nog eens in de tv-studio’s herhaalde.
Wat moet je daar nu mee? Op zich is het niet zo ongewoon dat wetenschappers het niet eens zijn. Probeer maar eens uit te zoeken of een glas wijn per dag nu al of niet ongezond is. Ontelbaar zijn de krantenartikels die zowel het één als het ander beweren en allemaal op basis van onderzoeken. Alleen is de inzet nu veel groter dan de vraag welk drankje er op tafel komt bij het avondmaal. Het gaat op heel korte termijn over levens en over enorme financiële belangen.
Elk onderzoek komt zowat ongefilterd in de media terecht en de resultaten worden meteen ingezet in het grote maatschappelijke debat over hoe het nu verder moet met de lockdown en de exitstrategieën. Er hangt dus enorm veel van af. Daar komt nog bij dat veel onderzoeken zonder de gebruikelijke peer review gepubliceerd worden omdat het nu eenmaal snel moet gaan en dat we te maken hebben met een virus dat nog maar een fractie van haar geheimen prijs gaf.
Ideologische oorlog
Dat elk onderzoek of zelfs deeltje van een onderzoek meteen gewapend wordt in de poging om zo snel mogelijk weer over te gaan tot de orde van de dag (‘de heropstart van de economie!’ of ‘de terugkeer naar de normaliteit!’) is gevaarlijk. Er woedt daardoor een ideologische oorlog en wetenschappers voelen zich daar ongemakkelijk bij.
Een mooi voorbeeld zagen we daarvan vorige week. Het UK Royal College of Paediatrics (RCPCH) publiceerde een review van 78 studies. The Daily Mail titelde meteen: “Experts cannot find a single child under 10 who has passed on coronavirus to an adult despite huge trawl of data raising hopes they pose no risk”. (Experten vinden geen enkel kind van onder 10 dat het coronavirus doorgaf aan volwassenen ondanks een gigantisch sleepnet aan data waardoor de hoop stijgt dat zij geen gevaar vormen.)
Alasdair Munro, één van de auteurs van de review, ging meteen in de tegenaanval. Hij benadrukte dat de resultaten verkeerd begrepen werden en dat kinderen wel degelijk het virus kunnen doorgeven aan volwassen.
Er kwam zelfs een officiële reactie van het UK Royal College of Paediatrics zelf: “Een aantal krantenartikels die het RCPCH citeerden, suggereerden onterecht dat kinderen Covid-19 niet kunnen doorgeven. Dat is niet het standpunt van de RCPCH en is al evenmin gebaseerd op bewijzen”.
Hetzelfde gebeurde met een Australisch onderzoek in vijf kleuterscholen. Verschillende regeringsleden leiden meteen af uit dat onderzoek dat scholen zonder problemen en zelfs zonder veel maatregelen kunnen heropend worden. Ook deze keer moest de hoofdauteur van de studie, Kristine Macartney, fel tussenkomen om de puntjes op de i te zetten. “We zagen een lage besmetting, maar het is niet zo dat we geen besmetting zagen. Ik denk dat kinderen wel degelijk het coronavirus kunnen doorgeven. Dat is zeker. We hebben dat gezien.”
Ze voegde er nog één heel belangrijke zin aan toe. “Ik denk niet dat ons onderzoek gebruikt moet worden als een bewijsstuk voor het voeren van gelijk welk beleid.” Dat is nochtans precies wat er nu gebeurt. Er is een grote economische drang om scholen en crèches opnieuw te openen. Ouders moeten nu eenmaal overdag hun kinderen kwijt als ze weer volop aan de slag willen. Elk stukje onderzoek dat die drang ondersteunt, krijgt meteen grote aandacht en wordt vrolijk rondgepompt in de media.
Vaak doet men daarbij aan ‘cherry picking’ of worden er fragmenten uit de context gehaald. Al even vaak wordt van alles door elkaar gehaald. Wij proberen de knoop hieronder een beetje te ontwarren.
Drie variabelen
Om te kijken of en in welke mate kinderen veilig zijn moeten we kijken naar drie variabelen:
1) de kans dat ze zelf besmet worden,
2) de kans dat ze bij besmetting symptomen vertonen, ernstig ziek worden of eventueel sterven,
3) de kans dat ze anderen besmetten.
Het is van belang om deze drie variabelen goed uit elkaar te houden en elk apart te bekijken, zeker omdat de ene variabele al veel minder zeker is dan de andere. Als men ze toch op één hoopje gooit – wat helaas vaak gebeurt – trekt men al snel foute conclusies.
1. De kans om besmet te geraken
Over de kans op besmetting bij jongeren zijn er nog niet veel studies, en dat is geen toeval. Het onderzoek daarnaar wordt bemoeilijkt door drie factoren. Ten eerste vertonen kinderen minder ernstige symptomen dan volwassenen en worden ze daarom veel minder getest. Ten tweede was in Europa de eerste grote groep verspreiders afkomstig uit ski-oorden. In deze groep waren kleine kinderen ondervertegenwoordigd. Ten derde werden scholen en crèches in de meeste landen redelijk vlug gesloten, waardoor ze minder blootgesteld werden aan besmetting.
Volgens studies uitgevoerd in de VS, Zuid-Korea, Spanje en Italië, testen jongeren in vergelijking met volwassenen veel minder op het virus. Je moet daar echter heel voorzichtig mee omspringen, want kinderen vertonen veel minder symptomen en worden dus ook veel minder getest. CDC,[1] het instituut dat zich in de VS bezighoudt met de bestrijding van epidemieën, is in elk geval heel voorzichtig in het maken van statische vergelijkingen tussen leeftijdscategorieën in dit verband.
In IJsland werd zes procent van de bevolking getest, waaronder ook de kinderen. Bij een grote risicogroep[2] van 9.199 personen kwam men tot de constatatie dat kinderen onder de tien jaar tweemaal minder kans hadden dan de rest van de bevolking om geïnfecteerd te worden. Het onderzoek buiten de risicogroep leverde geen betekenisvolle resultaten op.[3]
Het gezaghebbende medische tijdschrift The Lancet komt tot een andere conclusie dan de vermelde studies. Uit studie van de gegevens van de miljoenenstad Shenzhen in China blijkt dat kinderen iets meer kans maken op infectie in vergelijking met volwassenen.[4]
Het stadje Gangelt was één van de twee epicentra van het coronavirus in Duitsland. Zeven procent van de bevolking werd getest. Daaruit bleek dat leeftijd geen enkele rol speelt om besmet te geraken. Kinderen hebben dezelfde kans om het virus te krijgen als volwassenen.
Wat leren ons deze studies? Kinderen worden minder ziek van COVID-19, dat staat vast (zie volgend punt). Maar daaruit mogen we niet afleiden dat ze niet, of minder vatbaar zouden zijn voor het virus. Misschien hebben ze minder kans om het virus te krijgen, maar misschien ook niet. Voor Professor Viner, voorzitter van The Royal College of Paediatrics and Child Health van Groot-Brittannië, zijn er op dit moment hoe dan ook te weinig gegevens om zo’n conclusie te trekken. Daarvoor is meer onderzoek nodig.
De studies hierboven gaan overigens over kinderen onder de tien jaar. Over tieners zelf weten we nog minder.
2. De kans om ziek te worden of te sterven
Veel coronapatiënten vertonen geen of heel milde symptomen. Bij kinderen is dat nog meer het geval. Uit een studie uit China blijkt dat 90 procent van de besmette kinderen ofwel geen symptomen vertoonde, ofwel heel gematigde. Studies uitgevoerd in de VS, Italië of Spanje bevestigen deze vaststelling.
Nog minder dan bij volwassenen[5] zie je dus of kinderen al dan niet besmet zijn. Bovendien ben je al besmettelijk nog voor symptomen zichtbaar worden. Bijna de helft van de besmettingen vindt plaats voordat de persoon die de infectie doorgeeft zelf symptomen ontwikkelt. Dat maakt het virus ook zo verraderlijk.
Omdat de symptomen milder zijn, genezen kinderen ook sneller. De meeste kinderen die opgenomen worden in het ziekenhuis hebben een goede prognose en herstellen binnen de één à twee weken. De allerjongste kinderen hebben echter de neiging om ernstigere infecties op te lopen dan oudere kinderen – mogelijk omdat ze een grotere ontstekingsreactie hebben of een minder ontwikkeld immuunsysteem.[6]
COVID-19 geeft bij de meesten en vooral bij jongeren weinig ziekteverschijnselenen en veroorzaakt daarom een vals gevoel van veiligheid. Dat is een tweede reden waarom het virus zo verraderlijk is. Lothar Wieler, hoofd van het Duits Federaal Instituut voor infectieziekten en niet-overdraagbare ziekten[7], waarschuwt in dat verband: “Dit virus heeft eigenschappen waaraan ik me niet wil blootstellen, en mijn kinderen ook niet. Ik kan alleen maar iedereen waarschuwen om niet te nonchalant om te gaan met dit virus.”
De sterftegraad berekent hoeveel kans je hebt om te sterven van corona als je besmet bent. Dat cijfer is moeilijk exact te berekenen en moet dus omzichtig gebruikt worden.[8] Dat cijfer verschilt van land tot land en er zijn ook grote verschillen tussen de leeftijdscategorieën. Hoe ouder hoe groter de sterftekans. Onder de tien jaar is de sterftegraad 0 procent, tussen de 10 en 40 jaar bedraagt die 0,2 procent en dan gaat die exponentieel de hoogte in. Besmette tachtigplussers hebben 15 procent kans om te sterven.
Eén belangrijk fenomeen valt hier nog te vermelden. In verschillende landen werden kinderen in het ziekenhuis opgenomen met vreemde maar ernstige klachten die mogelijk in verband kunnen gebracht worden met Covid-19. Dat was o.a. het geval in Groot-Brittannië, Frankrijk, Ierland, Italië, Spanje, Nederland en de VS. Het gaat om nog geen grote aantallen, maar ook hier zal verder onderzoek nog nodig zijn om klaarheid te brengen.
Wat de onderzoeken over de twee variabelen ons leren, vat CNN goed samen: “De gevallen van het coronavirus bij kinderen zijn niet zo gevaarlijk, maar dat maakt ze niet minder ernstig”. Ernst die vooral te maken heeft met de mogelijke verspreiding door kinderen, en dat brengt ons bij de derde variabele.
3. De kans om het virus te verspreiden
Over deze variabele is er het minst geweten en is er ook de meeste tegenspraak. Studies uit Frankrijk, Wales, Australië en elders “suggereren” – dat is het woordgebruik dat ze meestal zelf hanteren – dat kinderen het virus weinig zouden verspreiden. De studies zijn veelal gebaseerd op een heel klein aantal gevallen. In Frankrijk bijvoorbeeld, ging het over één kind, in Wales over 9 kinderen.
Deze studies worden tegengesproken door Christian Drosten. Hij was een van de topgeleerden die het SARS-virus ontdekten in 2003. Zijn studie, gebaseerd op onderzoek in Duitsland en China, geeft aan dat de ‘virus load’ (besmettelijkheid) bij kinderen niet verschilt van die van volwassenen.
Een nog recentere studie, die we hierboven al vermelden, laat zien dat kinderen de volwassenen zelfs meer besmetten dan omgekeerd. Het gaat over het zwaar geïnfecteerde Duits stadje Gangelt waar zeven procent van de gezinnen grondig werd onderzocht op de kans om zelf besmet te geraken en op de kans om besmetting door te geven.
Professor Arthur Reingold, epidemioloog aan de University of California in Berkeley, merkt op dat kinderen “ongelooflijk efficiënt zijn in het verspreiden van andere ademhalingsvirussen zoals griep”. Uiteraard is dit een ander virus en is het goed mogelijk dat het zich anders verspreidt, maar “we gaan ervan uit dat kinderen zeer efficiënt zijn in het verspreiden van luchtwegvirussen, waaronder de nieuwe Covid-19”.
Dokter Danielle Zerr, expert op het vlak van infectieziektes bij kinderen in Seattle, ziet ook niet in waarom kinderen geen sterke verspreiders zouden kunnen zijn: “Als we een hoog virusniveau in hun neus vaststellen, dan weet ik niet waarom ze minder snel het virus zouden overdragen”.
De geciteerde studies zijn bijna allemaal deels gebaseerd op wiskundige modellen bij gebrek aan voldoende gegevens op het terrein. Daarom hebben ze een hoog hypothetisch gehalte en spreken ze elkaar ook gemakkelijk tegen. De kwestie is zeer belangrijk vanuit het oogpunt van het al dan niet heropstarten van de scholen. Het is daarom ook zeker de moeite waard om te zien wat de impact is van het sluiten of openen van de scholen op de verspreiding van het virus.
Een andere Duitse studie over het stadje Gangelt, zag de scholen in het stadje als de belangrijkste verspreidingshaard voor het virus. Dat strookt met de studie van het wetenschappelijke tijdschrift Science op basis van de gegevens uit Wuhan en Shanghai. Volgens dat onderzoek kon het sluiten van de scholen de verspreiding met 40 tot 60 procent verminderen. De these werd in Denemarken recentelijk in de praktijk bevestigd in omgekeerde richting. Nadat de basisscholen en kindercrèches weer opengingen nam de reproductiefactor (R0)[9] met de helft toe: van 0,6 procent naar 0,9 procent.
Je kan niet voorzichtig genoeg zijn
COVID-19 is onze onzichtbare maar heel gevaarlijke vijand, waar we nog maar heel weinig van afweten. De academische studies over het virus zijn vrij pril, zijn vaak gebaseerd op relatief weinig empirische gegevens en hebben de toets van de kritische beoordeling door collega’s nog niet doorstaan.[10] De media nemen die ‘voorlopige’ studies vaak ten onrechte aan als volwaardige wetenschappelijke onderzoeken.
Omwille van die gebrekkige, tegenstrijdige en voorlopige kennis is de grootste voorzichtigheid geboden bij het versoepelen van de maatregelen om het virus te bestrijden. Volgens Alexandru Niculae, woordvoerder van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), hebben we op dit moment nog niet voldoende gegevens om te zien hoe het virus zich precies verspreidt en zeker niet hoe het zich vanuit kinderen verspreidt. Precies daarom vindt Simon Clarke, professor in de cellulaire microbiologie aan de Universiteit van Oxford, dat het belangrijk is om “zich te scharen aan de kant van de voorzichtigheid” bij het bespreken van de vraag of het coronavirus door kinderen op volwassenen kan worden overgedragen.
Dat is ook de mening van de Wereldgezondheidsorganisatie. Tijdens een persconferentie op 29 april waarschuwde WHO-epidemioloog Maria Van Kerkhove heel nadrukkelijk voor de stelling dat kinderen immuun zijn of dat ze de ziekte niet doorgeven. “Er is geen enkele reden om aan te nemen dat kinderen minder ontvankelijk zijn voor de infectie als ze er aan blootgesteld worden of dat ze die niet kunnen doorgeven. Dat zien we echt niet in de epidemiologie.
De vraag is of deze strikte voorzichtigheid aan de dag zal gelegd (kunnen) worden bij de heropening van onze scholen.[11] Het voorbeeld van China kan hier nuttig zijn. Daar werden scholen pas heropend op het moment dat de reproductiefactor R0 zo goed als nul was, dat geeft een ruime marge. In Europa doen ze dat bij een R0 van ongeveer 0,6, wat heel nipt is.[12] Daarnaast is de discipline van de Chinese bevolking niet te vergelijken met die van ons en zijn de voorzorgsmaatregelen in China bijzonder streng.
In de weken vóór de heropening oefenen leerkrachten allerhande procedures om het virus te bestrijden. Zo bijvoorbeeld doen ze een oefening om te simuleren wat er moet gebeuren als een leerling koorts vertoont. In België kunnen leerlingen met symptomen naar huis gestuurd worden.[13] That’s it. In China wordt de hele klas direct in quarantaine geplaatst en test een arts de hele klas. Als de resultaten na twee uur negatief zijn, dan wordt de klas vrijgegeven. In het andere geval, wordt de hele schoolbevolking grondig getest, worden de besmette leerlingen en leerkrachten in quarantaine geplaatst en start het hele systeem van tracking en tracing op.
De heropening van de scholen
In Europa reageert men in verspreide slagorde. In heel wat landen wil men de kinderen zo snel mogelijk terug naar school, in andere landen is men voorzichtiger en denkt men eerder op langere termijn.
Wanneer de scholen terug opstarten hangt voor een deel af van hoe sterk de curve onder controle is (en dus hoe laag R0 is), maar zoals we hier boven al schreven spelen daar ook economische motieven mee. Doordat kinderen niet naar school kunnen, moet er iemand van de ouders thuisblijven.
In Denemarken gingen de eerste scholen terug open op 15 april en steeg de reproductiefactor R0 als gevolg daarvan met de helft. In Duitsland was de gedeeltelijke heropening voorzien voor 4 mei, maar die datum is uitgesteld uit vrees voor een tweede golf. In Frankrijk is de start voorzien op 11 mei ondanks het advies van de wetenschappelijke raad om te wachten. In Italië, Spanje en Ierland gaan de scholen pas open op 1 september (in het groen op de grafiek). In België is de heropening gepland op 18 mei. In aanloop naar die dag werden en worden we om de oren geslagen met onderzoeken die die beslissing moeten ondersteunen. Waakzaamheid is geboden, zowel voor de beslissingen die nu genomen worden, als voor de onderzoeken waarmee we ingelepeld worden.
Noten:
[1] Centers for Disease Control and Prevention.
[2] Voornamelijk mensen die symptomen vertoonden, kort daarvoor naar risicolanden waren gereisd of contact hadden gehad met geïnfecteerde personen.
[3] In deze steekproef werd bij de niet-risicogroep geen enkel kind onder de tien jaar positief getest, terwijl dat bij de plus tienjarigen 0.8% was van de geteste personen.
[4] De infectiegraad was 7,4 procent bij kinderen onder de tien jaar en 6,6 procent bij de rest van de bevolking.
[5] De tests in IJslands leren dat 50 procent van de besmette personen geen symptomen vertoont. In China was dit cijfer 60 procent.
[6] Het aandeel ernstige en kritieke gevallen was 10,6%, 7,3%, 4,2%, 4,1% en 3,0% voor de leeftijdsgroep van respectievelijk <1, 1-5, 6-10, 11-15 en ≥16 jaar.
[7] Robert-Koch Institut.
[8] De berekening is een eenvoudige breuk: het aantal coronadoden (de teller) gedeeld door het aantal besmettingen (de noemer). De teller is al niet eenvoudig om exact te berekenen omdat niet alle coronadoden gekend of getest zijn en omdat het soms om ‘vermoedelijke’ coronadoden gaat. De noemer is nog veel problematischer: vaak gaat het om ‘bevestigde’ besmettingen, d.w.z. enkel de geteste of diegene waarvan er een sterk vermoeden is en niet over ‘alle’ besmettingen. Gezien het feit dat de helft van de besmette personen geen symptomen vertoont en gezien het feit dat er relatief weinig getest wordt, is de noemer in werkelijkheid wellicht een pak groter dan de cijfers laten zien. Dat betekent dat het reële cijfer vermoedelijk kleiner zal zijn dan het gerapporteerde cijfer.
[9] R0 is het reproductiegetal of besmettingsgetal van een infectieziekte. Het is het gemiddeld aantal besmettingen dat veroorzaakt wordt door een besmet persoon, zonder immuniteit en in afwezigheid van preventieve maatregelen, zoals bijvoorbeeld vaccinatie. Een besmettingsgetal van 2 betekent dat een drager van de infectie gemiddeld twee andere mensen zal besmetten.
[10] Wetenschappelijke literatuur doorloopt een strenge procedure. In een eerste stadium worden de resultaten aangeboden bij collega’s ter boordeling. Op dat moment spreekt men van een preprint of voordruk. Als het artikel door collega’s wordt geaccepteerd, dan kan het als academisch artikel worden gepubliceerd. De meeste studies waar de media vandaag mee uitpakken zitten nog in de preprint fase. Vandaar dat de enige voorzichtigheid geboden is.
[11] Uiteraard is de besmettingsgraad van kinderen niet de enige factor bij de verspreiding van het virus als de scholen weer open gaan. Het openbaar vervoer blijkt zelf ook een hele grote besmettingsfactor te zijn. Ook worden kleine kinderen vaak door een van hun ouders naar de school gebracht, waardoor die ouders zelf ook mogelijks met elkaar in contact kunnen komen.
[12] Bij de versoepeling van elke maatregel, dus ook bij de heropening van de scholen, stijgt R0 onvermijdelijk. Als R0 groter wordt dan 1 dan stijgt het aantal besmettingen opnieuw.
[13] In het ‘Draaiboek preventie i.f.v. heropstart scholen’ staat: “Vermoedelijk zieke leerlingen en personeelsleden kunnen door de directie naar huis gestuurd worden. Ziekte wordt gediagnostiseerd door een arts.”