Bron: Pixabay
Open brief - Matilde De Cooman

Oriënteringsproeven doen meer kwaad dan goed

De rector van de UGent Rik Van de Walle lanceerde dit weekend een oproep aan de Vlaamse regering. Hij vraagt voldoende middelen om ijkingsproeven in te voeren zodat studenten makkelijker bij de juiste studiekeuze zouden uitkomen. Ik ben het niet eens met zijn voorstel.

woensdag 4 september 2019 19:56
Spread the love

Ik heb zelf namelijk lang getwijfeld over mijn studiekeuze. Het ging tussen rechten en Grieks, tussen jobzekerheid en passie. Mijn ouders maakten meteen duidelijk: wij steunen jouw keuze onvoorwaardelijk. Dus waagde ik de sprong en koos voor taal- en letterkunde. Ben ik even blij dat ik die keuze had en niet in een richting werd geduwd, zoals een oriëntatieproef vaak doet.

Voor bepaalde studenten zal de oriëntatieproef misschien interessante informatie bieden. Ze kunnen zelf beslissen de uitkomst van de test op te volgen, of die naast zich neer te leggen om toch te gaan voor die ene richting waar ze van dromen. Andere studenten echter, wier ouders het bijvoorbeeld niet breed hebben, zullen zich verplicht voelen zich hierdoor te laten leiden aangezien zij zich veel minder kunnen permitteren om te falen dan studenten met meer middelen.

Onderzoek naar oriënteringsproeven wijst uit dat de uitslag zeer invloedrijk kan zijn op de motivering van de toekomstige student. Deze testen raken daarbij aan het zelfvertrouwen van die jongeren die al minderen sterk in hun schoenen staan. Het invoeren van zo’n proef zendt een impliciete boodschap: het is je eigen schuld als je nu nog verkeerd kiest. In theorie mag je best je droom najagen, maar in praktijk wordt de meritocratie ingezet. Een “foute” studiekeuze, wat is dat trouwens? Is het niet normaal dat jongeren van 18 jaar de tijd en de ruimte krijgen om te ontdekken waar hun passies en talenten liggen, met vallen en opstaan?

Bovendien zou een nieuwe student worden beoordeeld op basis van een momentopname. De middelbare school en het milieu waaruit de student komen worden enorm bepalend. Studenten uit TSO zullen heel anders scoren op de oriëntatieproef dan die uit ASO. Betekent dat dan dat elke TSO-scholier niet capabel is voor bepaalde universitaire richtingen? Als je er even bij stil staat, komt het toch zeer bevreemdend over. Je moet al een test afleggen nog vóór je aan de richting begonnen bent. Horen de proeven en examens niet ná de lessen te komen? Dient een opleiding niet net om nieuwe kennis en vaardigheden te leren, eerder dan te bevestigen wat je al weet en kunt?

Hoe kan je in een test meten hoeveel zin iemand heeft om zich volop te verdiepen in een bepaald onderwerp? In welke maatstaf drukt zo een test uit dat iemand misschien een moeilijke pubertijd achter de rug heeft, gepest is op school of oneerlijk beoordeeld? Welke regels worden er gebruikt voor scholen die een andere focus hebben gelegd dan die van de test? Is een universitaire opleiding trouwens zo eenzijdig dat ze in een simpel testje te vatten is?

Oriënteringstesten voorleggen aan nieuwe studenten is een beetje hen als voorgeprogrammeerde robots behandelen. Niet hun passie voor een vak telt, maar de ‘oriëntering’. Het menselijke wordt weggeschoven achter een gestandaardiseerde test. Nochtans wil ik liever verzorgd worden door een gemotiveerde verpleger dan door een “georiënteerde”. Ik heb liever dat een gemotiveerde architect plannen maakt voor de bibliotheek in mijn stad. En ik hoop dat mijn kinderen zullen onderwezen worden door een gepassioneerde leerkracht, niet door iemand die in dat vak geduwd werd door een ijkingsproef.

Tot slot kan deze niet-bindende oriëntatieproef een tussenstap naar een bindende proef worden. Ervaringen in het buitenland leren dat zulke toelatingsproeven de toegang tot de universiteiten voor jongeren uit lagere sociale klassen zwaar bemoeilijken, met de elite-universiteiten in de VS en het VK als ergste voorbeelden.

Uiteindelijk komt het allemaal neer op welke visie op onderwijs we nastreven. In moderne democratieën is onderwijs een basisrecht. Iedereen verdient een faire kans om zich te scholen, te ontwikkelen en te ontplooien. Het lijkt me fundamenteel onrechtvaardig dat je financiële situatie thuis of het sociale milieu waaruit je komt, dit recht zou inperken. Oriënteringsproeven, ook wanneer ze niet bindend zijn, vertrekken van de omgekeerde redenering dat de toegang tot hoger onderwijs beperkt moet worden. En hoe je het ook draait of keert, jongeren uit kansarme gezinnen zullen daar de grootste slachtoffers van zijn.

Bij mijn klasgenoten zitten er nu al proportioneel veel minder studenten uit de arbeidersklasse of met een migratie-achtergrond. Ik heb vrienden die trachten hun studies te combineren met een drukke studentenjob om alles te financieren. Dat valt niet mee. Laten we die sociale ongelijkheid in het onderwijs niet nog groter maken met oriënteringsproeven. Ik steun de oproep aan de regering om meer middelen in te zetten op onderwijs. Maar die moeten net gaan naar betere begeleiding van studenten en voldoende omkadering, zodat alle studenten gelijk kunnen vertrekken aan de meet en iedereen zich kan ontwikkelen in het vakgebied waar men met volle overtuiging voor kiest.

 

Matilde De Cooman, studentenvertegenwoordiger Taal- en Letterkunde aan de UGent en actief bij Comac (studentenbeweging van de PVDA).

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!