myrtales groot - Kathy De Wit
Nieuws, Toekomst, Celia ledoux - Celia Ledoux

Een artikel over de toekomst. Van mij. Ik vond het geen goed idee

Onder de noemer ‘Week van de toekomst: het jaar 2050’ publiceren we deze week toekomstessays. Zeven dagen lang schrijven uiteenlopende auteurs over waar we zouden kunnen staan in 2050. Celia Ledoux is schrijfster en columniste en schrijft voor De Morgen, Humo, De Standaard, De Redactie, Deus Ex Machina, Rekto:Verso en andere media. Haar kijk op de toekomst. "Het is zo schoon dat het niet kan zijn” versus “het is zo schoon dat het niet anders kan dan zijn"

maandag 21 oktober 2013 08:08
Spread the love

Een artikel over de toekomst. Van mij. Ik vond het geen goed idee

1) Voor mezelf (ja, ik begin stràks wel over algemeen belang, stelletje lefto’s). Men vond in mijn vroegere managementsmilieu ‘the big picture’ kunnen zien een pluspunt. Ik kan dat, en ik vind het gruwelijk.

Het is een lacune dat DSM (Diagnostic and statistic Manual of Mental Disorders) ‘The Big Picture’ niet optekende als syndroom. Hij dringt zich constant aan me op.

Zie ik een slogan, dan ontleedt iets vanbinnen vanzelf de mechanismen waarlangs hij moet werken en hoe mensen hem onbewust opnemen. Lezend over een gekapt bos, komt een miniplaneetje voorbij waarop nog-mini’er-machientjes bomen omwalsen op vele, vele plekken, onderwijl tonen vorderende kleurschema’s de gevolgen daarvan. Bij opvoedingsthema’s gaat een geschiedenislijntje lopen met tandenstokertjes en kleurgebieden bij bepaalde geplogenheden, meningen en verworvenheden en hoe dat ‘wat wenselijk is’ beïnvloedt in kinderomgang.

Vanochtend gooide ik verdorie het steeltje van een druif weg en begon me schuldig te voelen over vervuiling. Pathologische nonsens, vervelend, overdreven. En ik ben geeneens bij de Jezuïeten opgebracht.

Een stuk over de toekomst schrijven is met die automatische neiging tot dissecteren en grotere kaders trekken niet de leukste opdracht, zeker niet omdat ik die onnozele trek strak gebreideld hou met alle samenzweringstheoretische uitwassen die hij kan meebrengen.

2) Voor u. Want ik heb geen lust om u op te dringen wat ik in de toekomst zie. Het gevaar met toekomstvoorspellers, is dat hun profetieën zichzelf vervullen. En ik hou teveel van vrije wil. Bovendien heb ik geen eenduidige visie of klare kijk, alleen mogelijke, fluïde sporen en allerlei wissels ertussenin. Sporen die, zoals bij elke “denker” ongemerkt door persoonlijk denken worden vertroebeld.

Zo schoon dat het niet kan zijn versus zo schoon dat het niet anders kan dan zijn

Ik kan of wil u dus alleen over de toekomst vertellen hoe ik hem beschouw. Er vechten grof opgedeeld twee sporen in mij, die erg op een mogelijke hiernamaals-visie lijken. “Het is zo schoon dat het niet kan zijn” versus “het is zo schoon dat het niet anders kan dan zijn”.

Enerzijds, de neiging die overheerst wanneer ik meer kranten begin te lezen. Doem en tragiek komen op u af en de wereld vergaat in sneltempo. Sporadisch lees je het idee dat een mens van meer nieuws ongelukkiger wordt – alsof je anders verwacht. Fukushima’s reactor staat op ontploffen, er moet nog een baan aan de Brusselse ring (één blad later: dubbelpagina over de lichamelijke gevolgen van fijn stof), we drijven sociaal richting 1920 en met Antwerpen komt het nooit meer goed. Weinig oplossingen, weinig levensvreugd. Soms vrees ik voor hoe de gemiddelde journalist zich voelt. Goddank heb ik geen kabel, of ik zat aan de pillen.

Anderzijds heb ik zo’n fundamenteel geloof in de mens. Iets dat me vaak verdeelt van wie op zich mijn standpunten of aspiraties deelt, want zij zien mij als watje. Ik geloof bijvoorbeeld niet in harde revoluties. Bij de eerste Arabische Lente-protesten dacht ik als gelijk welke bomma “als dat maar goed afloopt…”. Ik sliep gisteren pas goed in toen Stéphane Hessel in mijn nachtlectuur (‘Neem het niet’) zei dat ook hij geweld en hoop niet vond samengaan. Dat actie werkt, maar revolutie zelden.

Meelevend geboren

Andere geloven zijn daarvan af te leiden. Ik geloof dat wij meelevend geboren worden. Ik vermoed dat een harde bedrijfsleider het misschien goed meent, maar vraag me af of die liefde of meededogen heeft gemist, ooit (ik meen dat, ja. Onderzoek in psychologie van de eerste leeftijd doet je ook de politieke realiteit anders zien).

Ik weet niet of er wel zoiets bestaat als ‘goeie handen’ als het op wapens aankomt; picnicprotesten op straat, kiss-ins en Palestijnen die elke week even naar dé muur wandelen zonder meer spreken me wel aan. Hell: als ik de 6 ex-hoofden van de Israëlische Shin Bet zie zeggen dat ze dóór hun carrière gematigd en pacifistischer zijn geworden, dat doet me wel iets.

Ik geloof in nuance en verschil, maar ook in gelijkenis. In de basis, die ons allen menselijk maakt. Heel regelmatig schrijf ik stukken die sociale aspecten aansnijden die ik nergens gecoverd zie. (Eigenlijk is dat ook de reden dàt ik opinies schrijf – het is namelijk veel leutiger om fictie en parodie en romans en dat soort fantastische genres te schrijven : dat een ander het niet doet.) Dat is altijd even eng, want als een ander het niet schrijft, kan het evengoed zijn dat het de hele wereld geen zak kan schelen. De reactie op die stukken doet mij in mensen geloven. De bijval is groot. De herkenning: dat woord wordt vaak aangehaald.

En natuurlijk flatteert applaus (het geneert ook) ; wat me echt pakt is hoe men reageert en waarom. Heel vaak lijkt het alsof mensen dit allang aan het denken waren, en het gewoon niet durfden zeggen. Omdat het niet in de tijd past.
En dus geloof ik ook in slingerbewegingen, en dat we niet rechtlijnig één kant opgaan, maar straks gewoon terugdeinen.

Twijfelen mag

In deze tijden van Samen Aan De Kar Trekken (UITROEPTEKEN) – is het niet evident om te zeggen: Stop eens even. Of: twijfelen mag. Stilstaan mag. Of: het moet niet in één dag gedaan, doe het liever goed. Doe het naar je hart, en met overleg van opinies. Doe het rustig in plaats van in zoveel mogelijk mediavertoon. Of: ik geef geen verworvenheid of rechtsstatelijk principe op, puur voor een target. Of: ik durf solidair zijn. Ik ben solidair zonder meer. Zonder twijfel. Zinnen die militant, gratuit, halfzacht kunnen klinken. Die teder en duidelijk zijn.

Elk artikel brengt mij bij: wij lijken in alle verscheidenheid meer op mekaar dan we denken. Wij willen meer solidair zijn dan we van mekaar vermoeden. Wij willen – om het met een boeddhistische platitude te zeggen – het goddelijke in mekaar zien.

Hoe de toekomst vanzelfsprekend werd

De grote kentering – om toch maar iets inhoudelijks te zeggen – kwam bij mij toen ik zwanger was. Daarvoor overheerste de cynische visie (geholpen door een corporate job en een klimaatexpert die bij elke milieutop met moroos nieuws terugkwam). Maar vanaf die twee geplaste strepen, was moroos geen optie meer. Het moest verder. Sterker: opeens was toekomst vanzelfsprekend. Opeens zag ik recycleren als een Grote Burgerdaad. Waren verkiezingen weer nuttig en stemmen een verantwoordelijkheid. Wilde ik dat dit beleid goed was en de wereld langdurig goed beheerd en wij allen (hebt ge mij gehoord?!) respectvol voor mekaar. Zelf in een crappy, stervende wereld leven, allà. Maar mijn kind zou dat verrekte niet overkomen.

Het is wellicht een vreemd soort optimisme. En mijn helikopterview helpt nu de boel weer te relativeren. Wanneer ecologische rampen mij schrik aanjagen, besef ik dat ettelijke momenten in onze geschiedenis de collectieve mensheid stuipen gaf. Bij al die eerdere gevaren blijken we uiteindelijk gezond verstand en hart gebruikt te hebben.

Dus ik ben er zo eentje, ja. Iemand die weigert u de toekomst voor te schrijven, die gelooft in vooruitgang. Niet zozeer van dingen of organisaties, maar van de mens zelf. Van onze samenhang. Noem het collectief bewustzijn. Leg er iets spiritueels in, kijk of het mij schelen kan. Als het maar werkt. Geen utilitarisme is ons vreemd.

Voortplanting als toekomst lijkt misschien al te simpel. Toch is het kijkend in de ogen die ik heb voortgebracht, dat ik me inschreef in een gemeenschap. Individualist kan je met kinderen nauwelijks zijn. Elk kind verlangt een gemeenschap en gemeenschapszin. Zo heb ik de gemeenschap(pen) op me heen leren kennen. Wat hen in deze multiculturele stad nog meer kenmerkt dan het wantrouwig feit dat ze collectief geloven dat elke andere gemeenschap het stiekem niet precies even goed meent als zijzelf, is dat ze onderhuids zo goed als altijd bepaalde principes delen, en die voor self-evident nemen.

Onder alle preconcepties zitten de steengebeitelde waarheden. De gelijkheid, het meeleven, het delen, het willen samenwerken, het beste willen voor je kind – en dat is een beste dat minder op prestatie en eerst zijn, dan op geluk in een gemeenschap gestoeld is.

Het ontroert me dat dat zo diep in de mens zit. Het verleden leerde me dat, zowel individueel als collectief, persoonlijk appèl bijna altijd een antwoord krijgt. Als ouder merk ik dat we dat persoonlijk appèl nodig hebben – zeker in dit stukje van onze geschiedkundige slinger.

Ik ben een believer geworden, omdat het bewijs zich aan me opdrong. Ook in de toekomst.

Je vind alle bijdragen aan de ‘Week van de toekomst: het jaar 2050’ in ons dossier ‘Week van de toekomst’.

take down
the paywall
steun ons nu!