Ik werd deze week door omstandigheden, die er verder niet zo veel toe doen, aangemaand om na te denken over de toekomst.
Ik vond dat vreemd, aangezien nadenken over de toekomst als een soort permanent gegeven doorheen mijn dagelijkse denken en doen slalomt.
En ik vond het bevrijdend, want het mocht, en dat in tijden waarin ‘Leef in het nu’, de marketingslogan van mindfulness- en onthaastingsprofeten, steeds luider klinkt.
Het is eigen aan zelfverklaarde wereldverbeteraars – waartoe ik ruiterlijk ook mezelf reken – dat de toekomst nooit aan hun blikveld ontsnapt, maar permanent en op drammerige toon op de achtergrond galmt, als een irritante echo.
De toekomst niet zien als een abstract en louter filosofisch gegeven, maar als een concrete plek waar mensen wonen zoals u en ik…misschien is dat wel de krachtigste drijfveer van het soort mensen die al eens hun volle en gepijnigde kop boven een maaiveld durven uitsteken, daar waar de speekwoordelijke zeis geduldig, maar genadeloos wacht.
De toekomst heeft veel gezichten, het ene al grauwer, utopischer, roziger, aannemelijker dan het andere. Ze valt te omschrijven naar keuze, in sombere en hoekige woorden of in dichterlijke schoonheid, als een onvermijdelijke of minstens waarschijnlijke dramaturgie of als een utopie vol lyriek en verlangen.
Is mijn toekomst verenigbaar met de uwe of die van de overburen of zal er om gebakkeleid moeten worden?
Is de toekomst wat je overkomt of wat je doet met wat je overkomt?
Eender welke toekomst is onafscheidelijk verbonden met haar verleden. Geschiedenis valt niet af te schudden als een natte handdoek. Ze kleeft aan ons vast als een tweede huid.
De keuzes die we maakten of mijdden bepalen onze richting en onze richtingloosheid.
De toekomst heeft evenveel grenzen als gezichten: de grenzen van de redelijkheid en het realisme, de grenzen van de menselijke capaciteit, de grenzen van de planeet, de grenzen van de wilskracht, de grenzen van de verbeelding.
Over wiens toekomst hebben we het eigenlijk? Over de onze? Over de uwe? Over die van de wereld? De wereld van onze kinderen of die van hun kinderen?
Proberen we te vertalen hoe we de wereld dromen of hoe we de diezelfde planeet zien afglijden naar een scene uit Wall-E of Animal Farm?
‘Woorden zijn wind’, zei iemand onlangs. Ik was het daar vurig niet mee eens. Woorden zijn misschien wel het krachtigste wapen van wie verder weerloos is.
Woorden doen ertoe. Hoe je de dingen benoemt vertaalt hoe je ze beleeft. Wanneer we het over de toekomst hebben kunnen we ons beroepen op een haast onuitputtelijk arsenaal aan woorden, het ene al ontoereikender dan het andere. Taal geeft gestalte aan wat we denken en dromen.
Vandaar: weeg uw woorden af, maar leg ze zonder al te veel omzichtigheid in de weegschaal. En vooral: gebruik uw woorden met de blik op de toekomst. De toekomst is aan het woord.
Mogen we allemaal de juiste woorden vinden.