Opinie - and

Heropening van de scholen en andere versoepelingen: waar blijft het maatschappelijk debat?

De heropstart en andere versoepelingen leiden begrijpelijk tot vreugde en hoerakreten bij ouders. Maar blijheid ontslaat ons niet om nuchter te blijven nadenken. Velen vragen zich terecht af of er niet te veel en te vlug wordt versoepeld. En waar blijft het maatschappelijk debat over de inzet van de keuzes die gemaakt worden?

maandag 25 mei 2020 15:10
Spread the love

 

Heel wat kinderen en ouders worden na meer dan twee maand huisarrest zot in hun kot. Ze zijn terecht blij dat de scholen weer open gaan zodat ze niet langer zorg voor de kinderen en (thuis)werk moeten combineren. Bij veel kinderen is de emotionele schade groot en zwakke leerlingen zijn aan het afhaken. Het is de kinderen meer dan gegund dat ze hun klasvriendjes kunnen terug zien en hun verhaal kunnen doen tegen de juf of leraar. Fijn dat ze straks naar zomerkampen of speelpleinen kunnen. En uiteraard willen wij de pret niet bederven voor iedereen die eindelijk weer kan gaan werken of winkelen, naar de kapper gaan, …

Als je met ernstige, levensbedreigende uitdagingen wordt geconfronteerd dan ben je blij met elk goed nieuws dat je kan krijgen. Dat is een normale menselijke reflex, die wij ook bij onszelf herkennen. Maar die reflex ontslaat ons niet om nuchter te blijven nadenken.

Laten we eerlijk blijven met onszelf. De huidige versoepelingen, komen er niet omdat we echt zeker zijn dat ze volstrekt veilig zijn of dat ze geen kwaad kunnen. Nee, die zekerheid hebben we niet. Uit andere landen weten we dat het virus heel snel terug de kop kan opsteken, zeker bij de huidige besmettingsgraad in ons land. De doorgevoerde versoepelingen gebeuren eerder omwille van economische motieven en omdat we de lockdownmaatregelen beu zijn.

Is het veilig om de kinderen terug naar school te sturen?

Over het virus weten we nog veel niet. Wat we wel met zekerheid weten is dat kinderen en jongeren er veel minder ziek van worden dan ouderen, zij het dat er bij zuigelingen wel ernstige ziekteverschijnselen kunnen optreden. Over of jongeren minder besmet worden en zelf de besmetting minder doorgeven aan elkaar of aan volwassenen lopen de meningen onder de wetenschappers sterk uiteen. Jongeren worden besmet, maar wellicht minder dan volwassenen. Daar is echter (nog) geen consensus over. Over de vraag of jongeren zelf minder besmettingen doorgeven is nog minder zekerheid, laat staan consensus. De onzekerheid over al die kwesties zal wellicht nog enkele maanden duren.

Vandaar dat de nieuwe maatregelen dubbel zijn. Alle kleuters mogen zonder veilige afstand samen in één lokaal, maar moeten wel in dezelfde bubbel blijven. Dat is onlogisch en dubbelzinnig. Ofwel besmetten kinderen elkaar niet, en dan zijn die bubbels niet nodig. Ofwel kunnen ze elkaar wel besmetten en dan is het totaal onverantwoord dat ze geen veilige afstand moeten houden. Vicepremier Koen Geens rekent er blijkbaar op dat kinderen elkaar wel degelijk zullen besmetten. Hij liet zich ontvallen dat op die manier “het onderwijs kan zorgen voor de opbouw van immuniteit”.

De kans dat kinderen ernstig ziek zullen worden door ze samen te brengen in één lokaal is klein. Vaak hebben kleuters ook jonge ouders en beneden de veertig jaar lopen ook zij weinig (maar niet geen) gevaar. Maar, en het is een grote maar, zij kunnen wel hun juffen besmetten en die moeten tegenwoordig tot hun 65ste lesgeven. Tussen haakjes, voor het onderwijspersoneel wordt leeftijd niet opgenomen in het risicoprofiel. Gemakshalve? Daarnaast kunnen die kleuters ook hun grootouders besmetten of familieleden die tot een risicogroep behoren. Deze bedenking geldt bij uitbreiding ook voor de kinderen van de lagere school en in een deel van het secundair onderwijs waar de ‘veilige afstand’ niet gegarandeerd kan worden.

Bij onzekerheid en bij een mogelijk risico op schade of dodelijke afloop geldt normaal het voorzorgsprincipe. Dat stelt dat zolang er geen wetenschappelijke consensus bestaat, de bewijslast voor elke maatregel bij de voorstanders van die maatregel ligt. Van die bewijslast hebben we nog niets gezien.

Naar een heropflakkering van de epidemie?

De heropstart van de scholen en de druk om zoveel mogelijk kinderen terug op de schoolbanken te krijgen zal de reproductiefactor R0,[i] ongetwijfeld doen stijgen. In Denemarken is die factor na de heropening van de scholen – mét in acht name van strikte veiligheidsregels – gestegen van 0,6 naar 0,9. In België bedroeg R0 begin mei 0,6. Door allerhande versoepelingen sedertdien: winkels, niet essentiële bedrijven, kappers, enz., is die op 22 mei gestegen tot 0,86.

Bij de huidige immuniteitsgraad van 6 procent moet R0 onder 1,06 blijven wil de epidemie niet opnieuw uitbreiden.[ii] Veel marge is er dus niet. Het verschil met het begin van de crisis is dat we nu een systeem hebben van contactonderzoeken en testen. Maar, om dat systeem echt efficiënt en waterdicht te doen werken zonder lockdown moet er dagelijks 2 tot 6 procent van de bevolking getest worden. Dat betekent minimum meer dan 200.000 Belgen per dag. Daar zijn we met onze huidige capaciteit van 25.000 per dag nog lang niet.

Op dit moment hebben we dagelijks evenveel nieuwe besmettingen als bij het begin van de lockdown. Toch blijven we volop versoepelen. Plots is het niet meer nodig om de effecten van de vorige maatregelen af te wachten. Het kan niet snel genoeg gaan.

Waarom halen we de curve niet volledig naar beneden (crush the curve in plaats van flatten the curve), totdat het virus zo goed als uitgeschakeld is en er nauwelijks nog besmettingen bijkomen? Op dit moment hebben we al het trieste wereldrecord van het meeste aantal coronadoden per inwoner. Een iets langere lockdown zou het aantal toekomstige ziekenhuisopnames en doden sterk naar beneden halen.

Wealth or health

Er is natuurlijk het ongeduld bij veel mensen omwille van het huisarrest en het loonverlies bij veel werknemers. Maar er zijn ook belangrijke economische belangen. Een studie in de VS heeft berekend dat elke maand dat de scholen hun deuren sluiten het bnp een verlies optekent van 0,1 tot 0,3 procent, omdat een deel van de ouders dan moet thuisblijven om op de kinderen te passen in plaats van te gaan werken. De economische elite ziet daardoor veel kapitaal verloren gaan. Ze wordt ongeduldig en pusht de Nationale Veiligheidsraad om snel(ler) te versoepelen.

De druk van de economische lobbygroepen verklaart waarom R0 in ons land niet drastisch naar beneden gehaald wordt en het aantal besmettingen maar traag afneemt of zelfs stabiel blijft. ‘Wealth or health’, hun geld of het leven van vooral onze ouderen, dat is de onderliggende maatschappelijke keuze waarover de versoepelingen van de lockdown gaat. Dat maatschappelijke debat, met als inzet duizenden levens, wordt niet echt gevoerd. Onbegrijpelijk en onverantwoord.

Voorstanders van de snelle versoepelingen verwijzen graag naar Zweden. Daar is nauwelijks een lockdown geweest en zijn de cafés of restaurants altijd opengebleven. Dat klinkt leuk, maar de gevolgen zijn niet min. Het aantal doden per inwoner is er 4 tot 9 keer hoger dan bij de buurlanden. De ‘dodelijke’ aanpak heeft het land nochtans geen voordeel opgeleverd. Van de gehoopte opbouw van immuniteit is geen sprake en in vergelijking met de buurlanden zijn de economische groeicijfers niet beter.

Mindere strikte quarantaine en snellere versoepelingen levert voor sommigen economisch voordeel op en geeft wat meer levenscomfort voor de meesten van ons. Maar dat betalen we cash met het leven van honderden tot duizenden mensen, vooral ouderen. Zijn we bereid die prijs te betalen? Hebben wij al niet te veel ouderen opgeofferd in de voorbije maanden? Is en was het dat allemaal waard? Dat is het maatschappelijk debat dat we moeten voeren, maar waar we nu aan voorbijgaan.

De rush naar school

Los van het veiligheidsaspect kunnen ook heel wat vragen gesteld worden bij de wijze waarop deze heropstart wordt aangepakt. Het is de ambitie van de minister van Onderwijs om alle kinderen terug op de schoolbanken te krijgen en liefst zo snel mogelijk. Mensen op het terrein weten dat dit niet haalbaar is. Er zijn gewoon te weinig (grote) lokalen om aan alle leerlingen les te kunnen geven op anderhalve meter afstand. Bovendien is er heel wat personeel tekort om die hele organisatie rond te krijgen. Met deze ‘rush naar school’ oefent de minister, geholpen door ander lobbygroepen, druk uit op de Nationale Veiligheidsraad om de veiligheidsmaatregelen te versoepelen. Voorzorgsprincipe? Nooit van gehoord.

Zet je eens in de plaats van leerkrachten en directieleden. Halverwege maart moesten ze hun manier van lesgeven volledig en onvoorbereid omschakelen. Ze hebben zich daarvoor uit de naad gewerkt en hun paasvakantie opgeofferd. Daarna hebben ze daarbovenop hun school helemaal gereorganiseerd: banken versleurd, speelplaatsen gecompartimenteerd met tape of nadarhekkens, ingewikkelde lessenroosters opgesteld om de bubbels niet met elkaar in contact te brengen, enz. Nu krijgen ze te horen dat ze hun huiswerk opnieuw mogen maken, want alle leerlingen moeten terug naar de klas. De kans is groot dat burn-out zich als een virus zal verspreiden.

Komt daar nog eens bij dat Weyts de druk op een handige manier bij de scholen en leerkrachten legt. Hij geeft het signaal dat alle kinderen terug naar school kunnen. Zo luidde het ook in de krantentitels vlak na de vergadering met de onderwijskoepels: “Kleuter- en lager onderwijs kan volledig openen vanaf 2 juni”. ‘Kan’ dus, maar de veiligheidsmaatregelen blijven wel gelden. Om klassen van 20 leerlingen te ontvangen (dat mag) heb je wel lokalen nodig van minstens 88 vierkante meter. Dat is meer dan de oppervlakte van een gemiddeld appartement. Die zijn er dus niet in de meeste scholen. Vandaar ook dat veel scholen momenteel de turnzaal of de refter inpalmen.

Waarom die rush dan toch en die valse hoop? We staan bijna zeker voor een lange periode waarin we onderwijs ‘op een anderhalve meter’ zullen moeten inrichten. We moeten dus op langere termijn de zaken aanpakken in plaats van nu nog snel alles te proberen forceren. Om onderwijsexpert Machteld Verbruggen te parafraseren: “In het begin van een marathon begin je toch niet te sprinten?” Ook moet er gedacht worden in functie van het welzijn van de leerlingen én de leerkrachten.

Welke opstart dan wel voor de scholen?

Scholen zouden best voorrang geven aan leerlingen die afgehaakt zijn of wellicht geen A-attest zullen halen. Ze moeten zorgen voor een goede oriëntatie van leerlingen die afstuderen of in september een nieuwe richting moeten kiezen. De meeste aandacht moet ook gaan naar het sociaal-emotioneel welzijn en niet naar het snel nog wat leerstof in de leerlingen proppen. En tenslotte moeten scholen goede regelingen treffen om het anderhalve-meter-onderwijs voor alle leerlingen voor volgend schooljaar goed voor te bereiden.

Om dat laatste goed te kunnen organiseren zal er een pak meer personeel nodig zijn dan nu het geval is. Dat zal natuurlijk heel wat middelen vergen, maar het kan meteen een deel van de toegenomen werkloosheid helpen opvangen. Ook dat maatschappelijke debat zullen we moeten voeren.

 

Notes:

[i] De reproductiefactor R0 geeft aan hoeveel personen een coronapatiënt gemiddeld besmet en dus hoe sterk het virus zich verspreidt. Als R0 groter is dan 1 dan breidt het virus zich uit in het geval er geen immuniteit is. Die uitbreiding is exponentieel.

[ii] Als I de immuniteitsgraad van de bevolking is, dan geldt: R0 < (1/(1-I)).

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!