Salvador Allende (m). Foto: Bibliotheek Nationaal Congres Chili:CC BY-sa 3:à
Analyse - Guy Vanthemsche,

De economische erfenis van Pinochets staatsgreep

Op 11 september 1973 werd Salvador Allende vermoord. Het was het startschot van een catastrofale neoliberale revolutie in Chili, die tot vandaag slachtoffers maakt. Professor em. Guy Vanthemsche analyseert de gevolgen van de allereerste toepassing van het neoliberalisme voor de wereld vandaag.

dinsdag 19 september 2023 15:38
Spread the love

 

Wie ‘9/11’ hoort, denkt wellicht aan de terreuraanval op de Twin Towers in New York, in 2001. Veel minder mensen associëren die datum met een andere catastrofe, die 28 jaar eerder plaatsvond en veel meer slachtoffers maakte.

Op 11 september 1973, precies 50 jaar geleden, werd de democratisch verkozen president van Chili, de socialist Salvador Allende, immers afgezet door een militaire junta onder leiding van generaal Augusto Pinochet. Allende kwam daarbij in nooit opgehelderde omstandigheden om het leven .

De militaire dictatuur ontkent neoliberale revolutieAllende’s verkiezing in 1970, onder de vlag van de linkse Unidad popular, ontketende heel wat hoop, zowel in Chili als in buitenlandse progressieve milieus.

De privileges van de machtigen zouden eindelijk aangetast worden, de armste mensen zouden er op vooruitgaan, de bezitsstructuren in landbouw en industrie zouden fundamenteel gewijzigd worden – en dat alles op geweldloze wijze.

Milton Friedman vond het geen probleem dat zijn economische theorie voor het eerst werd toegepast in een militaire dictatuur. Foto: Ellen Meiselman/CC BY-SA 2:0

De ‘Chileense weg naar het socialisme’ ging echter niet over rozen, wel integendeel. Al gauw had het land te kampen met enorme economische moeilijkheden: torenhoge inflatie, tekorten allerlei, budgettaire ontsporingen, werkloosheid.

Deels waren ze de erfenis van de inefficiënte, bureaucratische en cliëntelistische beleidsmethoden (waarin de overheid al een grote rol speelde), deels kwamen ze voort uit beleidsfouten van en spanningen binnen de nieuwe politieke verantwoordelijken.

Maar die moeilijkheden waren verder ook aangevuurd door de interne oppositie van de middengroepen en de elites die zich bedreigd voelden door het ‘democratische experiment’. Stakingen, bijvoorbeeld binnen de strategische transportsector, ontregelden de normale gang van zaken. Quasi onmiddellijk na de start van Allende’s bewind broedden militaire topfiguren op een gewelddadige omverwerping.

De moeilijkheden waarmee het ‘linkse’ bewind te kampen had, waren koren op de molen van de ontevredenen. Externe steun kwam daarbij als geroepen. Washington zag de ontwikkelingen onder Allende met lede ogen aan, en dat was lang geen unicum.

Een week na de staatsgreep viert Pinochet (2de links) de onafhankelijkheid met de stafchefs van de luchtmacht, zeemacht en politie. Foto: Levan Ramishvili/Public Domain

Al decennia, ja zelfs al anderhalve eeuw lang hielden de VS hun ‘achtertuin’, de Centraal- en Zuid-Amerikaanse landen, in een ijzeren greep om iedere aantasting van de lokale elites, en dus van hun eigen economische belangen, te voorkomen – desnoods met bruut geweld.

Allende’s Chili werd dus het zoveelste zorgenkind van de Amerikaanse overheid, geheime diensten en zelfs machtige privémultinationals (zoals ITT) die van het ‘marxistische’ beleid in Santiago, de Chileense hoofdstad, niets wilden weten.

Miljoenen dollars steun werden toegekend om de oppositionele partijen en pers te ondersteunen en om andere covert actions en sabotage allerhande, zoals de eerder vernoemde stakingen, (mede) te organiseren. De details hoeven we hier niet te geven.

De eerste zin van heto nderzoeksrapport van de US Senate Select Committee on Intelligence Activities spreekt boekdelen: ‘Covert United States involvement in Chile in the decade between 1963 and 1973 was continuous and massive’.

Resultaat: de staatsgreep van 11 september 1973, waarvan de dramatische, zij het wazige en grijze beelden in het geheugen staan gegrift van al wie voor 1958 geboren is en progressief was en is. Het presidentieel Palacio de La Moneda werd beschoten en president Allende’s laatste foto toont hem, angstig naar boven kijkend met een militaire helm op het hoofd.

Korte tijd nadien verloor hij het leven in het paleis zelf. Zijn portret werd iconisch bij de toenmalige generatie – zelfs al is het ondertussen wat vergeten geraakt bij de jonge telgen. Toen verzinnebeeldde Allende’s gezicht het protest tegen het agressieve Amerikaanse imperialisme.

De foto van nieuwe machthebber, Augusto Pinochet, werd dan weer hét symbool van de gruwelijke dictatuur: strak in militair uniform, met zwarte zonnebril en meedogenloos opeengeperste lippen met naar beneden getrokken mondhoeken.

In de kortste keren leefde de Chileense bevolking inderdaad in een nachtmerrie – of althans de linkse oppositie en de delen van de werkende bevolking die zich niet wilden neerleggen bij het ‘nieuwe normaal’.

Het parlementaire regime werd vervangen door een schrikbewind dat het land gedurende 17 jaar zou besturen. Binnen het eerste jaar werden naar schatting 3.000 mensen vermoord. De arbeidersbeweging werd gekraakt. Arbitraire aanhoudingen en folteringen behoorden tot de courante instrumenten van de nieuwe machthebbers. Duizenden Chilenen vluchtten naar het buitenland.

De ‘Chicago Boys’ namen het economische beleid in handen, meestal economisten van de Katholieke Universiteit van Santiago.

Dit gruwelijke ‘palmares’ is vrij klassiek voor dergelijke dictaturen. Het regime van Pinochet onderscheidde zich echter vooral door zijn economische politiek. Terwijl het vorige bewind, onder Allende, zich presenteerde als een experiment in democratische overgang naar het socialisme, wilde het nieuwe militaire bestuur een maatschappelijke omwenteling in de tegenovergestelde richting realiseren.

De kordate invoering van onversneden kapitalistische marktmechanismen moest de dictatuur immers mee legitimeren. De zogenaamde Chicago Boys namen het economische beleid in handen, meestal economisten van de Katholieke Universiteit van Santiago, die ook gevormd waren aan de Universiteit van Chicago, waar de neoliberale opvattingen van onder meer Milton Friedman hoogtij vierden. Vooral vanaf 1975 voerden ze een reeks drastische hervormingen door op sociaaleconomisch vlak.

Massale privatiseringen, op alle gebieden

Om komaf te maken met de zogenaamd ‘marxistische’ aanpak van onder Allende, wilden de militairen en hun bondgenoten de Staat zoveel als mogelijk afbouwen. De ‘vrije markt’ moest overal triomferen. Ambtenaren werden ontslagen, lonen en wedden werden verminderd.

Ettelijke overheidsbedrijven werden in snel tempo geprivatiseerd, dat wil zeggen overgemaakt aan private aandeelhouders. Een nieuwe Arbeidscode, ingesteld in 1979 onder impuls van minister José Piñera, de broer van de vorige president Sebastián Piñera (2018-2022), ‘liberaliseerde’ de arbeidsmarkt, wat concreet betekende dat het stakingsrecht werd ingeperkt en dat de bescherming van de loontrekkers werd aangetast, met onder meer een stijging van de kwetsbare en informele jobs als gevolg.

Het radicale karakter van de aanpak van de Chicago Boys blijkt echter vooral uit het feit dat de privatiseringen ook werden doorgevoerd in domeinen die elders doorgaans als overheidsbevoegdheden worden beschouwd. De sociale bescherming is daar één voorbeeld van.

De pensioensector werd radicaal hervormd. Voortaan kwam het gros van de bevolking terecht in een kapitalisatiesysteem (ieder spaart voor zijn eigen pensioen), beheerd door private pensioenfondsen.

Private kassen namen ook het voortouw in de gezondheidszorg. Het onderwijs ontsnapte evenmin aan de privatisering. De overheidssubsidiëring van scholen werd sterk teruggeschroefd en op korte tijd kwamen de meeste leerlingen in private scholen terecht. Het hoger onderwijs onderging hetzelfde lot: voortstuderen vergde voortaan enorme financiële offers.

Liberalisering was ten slotte ook de boodschap in de transportsector en in de grond- en woningmarkt. Kortom: in alle domeinen van het dagelijkse leven werd de gewone mens voortaan overgelaten aan de ‘vrije marktwerking’.

Een succesvolle aanpak?

Volgens de neoliberale ideologie zou die schoktherapie op korte termijn heilzaam zijn voor iedereen. Het tegendeel bleek waar. Het paardenmiddel zorgde in eerste instantie voor een inkrimping van het bbp en een enorme stijging van de werkloosheid. De recessie van 1982 kwam daar nog bovenop.

Bedrijven die in nood kwamen, moesten opnieuw gered worden door de overheid (om nadien alweer in private handen over te gaan). De sociale ongelijkheid, die al sterk was, nam nog scherpere vormen aan. Het aandeel in de totale inkomens van de hoogste 20% verdieners nam toe van 54,5% in 1969 naar 60,7% in 1987. Het aandeel van de laagste 40% nam daarentegen af van 12,1% naar 9,9%.

Het paardenmiddel zorgde in eerste instantie voor een inkrimping van het bbp en een enorme stijging van de werkloosheid.

Maar anderzijds evolueerden bepaalde indicatoren in de ‘goede’ richting, onder meer de exportprestaties en de buitenlandse investeringen. Het overheidstekort en de prijsstijgingen werden teruggedrongen, en de economie groeide jaarlijks gemiddeld met 2,8% tussen 1973 en 1989 (toch een stuk minder dan in de post-dictatoriale periode).

Daarom gewaagden sommigen van het ‘Chileense economische mirakel’ dat te danken was aan de neoliberale hervormingen. In die evaluatie werd de sociale en menselijke kost aan de kant geschoven.

Na de dictatuur: ‘democracia tutelada’ en ‘neoliberal trap’ … met verzachtingen

De dictatuur van Pinochet stopte dan wel in 1990 (na een referendum twee jaar eerder), dat betekende echter niet dat het regime als dusdanig helemaal werd omvergehaald. Integendeel. Pinochet zelf trad af, maar werd nooit berecht. Hij stierf in zijn bed op 91-jarige leeftijd in 2006.

Die anekdote symboliseert het voortbestaan van de bakens die de junta had uitgezet. Om de vreedzame overgang naar het democratische regime mogelijk te maken, gingen alle politieke krachten (incluis de gematigde linkse partijen) akkoord met een trade-off: de politieke liberalisering zou er komen mits het behoud van het neoliberale systeem.

De Grondwet die werd opgesteld in 1980, onder het dictatoriale regime, werd wel geamendeerd maar bleef van kracht. Al wie zich schuldig gemaakt had aan schendingen van de mensenrechten, uiteraard vooral de militaire kliek, ging vrijuit.

Daarom werd het regime door politicoloog Felipe Portales omschreven als een ‘democracia tutelada’, een term die wijst op het bevoogde karakter van de Chileense democratie, die geen nieuwe basiswet uitwerkte.

De economist Andres Solimano gebruikte dan weer de term ‘neoliberal trap’, wat duidt op het feit dat de essentie van het werk van de Chicago Boys onaangeroerd bleef. Onaangeroerd in essentie, maar toch aangepast, of beter gezegd gemilderd door nieuwe vormen van (zachte) sociale staatsinterventie.

In 1990 kwam de zogenaamde Concertación aan het roer, een centrumlinkse coalitie van socialisten, radicalen en christendemocraten. Ze bestuurde het land gedurende twintig jaar, tot 2010. De enorme ontwrichtingen die veroorzaakt waren door het onversneden neoliberale beleid moesten dringend worden aangepakt.

Meer overheidsgeld ging dus opnieuw naar sociale programma’s, wat onder meer leidde tot een drastische vermindering van de armoede (van meer dan 40% van de bevolking in 1989, tot circa 15% in 2009).

De reële lonen gingen de hoogte in (met basis 1970 = 100 evolueerden ze als volgt: 128 in 1972 voor de coup; 62 in 1974 één jaar na de staatsgreep; 90 in 1990 met het einde van de junta; 2008: 150).

De inkomensongelijkheid werd licht verminderd: het aandeel van de 20% hoogste inkomensverdieners daalde van 59,3% in 1996 naar 56,8% in 2006; het aandeel van de 40% laagste steeg licht van 10,4% naar 11,8%.

Maar in Chili bleef, en blijft, de inkomensongelijkheid bijzonder hoog. De Gini-coëfficiënt, een meetlat van die ongelijkheid (hoe hoger het cijfer, hoe meer de inkomens geconcentreerd zijn in weinige handen), bedroeg in 2011 0,54, terwijl het gemiddelde van de OESO-landen 0,38 was.

Blijvende spanningen, al jarenlang

Kortom, na de dictatuur bleef het neoliberale systeem in essentie bestaan, al werden de effecten ervan gemilderd door meer ‘sociaalvoelende’ centrumlinkse regeringen. Onder meer de socialistische presidente Michelle Bachelet, verkozen in 2006, kon daarom bogen op een indrukwekkende populariteit.

Maar in 2010 werd het roer opnieuw omgegooid. De rechtse kandidaat, Sebastián Piñera, werd verkozen. Na een intermezzo van opnieuw Bachelet, tussen 2014 en 2018, mocht dezelfde Piñera daarna opnieuw zijn intrek nemen in het presidentiële paleis in Santiago.

De man is een miljardair, bezit een tv-station en is aandeelhouder in tal van ondernemingen. Hij was niet zelf betrokken bij het militaire regime, maar zijn omgeving heeft daar wel banden mee. Zopas hebben we opgemerkt dat zijn broer, als minister onder Pinochet, de architect was van de nog vigerende Arbeidscode. De voormalige president was dus zeker geen tegenstander van de neoliberale lijn en een aantal Chilenen zagen zijn herverkiezing dan ook als de terugkeer van het neoliberalisme pur et dur.

Na de dictatuur bleef het neoliberale systeem bestaan, al werden de effecten ervan gemilderd door meer ‘sociaalvoelende’ centrumlinkse regeringen.

Dit terwijl de structurele gevolgen van de neoliberale reshuffle van de Chileense samenleving zich nog altijd lieten gevoelen. De universiteitsstudenten kampten met grote materiële moeilijkheden en moesten zich stevig in de schulden steken, omdat de kosten van het geliberaliseerde hoger onderwijs zo hogen opliepen.

Armen werden uit de stadscentra verdreven door de torenhoge prijzen van de vrije woningmarkt en kwamen terecht in armoedige wijken aan de rand van de stad. Stadsbewoners werden getergd door het slecht werkend en dure openbaar transport. Goede scholing en gezondheidszorg was er enkel voor wie de kosten kon betalen.

Ondanks hervormingen onder Bachelet, bleef het geprivatiseerde pensioensysteem tal van ouderlingen parten spelen, omdat niet iedereen in staat was om voldoende eigen pensioenkapitaal op te bouwen. Vrouwen voelden zich achtergesteld in een nog sterk machistisch land.

Al die problemen verklaren waarom de sociale onrust jarenlang broedde in Chili. In 2011 haalden de sterke en langdurige studentenprotesten de wereldpers. In maart 2013 was er een belangrijke feministische staking die ook het neoliberalisme op de korrel nam. Nog in 2013 was er wijd protest tegen de gebrekkige situatie van de helemaal geprivatiseerde watervoorziening.

Kortom, de nieuwe aanhoudende protestgolven van 2019, die zelf uitmondden in een algemene staking, kwamen niet zomaar uit de lucht vallen. Ze waren een uiting van de toenemende weerbaarheid van sociale organisaties en bewegingen die zich wilden bevrijden van het structurele juk dat de militaire dictatuur aan de daaropvolgende democratie had opgelegd.

Hoewel Piñera eerst de kaart van de repressie trok, deed hij in november 2019 uiteindelijk toch een cruciale toegeving. Hij kondigde aan dat een constitutionele hervorming niet was uitgesloten. Daarop besliste het parlement om een referendum te houden: zou de oude grondwet behouden worden of moest er nieuwe komen?

In oktober 2020 koos een overweldigende meerderheid van 78% voor de tweede optie. In de verkiezingen van mei 2021 voor de aanduiding van de 155 leden van de ‘grondwetgevende conventie’ (of constituante), met niet minder dan 1.400 kandidaten, behaalden de linkse en onafhankelijke krachten een meerderheid.

Onder de leden bevond zich een actieve vertegenwoordiging van de inheemse volkeren, dit wil zeggen de bevolkingsgroepen die al in Chili woonden voor de komst van de Spanjaarden rond het midden van de 16de eeuw (bijvoorbeeld de Mapuche).

Die groepen waren al eeuwenlang het kind van de rekening. Ze werden gediscrimineerd, misprezen en beroofd van hun traditionele grondbezit. Het nieuwe activisme van de ‘inheemse volkeren’ dat zich op vele plekken van de wereld en zeker in Latijns-Amerika voordoet, is dus ook voelbaar in het langgerekte Zuid-Amerikaanse land.

Eindelijk een breuk met het neoliberalisme en Pinochets erfenis?

Begin de jaren 2020 hadden de progressieve krachten in Chili dus duidelijk momentum. Dat bleek ook uit de daaropvolgende presidentsverkiezingen, die vrij en ongehinderd verliepen, in tegenstelling tot wat vaak gebeurt in andere Latijns-Amerikaanse landen.

Ze leverden een verrassende winnaar op: de vijfendertigjarige Gabriel Boric, die 56% van de stemmen behaalde tegen zijn extreemrechtse en Pinochet-nostalgische rivaal. Die tegenstander, José Antonio Kast, was een bijzondere figuur: zijn vader, ex-officier in het nazi-leger was na de oorlog naar Chili gevlucht en zijn broer Miguel was een van de Chicago boys onder de dictatuur.

Als linkse, voormalige studentenleider was Boric naar de kiezer gestapt met een vrij ingrijpend hervormingsprogramma. In juli 2022, vier maand na Boric’ aantreden, legde de constituante haar ontwerp voor.

Het bevatte onder meer gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in instellingen, recht op water (dat niet langer behandeld mag worden als koopwaar), een grondig hervormde sociale zekerheid, gratis hoger onderwijs, efficiënte en duurzame mobiliteit in handen van de overheid, erkenning van de ecologische crisis, betere bescherming van de inheemse volkeren, enzovoort.

Maar dan kwam de koude douche voor de progressieve krachten in Chili (en daarbuiten), en natuurlijk in de eerste plaats voor president Boric zelf. In september 2022 werd het ontwerp per (verplicht!) referendum afgewezen door 62% van de Chilenen.

Vreemd genoeg stemden de 20% armste kiezers overweldigend tegen de nieuwe, progressieve tekst. In mei 2023 werd een nieuwe constituante verkozen, maar nu bestaat ze uit een rechtse en zelfs ultraconservatieve meerderheid. Als ook dat ontwerp eind dit jaar ook afgewezen wordt, blijft de oude grondwet gelden.

Ondertussen probeert Boric een nieuwe stempel te drukken op het economisch beleid, bijvoorbeeld door een sterkere publieke greep te verwerven op de productie, verwerking en export van kostbare ertsen, zoals het zeer gegeerde en zeldzame lithium dat de ecologische transitie moet vergemakkelijken. Afwachten wat dat wordt!

Chili blijft diep verdeeld en getekend door enorme sociale contrasten.

Eén ding is alvast duidelijk: Chili’s problemen zijn niet in een handomdraai verdwenen, ook niet na de verkiezing van een linkse president. Het land blijft diep verdeeld en getekend door enorme sociale contrasten.

Aanzienlijke lagen van de bevolking, niet alleen de elites maar ook brede middenlagen, blijven gehecht aan een conservatief en neoliberaal wereldbeeld en aan een ‘eengemaakt’ Chili dat geen plaats zou maken voor de inheemse volkeren.

Na de staatsgreep van 1973 bleek het vrij ‘eenvoudig’ om komaf te maken met de bestaande economische methoden en structuren, waarin de overheid een grote rol speelde. Het ‘volstond’ toen enkele duizenden opposanten brutaal van kant te maken of te verdrijven, de centrum- en linkse partijen monddood te maken en de syndicale beweging te onderdrukken.

Het blijkt nu echter bijzonder moeilijk om met democratische middelen en op geleidelijk manier tabula rasa te maken met het neoliberale systeem dat zoveel sociale ellende veroorzaakt heeft.

 

Dit artikel werd overgenomen van Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 7 (september), pagina 59 tot 65.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!