Plots is Maarten Boudry de verdediger van de vrije meningsuiting van fascisten en complotdenkers? Dat is opmerkelijk want als voorman van het genootschap SKEPP was hij enkele jaren geleden nog stellig van mening dat er aan de universiteit geen plaats is voor pseudowetenschap. Deze sceptische studiekring ging daar bovendien soms ver in, vanwege de ideologische voorkeur van zijn apostelen.
Tijdens de activiteiten van de SKEPP aan de UGent was niet alleen de psychoanalyse maar bijvoorbeeld ook het marxisme kop van jut. Want Karl Popper had daar ruim een halve eeuw geleden iets ontmaskerend over geschreven, klonk het. Dus, weg ermee? Tot zover de aandacht voor ideeëngeschiedenis in onze open samenleving.
Tijdens de activiteiten van de SKEPP aan de UGent was niet alleen de psychoanalyse maar bijvoorbeeld ook het marxisme kop van jut
Samen met zijn schrijfbroeder en journalist, Joël De Ceulaer, opperde Boudry nog niet zo lang geleden in de kranten ook nog dat het toch wel een schandaal was dat iemand als professor Paul Verhaeghe les kon geven aan de Gentse universiteit. Hopla, oproep tot beroepsverbod.
Maar voor Filip Dewinter? Met een discours waarover Boudry zelf de mening is toegedaan dat het om een fascistische complottheorie gaat? Dat moet wel kunnen blijkbaar. Blijkbaar is Boudry nu hoffilosoof van dienst die zijn baas, Rik Van de Walle, uit de wind wil zetten. Want de rector is door zijn onsamenhangende verdediging van een extreemrechtse provocatielezing aan de Gentse universiteit in een onverdedigbaar straatje beland.
Een discours waarover Boudry zelf de mening is toegedaan dat het om een fascistische complottheorie gaat? Dat moet wel kunnen blijkbaar
Ook opmerkelijk: volgens Boudry, die zich wel meer geroepen voelt om zich te profileren als tegenactivist, zou het antifascistische protest Dewinter alleen maar goed uitkomen, als een ‘gewillig Grieks koor in zijn stuk theater’. Alsof dat breed protest geen signaalfunctie zou hebben dat studenten en bij uitbreiding een ruimer publiek erop wijst dat dit potje gevaarlijk stinkt en we de normalisering ervan moeten bestrijden.
En als Boudry zo over protest denkt, is hij in zijn hoedanigheid van allround criticaster dan eveneens ‘het Griekse koor’ voor bijvoorbeeld de klimaatbeweging die hij in menige bijdrage zo verbeten op de korrel neemt?
Betekeniskader verschuiven
Boudry wil met zijn artikel terloops enige legitimiteit scoren door zichzelf een zogenaamde centrumpositie aan te meten: Dewinter is dan wel een fascist, lezen we, maar een bepaald soort links zou diens succes in de hand werken door niet kritisch genoeg te zijn voor de Islam.
Door de focus van het debat op de term islamofobie te willen leggen – dewelke door sommige van zijn collega’s gebruikt zou worden om religiekritiek af te knijpen en zo alweer de vrije meningsuiting te verhinderen – loopt Boudry wel een heel eind mee in de logica van de omvolkingstheorie.
Immers, zoals Lieven De Cauter en Patrick Deboosere in hun kritische analyse van de omvolkingstheorie benadrukken, gaat het niet alleen om de constructie van een vijandsbeeld – wij zouden samen ‘een volk’ zijn dat door ‘een ander volk’ onder druk zou komen te staan – maar ook om het intentieproces dat er een bepaalde politiek correcte elite zou zijn als interne vijand – ‘de cultuurmarxisten’, klinkt het soms – die de aanstichters van deze vermeende bedreiging zouden zijn.
En die moet aangepakt. Met zo’n samenzweringstheorieën heb je vroeg of laat terroristen zoals de Vlaams-nationalistische militair Jürgen Conings die een viroloog en journalisten wou omleggen. Dat drama is nog maar een jaar geleden, maar vrijwel al zo goed als vergeten.
Met zijn verschuiving van het betekeniskader gaat Boudry mee in die verdachtmaking: ‘links’ zou hier een probleem zijn, want aanstichters die een kritisch debat zouden blokkeren, waardoor extreemrechts momentum zou krijgen. Trek die insinuatie door en je eindigt bij de gedachte dat ‘links’ zo extreemrechts een redelijke grond voor haar charges biedt, zelfs een oorzaak is.
Ter zijde, als alwetende filosoof zou Boudry nochtans moeten weten dat een religiekritiek die zich enkel op de culturele dimensie richt, zoals het eventuele verschil in gedrag en waarden, intellectueel hypocriet is omdat je zo de onderliggende sociaaleconomische dimensie buiten beeld houdt. Zo achterhaal je bijvoorbeeld niet wat religie als vluchtheuvel populair maakt en wat het doet radicaliseren. Die enge blik is in het geval van Boudry helaas geen toeval.
Max Horkheimer
Over ‘cultuurmarxisten’ gesproken, als Boudry werkelijk ‘de angel uit het doemverhaal’ over de omvolking van extreemrechts wil halen – Theo Francken tweet nota bene ook graag over de hashtag ‘#wegmetons’ – dan zou hij zich eens moeten verdiepen in het werk van de Frankfurter Schule. Helaas zijn dat filosofen die ook op zijn zwarte lijst staan.
In de jaren 30 schreef Max Horkheimer bijvoorbeeld de fameuze zin: “Wie over het kapitalisme niet wil praten, die moet ook over het fascisme zwijgen”. En hij vervolgde: “want deze totalitaire orde is niets anders dan haar voorgangster die haar remmingen verloren heeft. Zoals oude mensen soms kwaadaardig worden omdat zij in de grond altijd zo waren, zo neemt de klassenmaatschappij uiteindelijk de vorm aan van een Volksgemeenschap.”
“Wie over het kapitalisme niet wil praten, die moet ook over het fascisme zwijgen”
(…) “De theorie (van het marxisme) heeft de mythe van de harmonie tussen ieders belangen onderuitgehaald. Ze heeft het liberale economische proces beschreven als een reproductie van de machtsverhoudingen via verdragen die door de eigendomsverhoudingen werden afgedwongen. Die bemiddeling wordt nu (door het fascisme) afgeschaft.” Horkheimer besloot: “Het fascisme fixeert de extreme verschillen die de waardewet uiteindelijk produceerde.” (Citaten Die Juden und Europa, 1939)
Kortom, in de jaren 30 zag het kapitaal het fascisme als een reddingsboei tegen de opgang van de arbeidersbeweging. De sociale strijd tussen klassen werd zo omgebogen naar een culturele strijd tussen bevolkingsgroepen. Via de mythe van de ‘volksgemeenschap’ zou er vrede tussen de klassen zijn – aandeelhouders en werkvolk zijn dan samen ‘de productieven’, zo zou Bart De Wever zeggen.
We kunnen er vanuit gaan dat Boudry de link tussen fascisme en kapitalisme simpelweg niet wil denken
We kunnen er echter vanuit gaan dat Boudry de link tussen fascisme en kapitalisme simpelweg niet wil denken. Immers, in zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (2019) verklaarde hij zichzelf een vurig voorstander van neoliberale leermeesters zoals Friedrich Hayek en schrijft hij zaken als: ‘de huidige wereld is nog niet neoliberaal genoeg’, ‘neoliberalisme, hoe je het ook definieert, heeft helemaal geen puinhopen veroorzaakt. De echte puinhoop is alle rommel die critici erover bijeen geschreven hebben.’
Als neoliberaal filosoof kom je helaas niet aan een degelijke analyse van het fascisme toe. Je bent bovendien ook een deel van het probleem omdat de ideologie die je voorstaat, de opgang van extreemrechts in de hand werkt.
Liberale pro forma democratie
Boudry profileert zich desondanks als een voorvechter van de Verlichting. Kapitalisten die het over mensenrechten en democratie hebben, het blijft wel pijnlijk hilarisch.
Hebben ze er enige notie van wat het Westen de voorbije twee eeuwen in het globale Zuiden zoal heeft uitgestoken? En hoe elke poging tot democratisch zelfbestuur aldaar vakkundig onderuit is gehaald omdat het een bedreiging vormde voor de Westerse financiële belangen?
Boudry zou bijvoorbeeld Op de ruïnes van het imperialisme (2013) van Pankaj Mishra kunnen lezen, hij zou dan net zoals vele studenten aan de UGent meer begrijpen over het slagveld van de kolonisatie in de 19de eeuw, en hoe dat de wereld van vandaag bepaalt, inclusief de politiek-maatschappelijke rol die de Islam vandaag speelt.
Of Imperialisme voor beginners. De CIA, haar coups en haar politieke moorden (2021) van Vijay Prashad, om een zicht te krijgen op wat het Westen in de 20ste eeuw allemaal uitstak, jawel, in naam van de democratie.
De pijnlijke waarheid is dat we er in het Westen zelf niet toe komen om een democratische samenleving op te bouwen
De pijnlijke waarheid is dat we er in het Westen zelf niet toe komen om een democratische samenleving op te bouwen. In een democratie zouden tegengestelde partijen met elkaar de strijd moeten kunnen aangaan, zo omschreef de Franse filosoof Claude Lefort het, maar de plaats van de macht zelf zou principieel leeg moeten blijven.
Je kan de macht slechts uitoefenen met een verkozen mandaat, niet bezitten. Anders eindigen we bij een dictatuur. Maar door een gebrek aan een democratische organisatie van onze economie, die op zich zo bepalend is voor een samenleving, is die plaats helemaal niet leeg.
De financiële markten en multinationals zitten steeds steviger op die stoel. Dat was de harde les die de Franse president Mitterrand in de jaren 80 al moest leren: je kan wel verkiezingen winnen en mogen besturen, maar dat betekent niet dat je de macht hebt. Zijn regering moest plooien.
Elk beleid dat tegen de belangen van financiële markt ingaat, gaat overkop
Elk beleid dat tegen de belangen van financiële markt ingaat, gaat sindsdien overkop. Denk aan wat het Verenigd Sociaal Front, afgekort Syriza in Griekenland in 2015 overkwam. Hetzelfde geldt trouwens ook voor rechtse beleidsvoerders. Dat mocht de Britse premier Liz Truss enkele weken terug nog ervaren.
In Europa bezit 10 procent van de bevolking 55 procent van de rijkdom en 50 procent van de mensen bezit bijna niets (5 procent), zo becijferde de Franse econoom Thomas Piketty in zijn laatste boek Een kleine geschiedenis van de gelijkheid (2022). Begin met zo’n machtsverhoudingen maar eens een democratische en solidaire samenleving uit te bouwen.
Neoliberale ideologen die onkritisch het primaat van de marktwerking propageren zijn er bijgevolg mee verantwoordelijk voor dat onze democratie, waarvan ze menen een voorvechter te zijn, steeds minder functioneert. Daardoor vervalt democratisch bestuur steeds meer in een ongeloofwaardig spektakel, denk Trump of Boris Johnson er zelf even bij. En zo neemt van de weeromstuit ontgoocheling en cynisme bij een breed publiek hand over hand toe, dat vervolgens heil zoekt in de angstscenario’s van extreemrechts.
Kortom, voor zover Dewinter ‘een Grieks koor voor zijn theater’ heeft, zal dat helaas voor Boudry eerder bij neoliberale ideologen te vinden zijn, dan bij het antifascistisch protest.