Het boek De Grote Pensioenroof vertelt onder andere het verhaal van Jan. Jan is op zijn zestiende begonnen met werken. De laatste twintig jaar was hij ploegbaas bij Volvo. Op zijn 55ste begon hij met zijn rug te sukkelen. Omdat het verergerde, dacht hij eraan zich invalide te laten verklaren. Maar het inkomensverlies was te groot; Jan beet door. Op zijn 58ste kwam de verlossing: eindelijk brugpensioen! Maar drie weken later belde de VDAB hem op. Zijn profiel was gegeerd. Hij moest terug aan de slag in een klein fabriekje, voor een lager loon, gelukkig niet ver van huis.
Een jaar later werd ook dat bedrijf geherstructureerd. Jan kon opnieuw met brugpensioen. Zes weken nadien was de VDAB weer daar met werk. Maar nu veel verder van huis en … vast in de nachtploeg. Vier nachten per week, van maandag tot donderdag; en één late ploeg om de overgang naar het weekend te maken.
Vandaag is Jan 61. Hij verteert het nachtwerk slecht. Vooral de vrijdagen vallen hem zwaar. Dan gaat de nachtpost over naar de middagpost, ter voorbereiding van het weekend. Hij komt op vrijdagmorgen om zeven uur thuis, leest dan eerst nog zijn krant omdat hij niet meteen kan slapen en kruipt tegen half negen in bed. Maar om twee uur moet hij er alweer uit. Want om vier uur moet hij aan de slag, tot middernacht. En maandag begint weer een nieuwe werkweek. Zijn lichaam kan die wisselingen niet meer aan. Deze impact zal in de toekomst alleen maar voor meer mensen gelden, als er niets aan het huidig pensioenbeleid gebeurt. Een interview met de auteur Kim De Witte over wat er moet veranderen.
Waarom heeft u een boek geschreven?
“Dagelijks krijg ik telefoons, mails en berichtjes op Facebook van mensen die ongerust zijn: ‘Ga ik rond komen op mijn oude dag?’, ‘Ga ik kunnen werken tot 67 jaar?’, ‘Mijn zoon of dochter vindt geen vaste job, waarom mag ik mijn plaats niet afstaan?’. De pensioenwoede groeit. Ik hoor tal van verhalen die me naar de keel grijpen. Ik wou daar iets mee doen. Vandaar dit boek.”
De Grote Pensioenroof is de titel. Naar wat verwijst die?
“Het aantal ouderen stijgt en ook de pensioenen die zij nodig hebben om waardig oud te worden. Grote verzekeringsmaatschappijen willen daar geld uit slaan. Er is een machtige lobbymachine die ervoor zorgt dat private verzekeraars worden vetgemest en de publieke sociale zekerheid wordt leeggeroofd. Tegelijkertijd worden heel wat mensen beroofd van hun recht op rust en vrijheid aan het einde van hun leven. Het boek vertelt die verhalen, maar geeft ook perspectief. De ondertitel is: ‘Het plan om ons pensioen terug te winnen’. Het boek vertelt hoe in Canada en Polen mensen in verzet kwamen en de pensioenleeftijd terugdrongen van 67 naar 65 jaar.”
Uw boek begint in Duitsland. Waarom juist daar?
“Ik ben er afgelopen zomer geweest. We kunnen er veel van leren. Het land stond op een kruispunt vijftien jaar geleden: de wettelijke pensioenen verder opbouwen of private verzekeringen stimuleren? Het koos voor de private verzekeringen. De wettelijke pensioenen werden afgebouwd, van 70 procent naar 46 procent van het loon, want zolang er sterke pensioenen zijn, koopt natuurlijk niemand private verzekeringen. Maar de verzekeraars staken een groot deel van het geld dat binnen kwam in hun eigen zakken. Zij compenseerden de afbouw van de wettelijke pensioenen niet.”
“Gevolg: in het rijkste land van Europa leven miljoenen ouderen vandaag in armoede. Het heeft zelfs geleid tot de geboorte van een nieuwe beroepsgroep: de Flaschensammler, een groeiend legertje van ouderen dat rondscharrelt aan stations, in parken en bij grote evenementen, om statiegeldflessen te verzamelen en in te ruilen bij supermarkten. Ze hebben een leven lang gewerkt en komen niet rond met hun pensioen. Pervers, vind ik dat.”
Het Duitse systeem vergelijk je met Oostenrijk.
“Ja, in Oostenrijk wilde de regering in 2003 dezelfde weg inslaan. Maar er is een hele protestbeweging ontstaan. De vakbonden, de vrouwenbeweging, de jeugdverenigingen, het voltallige middenveld heeft aan de alarmbel getrokken en actie gevoerd voor het wettelijk pensioen. Het resultaat mag er zijn: mannelijke arbeiders en bedienden hebben er een pensioen van gemiddeld 1.820 euro per maand tegenover gemiddeld 1.050 euro in Duitsland. Vrouwen komen in Duitsland op 590 euro, in Oostenrijk is dat met 1.220 meer dan het dubbele. Het verschil tussen mannen en vrouwen is onaanvaardbaar groot, niet alleen in Oostenrijk en Duitsland, in heel Europa. Maar naar Duitse én Belgische maatstaven zijn de wettelijke pensioenen in Oostenrijk paradijselijk hoog.”
Naar ons land: de regering laat iedereen langer werken en verhoogt zo de pensioenen. Akkoord?
(lacht) “Ja, dat is het riedeltje van de regering. Maar dat is toch een loopje nemen met de waarheid. Ten eerste neemt de regering een aantal maatregelen die onze pensioenen rechtstreeks verlagen. We zijn de pensioenbonus kwijt, we verliezen pensioen bij tijdskrediet en loopbaanonderbreking, de rendementsgarantie op aanvullende pensioenen werd verlaagd, mensen die vroeg zijn begonnen met werken en na 45 jaar met brugpensioen gaan verliezen 100 tot 200 euro pensioen per maand, het puntensysteem dat men wil invoeren zal de pensioenen verlagen.”
“Ten tweede kan niet iedereen zomaar langer werken. De 67 jaar is op enkele dagen door de Wetstraat gestemd, maar in de Volksstraat wordt niet iedereen 80 jaar en zeker niet in goede gezondheid. We zijn niet gelijk voor de dood. Dat wordt vaak vergeten. Een parlementair leeft gemiddeld tien jaar langer dan een bouwvakker, een poetsvrouw, een verpleegster of een brandweerman. Als we die laatsten evenveel jaren rust en vrijheid willen geven aan het einde van hun leven, dan mogen we de rechten op vervroegd pensioen niet zo drastisch afbreken.”
Dat brengt ons bij de zware beroepen. In uw boek verdedigt u het behoud van brugpensioen op 58 jaar.
“Wie op 16-, 17- of 18-jarige leeftijd is begonnen met werken en 40 jaar lang heeft gewerkt in een zwaar beroep, moet op 58-jarige leeftijd met brugpensioen kunnen gaan, zowel in de private als in de publieke sector. Eén systeem voor iedereen.”
“De regering heeft de pensioenleeftijd opgetrokken met de plechtige belofte dat slechts enkelen effectief zullen moeten werken tot 67 jaar. Er zouden uitzonderingen komen voor zware beroepen, voor lange loopbanen, voor medisch beperkten. Maar wat zien we nu? De ene na de andere uitzondering wordt afgebroken. Maar een arbeider die werkt in een zwaar beroep leeft 7 tot 8 jaar minder lang en 18 tot 25 jaar minder lang in goede gezondheid dan een minister. Het vervroegd pensioen afschaffen is voor die mensen het recht om aan het einde van het leven nog wat te genieten van de kleinkinderen, het huis, de tuin, etc afpakken.”
Moeten we dan niet langer werken om de pensioenen te kunnen betalen?
“Vanaf 1840 begon de levensverwachting te stijgen. Dat is bijna 180 jaar geleden. In die tijd zijn ook de eerste pensioenstelsels ontstaan. Sindsdien leven we steeds langer en werken we steeds minder lang. Ik zie niet in waarom we dat proces nu plots moeten omkeren. Ja, er zullen meer ouderen zijn. Ja, dat kost meer geld. Maar er zullen ook minder kinderen zijn. En minder werklozen. Dat proces is nu al bezig. We gaan dus minder moeten uitgeven aan kinderbijslag en werkloosheid. Er is een verschuiving van middelen binnen de sociale zekerheid. De dalende uitgaven voor kinderbijslag en werkloosheid compenseren de stijgende uitgaven voor de gezondheidszorg wegens de vergrijzing, zo berekende het Planbureau.
Wij geven vandaag 10,5 procent van ons bbp aan de pensioenen. In tal van andere landen is dat meer: Oostenrijk, Frankrijk, Portugal, Italië, Denemarken, Zweden geven 12,5 tot 15 procent van hun bbp. De pensioenen liggen daar ook een pak hoger. In Oostenrijk kunnen vrouwen nog steeds met pensioen als ze 60 zijn. Pas in 2060 zullen wij 12,5 van ons bbp aan de pensioenen geven. Dat is nog altijd minder dan wat al de landen die hiervoor zijn opgesomd vandaag al geven! Wij hebben de laagste pensioenen van Europa en zelfs die zouden onbetaalbaar zijn? Daar klopt iets niet.”
Uw boek presenteert een plan om onze wettelijke pensioenen te verbeteren.
“We moeten het werken tot 67 jaar terug afschaffen. Je lost er niets mee op: je creëert geen jobs, geen gezondere mensen, geen werkbaar werk voor ouderen. En dat zijn nu juist de uitdagingen die we moeten aanpakken. De pensioenen in ons land zijn ook veel te laag. Miljoenen werknemers en kleine zelfstandigen krijgen een pensioentje van twaalf- of dertienhonderd euro. Na een heel leven van sociale bijdragen en belastingen te hebben betaald. Dat is toch niet normaal. Eén op de twee vrouwen hebben een pensioen onder de armoedegrens.”
“Het boek berekent de kost van een sociaal pensioenbeleid, dat wil zeggen pensioenen gelijk aan drie vierde van je loon met een minimum van 1.500 euro voor wie 40 jaar gewerkt heeft. Op basis van de officiële cijfers van de Federale Pensioendienst is de kost daarvan gelijk aan 2,2 miljard. Ter vergelijking: ongeveer evenveel als we uitgeven aan de bedrijfswagens. Indien we ook de pensioenleeftijd terug naar beneden halen, dan is de kost 2,5 procent van het bbp. Dat wil zeggen dat onze pensioenen evolueren naar 14 à 15 procent van het bbp. Of, ongeveer evenveel als Oostenrijk, Frankrijk, Portugal en Italië vandaag al aan hun pensioenen geven.”
Hoe wilt u dat concreet financieren?
“Er zijn heel wat mogelijkheden:
- We mogen niet vergeten dat het langer-werken-beleid ook kosten met zich meebrengt. Jonggepensioneerden zijn cruciaal voor allerlei informele zorgtaken: voor hoogbejaarde ouders en kleinkinderen, velen werken ook als vrijwilliger in het middenveld. Als we iedereen vijf jaar langer doen werken, dan verliezen we deze arbeid en dat is een serieuze kost.
- Ten tweede kunnen we ook binnen de pensioenstelsels herverdelen: ministers, parlementairen, directeurs-generaal, diplomaten, hoge magistraten bouwen nu pensioenen op tot 6.525 euro bruto per maand. Wie daarnaast ook nog in de privé gewerkt heeft, kan netto 4.250 euro pensioen per maand krijgen. Dat is teveel. Het maximumpensioen mag niet hoger zijn dat twee keer het minimumpensioen van 1.500 euro.
- Ten derde moeten we het debat ook open trekken. De welvaart wordt steeds ongelijker. Een kleine groep wordt steeds rijker. Eind vorig jaar telde ons land 114.200 miljonairs. Op twee jaar tijd kwamen er twaalfduizend miljonairs bij. Een miljonairstaks raakt alleen de allerrijksten. De Federale Adviesraad voor Ouderen stelt voor de pensioenen mee te financieren met een vermogensbelasting. Dat doet ook de Commissie Pensioenhervorming. Waarom ligt dat niet op de regeringstafel om onze pensioenen te redden?
- Ten vierde is er de strijd tegen de grote belastingfraude en -ontwijking. Volgens nationale en internationale schattingen varieert die fraude en ontwijking in ons land tussen 2 en 9 procent van ons bbp. Dat is 8 tot 36 miljard euro, die we elk jaar kwijtspelen. Minstens een deel van dat geld kunnen we recupereren als we het bankgeheim opheffen, de openbaarheid van alle financiële verrichtingen invoeren en grote fiscale fraude zwaar bestraffen.
- Tot slot moet ook de houtworm uit het systeem verdwijnen, te weten: de stelselmatige verlaging van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid. Die houtworm vreet al jaren aan het stelsel en woekert verder in allerlei extralegale betalingen, vrijstellingen, loonsubsidies. Het kost de sociale zekerheid in 2018 al 16 miljard euro per jaar, zo berekende het Federaal Planbureau. Een aantal van die voordelen zullen we moeten terugdraaien en wat overblijft moet beantwoorden aan strikte, waterdichte voorwaarden voor bijkomende tewerkstelling.”
De verkiezingen komen eraan. Denkt u dat uw boek een rol kan spelen?
“De pensioenen zijn de achilleshiel van deze regering. Het ongenoegen groeit in de buik van de samenleving. Wie zoekt naar alternatieven, moet zeker het boek lezen. Dan kan het ongenoegen zich omzetten in verzet voor een eerlijker pensioensysteem.”
Kim De Witte is doctor in de rechten en licentiaat in de economie. Hij werkte als onderzoeker en docent in de leergang pensioenrecht aan de KU Leuven. Hij is medewerker bij de studiedienst van de PVDA.
De Grote Pensioenroof, boekvoorstelling op 22 maart 2018 in Antwerpen, 19 april 2018 in Hasselt, 20 april in Kortrijk, 27 april in Gent en 31 mei in Leuven.