Bij de Euromaidanprotesten in 2013 werd ook de vlag van de OUN-B meegedragen. Beeld: Nessa Gnatoush CC BY 2.0
Jean-Marie Chauvier,

Oekraïens nationalisme: van de OUN in 1929 tot Euromaidan in 2014

Je kunt de burgeroorlog die in 2014 in Kiev (Maïdan), in de Donbass, op de Krim en in Odessa begon, niet begrijpen zonder terug te gaan in de tijd. In de twintigste eeuw maakte Oekraïne twee burgeroorlogen door, die elk deel uitmaakten van twee wereldoorlogen. Elke keer probeerde het Oekraïense nationalisme een onafhankelijke staat te stichten. Elke keer tevergeeefs.

woensdag 25 mei 2022 16:24
Spread the love

 

“In elke oorlog wordt iedereen die voorzichtig is, die naar de argumenten van beide partijen luistert alvorens een standpunt te vormen, of die officiële informatie in twijfel trekt, onmiddellijk beschouwd als medeplichtig aan de vijand”, aldus historica Anne Morelli.

Daar doet DeWereldMorgen niet aan mee. Wij veroordelen heel sterk de militaire invasie van Rusland in Oekraïne en alle oorlogsmisdaden die gepleegd worden. Het is een criminele agressie die ingaat tegen het internationaal recht. Maar wij hoeden ons voor zwart-wit versies. De geopolitieke situatie is buitengewoon complex. Wij willen aspecten naar voor brengen die in de mainstream media worden verzwegen of onderbelicht, om alzo het debat meer genuanceerd te kunnen voeren. Geloof niets zomaar, ook onszelf niet. Blijf kritisch denken. (n.v.d.r.)

De eerste keer was dat met het leger van Simon Petljoera tegen het Wit-Russische Leger en het Rode Leger van Lenin en Trotski. De tweede keer, in alliantie met nazi-Duitsland, tegen Stalins Rode Leger en zijn miljoenen Oekraïense soldaten, waarbij we niet mogen vergeten welke rol dat nationalisme heeft gespeeld in de genocide op de Joden en de uitroeiing van de Polen van Volhynia.

Dit radicale – of “integrale” volgens de fascistische ideoloog Dmitro Dontsov – nationalisme werd opgebouwd binnen de Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OUN 1929) en belichaamd door de figuur van Stepan Bandera (vandaar de naam Banderisten) en van Roman Sjoekejevitsj, achtereenvolgens commandant van de Wehrmacht, de Schutzmannshaft 201 (nazi-politiebataljon) en het Oekraïense Opstandelingenleger (UPA).

Een andere tak werd geleid door Andriy Melnik, die de Waffen SS Halithcina (Galizische) Divisie promoveerde tot het Oekraïense Nationale Leger (UNA). Al deze legers werden door de Sovjets verslagen. Sinds de onafhankelijkheid in 1991 en vooral de machtsovername door de Maïdan-opstandelingen in 2014, zijn het radicale nationalisme en zijn neonazistische varianten dominant in de ideologische stromingen in Oekraïne, bepalen zij hoe men naar de eigen geschiedenis kijkt en bezetten ze de sleutelposities in de staat en bij de strijdkrachten.

Hun historische leiders worden vereerd als “nationale helden” terwijl standbeelden van Lenin worden vernietigd. In zekere zin nemen zij “wraak” voor de nederlagen van 1920 en 1945. Rusland daarentegen ziet in deze opleving een nazistisch “revanchisme”. Wat men ook mag denken van deze projectie van huidige conflicten op die uit het verleden, het idee van de historische continuïteit van burgeroorlogen leeft heel sterk in de verbeelding van de strijdende partijen.

Korte geschiedenis van het ontstaan van het nationalisme en van de OUN

De Oekraïense nationale beweging is ontstaan in de tweede helft van de 19e eeuw in het westen van Oekraïne, in een diep traditionele en religieuze boerenwereld. Met schommelingen doorheen de tijd en verschillend van plaats tot plaats stond het op gespannen voet met het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, het regime van de Russische tsaren, de Poolse regering en de Poolse kolonisatoren.

De geestelijke leider was de schrijver en dichter Taras Sjevtsjenko, die zowel in de USSR als in het huidige Oekraïne werd geëerd. Het heeft in zijn rangen liberale, socialistische (bijvoorbeeld de schrijver Ivan Franko) en etnische radicalen, maar allemaal zetten ze zich af tegen de internationalistische sociaaldemocratie en de daarmee verbonden Oostenrijks-Hongaarse, Russische en Joodse arbeiders- en socialistische bewegingen (zoals de Joodse Bund en natuurlijk het bolsjewisme en het mensjewisme).

De Russische revolutie van 1905 had grote gevolgen voor de industriële centra in het Oosten en het Zuiden, de hoofdstad Kiev in het centrum, de regio’s waar veel Russen wonen (zij maken meer dan 10% uit van de bevolking van Oekraïne, zonder de Russischtalige Oekraïners en de Russischtaligen van andere nationaliteiten mee te tellen).

Odessa was het toneel van de fameuze muiterij op het slagschip Potemkin. In dezelfde periode waren er anti-Joodse pogroms, aangezwengeld door de tsaristische autoriteiten en het extreemrechts van de “Zwarte Honderd”. De onderdrukking van de arbeiders- en boerenbewegingen, onder leiding van Piotr Stolypin, was wreed.

De Eerste Wereldoorlog bracht een deel van de nationalisten ertoe een bondgenootschap aan te gaan met Duitsland en het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk in het westen en een ander deel met Rusland in het oosten. In beide gevallen hoopten ze dat de Oekraïense zaak er baat bij zou hebben. De revolutie van 1917 maakte de weg vrij voor autonome en onafhankelijke staten, in Oekraïne eerst voor de Oekraïense Volksrepubliek (UNR), verbonden met de naam van de nationaal-democraat Mihailo Hruscevski, het dictatoriale (door de Duitsers bezette) hetmanaat (hoofdmanschap bij de Kozakken, nvdv) van Skoropadski, de kortstondige Volksrepubliek West-Oekraïne, het “Directoire” (UNR) van Simon Petlioera, dat de nationalisten herenigde, en de Sovjetmacht die hen bestreed.

Deze Petlioera was eerst een bondgenoot en later tegenstander van andere opstandige bewegingen, waaronder de anarchisten van Makhno in het zuidoosten van het land. Ze raakten allemaal slaags met de verslagen Wit-Russische legers in 1920. De aanhangers van Petlioera behoorden tot de belangrijkste aanstichters van de anti-Joodse pogroms van deze oorlog, ze werden enkel overtroffen door de “Witten” van Denikin.

Na de Poolse poging om Oekraïne in 1920 in te nemen en het Verdrag van Riga werden de Oekraïense gebieden (zoals ze in 1945-54 bestonden) verdeeld tussen de USSR, Polen, Roemenië en Tsjecho-Slowakije.

Dit was de voedingsbodem – de crisis van het tsaristische systeem en van de boerenstand tegenover het opkomende kapitalisme, de wereld- en burgeroorlogen, de nederlaag van de nationale democratie – waarin het radicale nationalisme tot bloei kon komen. Het wordt vooral gevoed door de traditie van de Oekraïense Volkspartij van M. Michnovski, bij het begin van de eeuw, met de nog altijd levendige slogan: “Oekraïne voor de Oekraïners!”

Over de OUN, van Lvow naar Berlijn en terug

De in 1929 opgerichte Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OUN), afkomstig uit Galicië en diep doordrongen van haar specifieke “Oekraïense identiteit”, verenigde de meest radicale, “linkserige” of fascistische stromingen van een nationale beweging die zich afkeerde van democratische idealen.

De overwinning van de bolsjewieken in het Oosten, de Poolse en Roemeense bezetting in het Westen en de “opsplitsing van Oekraïne” stimuleerden een radicalisme van “wraak voor de vernederden”. Zoals de meeste Europese nationalismen van die tijd, was de OUN anticommunistisch en antisemitisch. De vaak genoemde vijand was het “Judeobolsjewisme”.

De stichter van de OUN, Evhen Konovalets, een strijdmakker van de nationalistische leider Simon Petlioera in de antibolsjewistische burgeroorlog (1918-20), richtte in 1923 een Oekraïense Militaire Organisatie (UVO) op, waarvan het hoofdkwartier, gevestigd in Berlijn, in nauw contact stond met de Duitse Nationaal-Socialistische Arbeiderspartij (NSADP), net als andere emigranten die het onderspit hadden gedolven in de Russische burgeroorlog.

De invloedrijkste ideoloog van de OUN, Dmitri Donstov, een bewonderaar van fascistische regimes en vertaler van Mein Kampf naar het Oekraïens, verkondigt een “integraal nationalisme” en benadrukte het Europees karakter van Oekraïne, tegenover het “Aziatische” Rusland.

Het nationalisme van de OUN was zonder twijfel antisemitisch, anti-Russisch en anti-Pools, maar deelde niet de nazi-opvattingen van “ras en bloed”. Nadat ze verbannen was uit de USSR, werd de OUN gevestigd in Galicië en Volhynië en leidde ze (soms terroristische) acties tegen het Poolse bezettingsregime, zijn grootgrondbezitters en de “culturele polonisering”.

Daarom, en uit anti-Stalinisme, wordt deze beweging door anti-Sovjet extreemlinks soms verheven tot de waardigheid van “nationaal-revolutionair”, een visie die de huidige sympathieën verklaart van de erfgenamen van dit radicale links voor de “Maidan-revolutie”, ondanks de hegemonie die nationalisme en Euro-Atlantisme daar gezamenlijk uitoefenden.

Deze positionering vloeit ook voort uit een analyse van de USSR (en het Rusland van voor en na de Sovjet-Unie) als een “koloniale” en “imperialistische” macht, die het nationalisme de kwaliteiten van een “bevrijdingsbeweging” verleent. Dit standpunt wordt door communisten verworpen in naam van het internationalisme of de “vriendschap der volkeren”.

Maar het wordt ook aangehangen door Russische nationalisten die geloven dat Rusland het slachtoffer was van het Leninistische Sovjetsysteem, dat het land grondgebied ontnam (ten voordele van Oekraïne) en het beroofde van de soevereiniteit over zijn natuurlijk en cultureel erfgoed. Deze Russische nationalisten vonden, in tegenstelling tot hun neo-imperiale vleugel, in 1990 dat Rusland de USSR moest verlaten en zich aldus moest ontdoen van de “last” van de andere republieken.

In feite kenden de betrekkingen tussen Rusland en de niet-Russische republieken, evenals het “federale” systeem van de USSR, verschillende fasen en belangrijke veranderingen. Lenins politiek van “zelfbeschikking van de volkeren” en federalisme werd onder Stalin omgebogen naar een centralisme en de neiging om de Russische “grote broer” weer de voorrang te geven boven de andere leden van de familie.

In de USSR van de jaren twintig werd het nationalisme onderdrukt. Maar de Oekraïense taal en cultuur maakten een ongekende ontwikkeling door dankzij de “korenizatsia” (verankering of assimilatie van de kaders) en de “Oekraïnisering” (taalkundig en cultureel), een door Lenin geïnspireerde politiek die ook werd toegepast op de Wit-Russische, Jiddische, Tataarse, en andere minderheden. De Oekraïense onafhankelijkheid kwam in de Sovjetcontext tot uiting in autonomistische tendensen binnen de Communistische Partij (voortrekkers daarvan waren onder andere Oleksander Choumskyi, Mykola Skrypnyk, Mykola Khvyliovyi, Vlas Tchoubar…).

Stalin, die in 1933 en tijdens de “Grote Terreur” van 1937-38 de Oekraïense CP zuiverde, koos in de loop van de jaren dertig voor een centralistische en bijgevolg “russificerende” koers. In het kader van de gedwongen collectivisatie teisterde de hongersnood van 1932-33 de graan producerende gebieden, vooral in Oekraïne, maar ook in Rusland, de noordelijke Kaukasus en Kazachstan, waarbij miljoenen doden vielen.

De OUN veroordeelde die als een “genocide op het Oekraïense volk” (Holodomor), een these die de nazi’s en de Italiaanse fascistische diensten doorgaven aan Europa, dat in die tijd nogal sceptisch was. Deze thesis werd uiteindelijk in 2006 in Kiev bekrachtigd, door een wet die in het parlement werd goedgekeurd, en officieel erkend door de Verenigde Staten en andere landen, maar volgens veel historici is het onderzoek naar deze tragedie nog niet ten einde.

Het Europees Parlement houdt het bij een “misdrijf tegen de menselijkheid”. Rusland verwerpt het idee van genocide, omdat de hongersnood ook andere regio’s van de USSR trof, zonder onderscheid naar nationaliteit. Dat de hongersnood het resultaat was van stalinistisch beleid wordt wel algemeen aanvaard.

Maar gelet op het aantal slachtoffers (naar schatting 6 à 7 miljoen, van wie 3,9 miljoen in Oekraïne) kunnen we wel een vergelijking maken met de genocide van de nazi’s. Tussen nazi-Duitsland en de OUN werd een bondgenootschap gesmeed, wat niet belet heeft dat wapenbroederschap en conflicten elkaar afwisselden.

In het Berlijn van het begin van de jaren twintig vermengden vluchtelingen uit het Oosten – “Wit-Russen, Balten en Oekraïners – zich met fascisten uit verschillende landen en met de nazi’s, en namen ze deel aan de uitwerking van een radicaal anticommunistische en antisemitische ideologie, die steeds meer ingang vond in Europa, ook in de liberale democratieën.

Het was Alfred Rosenberg, een Duitser uit Estland en theoreticus van het nazi-racisme, die de ideeën van “Drang nach Osten”, die reeds in Hitlers Mein Kampf (1926) waren uiteengezet, ontwikkelde, met andere woorden, de strategie van het veroveren van Lebensraum in Polen en de USSR. Het doel was het “Judeo-bolsjewisme” omver te werpen en de Sovjetfederatie te vernietigen.

Voor Rosenberg hield dit ook in: steun verlenen aan het separatisme van de Oekraïners, de Kaukasiërs en de Turkestanen (Centraal Azië) door hen soevereine staten onder Duits protectoraat te beloven. Dat was ook de visie van Goebbels, minister van Propaganda, en vooral van de Abwehr, de militaire contraspionage van Admiraal Canaris, die volgens de historicus Alexander Dallin “hoofdverantwoordelijke” was voor “het inschakelen van de OUN” en die te gebruiken om “de Joden en de Polen te vernietigen”.

Maar volgens Wolodymyr Kosyk, een historicus die de nationalistische zaak steunt, botste de Duitse strategie met die van de OUN. Het Duits-Poolse pact van 1934, dat leidde tot de samenwerking van de politiediensten van de twee landen bij de onderdrukking van het “Oekraïense terrorisme”, deed E. Konovalets beslissen Berlijn te verlaten voor Genève. Een van de varianten van de in Berlijn besproken plannen voor het Oosten zou een Duits-Pools-Britse kolonisatie zijn geweest (Kosyk). In 1935 stelde maarschalk Göring een Pools-Duitse alliantie voor, ten koste van de Oekraïense ‘vrienden’, die daarom listig te werk moesten aan (Yakemchuk).

Met het Verdrag van München van september 1938 maakten de Westerse democratieën de weg vrij voor de opsplitsing van Tsjecho-Slowakije ten gunste van Duitsland (Sudetenland), Polen, een fascistisch klerikaal (katholiek) regime van bisschop Jozef Tiso in Slowakije en een gelijkwaardig (geünieerd) regime van bisschop Voloshin in het sub-Karpatische Oekraïne (Trans-Karpaten), onder controle van de Abwehr en de OUN-militie (oktober 1938-maart 1939).

Hongarije nam, met instemming van de Duitsers, deze eerste “nieuwe Oekraïense staat” over. Na het Duits-Sovjet niet-aanvalspact van 23-24 augustus 1939 viel Hitler op 1 september Polen binnen, en op de 12e werd een bijeenkomst van nazi-leiders (Kanaris, von Ribbentrop, Keitel) gehouden met de leiding van de OUN (Melnik) om te praten over de oprichting van een West-Oekraïense staat.

Maar op de 21e stond het Duits-Sovjetgrensverdrag de USSR toe bezit te nemen van de Poolse gebieden in het oosten (of van Wit-Rusland en West-Oekraïene, dat hangt ervan af).
De OUN voelde zich “verraden”… of moest geduld oefenen. Het lijkt er inderdaad op dat in Berlijn twee strategieën aan het werk waren, één die de OUN ontzag, de andere die haar minachtte.

In deze jaren ontstond er een splitsing in de organisatie. Andryi Melnik, die het nauwst verbonden was met de Abwehr en gesteund werd door de geestelijk leider van de Grieks-katholieke (geünieerde) Kerk, Mgr. Chepitski, volgde tijdens het Congres van 1939 in Rome Yevehn Konovalets op, die in 1938 in Rotterdam door de Kremlin-agent Pavel Soudoplatov was vermoord.

Een radicale vleugel, geleid door Stepan Bandera, deed de OUN splitsen tijdens een bijeenkomst in Krakau in Liutovo 1940: voortaan zou er de OUN-M zijn van de Melnikisten en de OUN-B van de Banderisten. De twee tendensen waren in een moorddadige strijd verwikkeld, terwijl ze uiteenlopende strategieën voorbereidden voor de komende “anti-Bolsjewistische” oorlog. Elke tendens zocht steun en financiën bij Duitsland, dat hen voor verschillende opdrachten zou inschakelen.

In het kielzog van Barbarossa

De OUN-B raakte militair betrokken bij Duitsland bij de invasie van de USSR op 22 juni 1941 (Operatie Barbarossa) bij twee Duits-Oekraïense bataljons van de Wehrmacht, “Nachtigall” (Nachtegaal) onder bevel van Roman Shukhevich en “Roland”. Dezelfde dag werd in Krakau op initiatief van de OUN-B een Oekraïens Nationaal Comité gevormd om de “bevrijding van Oekraïne” te organiseren, waar mobiele interventiegroepen reeds infiltreerden.

Er braken opstanden uit die werden neergeslagen door de NKVD. Duizenden nationalisten die werden vastgehouden met het oog op de komst van de Duitsers, die door hen als bevrijders zouden worden ontvangen, werden geëxecuteerd. De OUN riep op tot de “zuivering van Poolse en Joodse elementen” en in Galicië gebeurde hetzelfde als in de Baltische staten: er ontstonden “volksinitiatieven”, ongetwijfeld gecoördineerd, die werden overgenomen door de nazi’s (Pohl, Vidal).

Als reactie op de misdaden van de NKVD, dat de nationalisten zagen als “van de Joden”, ontketenden die nationalisten een golf van pogroms tegen Joden, communisten en Polen, die nog meer systematisch werden uitgevoerd, eerst door de Einzatsgruppen C en D, later door de Wehrmacht en de SS, met Estse, Letse, Litouwse en Wit-Russische “hulptroepen”.

Na Polen begon in Oekraïne, Wit-Rusland en de Baltische staten de zogenaamde “genocide op de Joden met kogels”, nog voor er van vernietigingskampen sprake was. Die kostte meer dan een miljoen mensen het leven. Daarnaast stierven tal van “politieke commissarissen” van het Rode Leger, communisten, Joden, Oekraïners en anderen aan de galg.

Op 30 juni 1941 riep een overmoedige Stepan Bandera in Lviv een onafhankelijke Oekraïense staat uit, voorgezeten door Jaroslav Stetsko, in alliantie met “het Grote Nationaal Socialistisch Duitsland”. De Duitsers weigerden dit en de leiders van de OUN-B werden gearresteerd, S. Bandera en Y. Stetsko werden opgesloten in Sachsenhausen, in de gevangenis voor “recupereerbare” personen (Zellenbau).

Uiteraard botsten de beloften van een onafhankelijke staat die de Abwehr en Rosenberg aan de Oekraïners deden, met de politiek van kolonisatie en uitroeiing die Hitler en Himmler van plan waren in de USSR te voeren. De Balten en Oekraïners werden “germaniseerbaar” verklaard, maar ze bleven desalniettemin “Slaven” en dus “untermenschen” zoals de Russen.

Het leger van Vlassov werd pas in een laat stadium naar het front gestuurd. De enige originaliteit van de bezettingspolitiek in Rusland: de “Kaminski-brigade” of 29ste SS-divisie die gebruikt werd bij de wrede onderdrukking van de opstand in Warschau in 1944, en de “Lokot Republiek” (een in schijn autonomie republiek in de regio Bryansk (Sovjet_Unie) die onder Duitse bezetting bestond van juli 1942 tot augustus 1943).

Hitler was meer voorstander van allianties met collaborateurs in de islamitische Kaukasus of op de Krim en onder Georgiërs en Armeniërs. Het aantal Oekraïeners dat werd gerekruteerd voor de collaboratie was enorm – meer dan 200.000 – maar veel meer Oekraïeners werden tot slaaf gemaakt en naar kampen in Polen en Duitsland gestuurd.

Op 16 juli 1942 riep Berlijn het voormalige Poolse Oost-Galicië en het huidige West-Oekraïne uit tot “Reichsgebiet” en plaatste het grootste deel van Oekraïne onder het bewind van Erich Kochs “Reichskommissariat”, dat bekend stond om zijn beestachtige racisme en extreme wreedheid.

Weg was de droom van onafhankelijkheid. Oekraïne werd vervolgens onderworpen aan een bijzonder wrede politiek van plundering en repressie. De militanten van de OUN splitsten zich op in fanatieke nazi’s en onafhankelijkheidsstrijders die min of meer collaboreerden of zich verzetten, afhankelijk van de plaats en de tijd.

De OUN-M ging over tot institutionele collaboratie en nam plaatselijke besturen en politiediensten over. Medio juli 1941 wordt met steun van de Verenigde Metropoliet Andryi Cheptytskyi een Oekraïense Nationale Raad opgericht, onder leiding van Kost Levytskyi, opvolger van Simon Petlioera aan het hoofd van de Oekraïense Volksrepubliek in ballingschap (zie Zjoekovskij).

In Krakau werd een Oekraïense Centrale Raad opgericht, die zijn gezag uitoefende over het (door het Reich bezette) grondgebied van het “Poolse Generaal Gouvernement”, met inbegrip van Oost-Galicië.
In Kiev werd de Oekraïense Nationale Raad opgericht, die de politieke en intellectuele collaboratie met de bezetter organiseerde.

Een deel van deze intelligentsia kwam in conflict met de Duitsers en werd afgeslacht. Vandaar dat er in Babi Yar christelijke kruisen te zien zijn en dat dissidente collaborateurs met nazi-Duitsland als “verzetsstrijders” worden gepresenteerd.

De katholieke en Grieks-katholieke (Verenigde) Kerken maakten, met de enthousiaste steun van het Vaticaan, gebruik van de nazi-invasie om een missioneringswerk uit te voeren in “atheïstische” landen. Net als de zelfstandige Orthodoxe Kerken, die meer in Volhynia ingeplant waren. Andryi Melnik vestigde zich in Rovno (Rivne) in Volhynia, waar het hoofdkwartier van de “beul van de Oekraïne” Erich Koch was gevestigd, en ging vervolgens naar de hoofdstad van het Reich, Berlijn. Hij hielp bij de vorming van de SS “Galizien” (Galicië, of Halitchina) Divisie, die Hitler weigerde “Oekraïens” te noemen.

Het doel was die te beperken tot haar oorspronkelijke regio Galicië en aldus te voorkomen dat ze de kiem zou worden van een “nationaal leger”, wat ze, zij het laattijdig en pas tijdens de nederlaag, begin 1945 in Oostenrijk toch werd, na te hebben deelgenomen aan de onderdrukking van het Slowaakse en het Sloveense verzet. Ook de Verenigde en Zelfstandige Orthodoxe kerkelijken (die niet gehoorzaamden aan het Patriarchaat van Moskou) “zegenden” de SS.

De OUN-M trachtte ook de controle over de eenheden van de bezettingspolitie over te nemen en ontwikkelde autonome clandestiene netwerken. Voor zijn non-conformistische actie werd A. Melnik in 1944 in Berlijn onder huisarrest geplaatst en vervolgens geïnterneerd in het kamp van Sachsenhausen, in het speciale blok gereserveerd voor politieke persoonlijkheden waar Bandera en Stetsko hadden verbleven (Zellenbau).

Hij werd op 26 februari 1944 geïnterneerd, op 17 oktober 1945 vrijgelaten en leefde vervolgens in alle rust in Duitsland en Luxemburg, waar hij in 1967 overleed, nadat hij het Wereldcongres van Oekraïners had opgericht. Dat zou een autoriteit verwerven in de emigratiegemeenschap en in het onafhankelijke Oekraïne na 1991.

Aan de kant van de OUN-B zou de breuk met de bezetter in 1942 worden geconcretiseerd door gewelddadige acties. Roman Choukhevitch, die het bevel had gevoerd bij de nazipolitie (Schutzmannshaft 201, strafexpedities in Wit-Rusland), doodde Gestapo-agenten en dook in 1942 onder.

Hij werd de opperbevelhebber van het Oekraïense opstandelingenleger, UPA, opgericht in oktober 1943, dat “op de drie fronten” vocht (tegen de Roden, de Polen maar ook de Duitsers) voordat het zich aan het eind van de oorlog bij de Wehrmacht aansloot, altijd in de hoop op een “onafhankelijk Oekraïne”.

De eigenlijke rol van het UPA blijft omstreden: wanneer werd het opgericht (herfst 1942, juli 1943?), tegen wie vocht het het meest, nam het deel aan massamoorden? Volgens Poolse en Duitse bronnen is dit zeker het geval, terwijl Oekraïense historici dit betwisten. Eind 1943 gaf de commandant Sjoechjevitsj het bevel “de Polen, de Joden en de zigeuners te vernietigen” en vervolgens, in februari 1944, het tegenbevel om niet deel te nemen aan de moord op de Joden (Vidal).

De bezettingspolitiek van Hitler-Himmler liet weinig ruimte voor lokale nationalisten, die als hulppolitie of SS werden ingezet – Baltische, Oekraïense, Tataarse, Kaukasische kozakken uit Rusland – in de hoop, wat vergeefs bleek, Rusland te isoleren. Het (Russische) leger van Vlassov dat zich achter Hitler schaarde, werd achter de hand gehouden of ingezet voor repressieve taken in het Westen (onder andere in de Vercors in Frankrijk).

De nazi’s waren terughoudend om de “Russische Untermenschen”, de belangrijkste vijand, op grote schaal aan het Oostfront in te zetten, omdat de “keizerlijke” neigingen van Vlassov de niet-Russische bondgenoten in het Oosten alleen maar zouden kunnen irriteren.

Maar het doel van de nazi’s in de veroverde gebieden was koloniseren, tot slaaf maken, uitroeien en naar Duitsland deporteren: volgens het Generalplan Ost moesten dertig miljoen Sovjetburgers worden gedood en nog eens dertig miljoen naar Siberië gedeporteerd. De Joden werden sowieso allemaal vernietigd: het “Jiddisjland” werd verzwolgen. Naast de eliminatie van de Joden (meer dan een miljoen in Oekraïne), de zigeuners en de geesteszieken, waren de Slavische “Untermenschen”, d.w.z. de Oekraïners, het doelwit van uitroeiingscampagnes.

Eerst de krijgsgevangenen – meer dan drie miljoen werden er doodgeschoten of uitgehongerd – en daarna de partizanen en hun “handlangers” onder de burgerbevolking. Honderden dorpen werden met hun inwoners afgebrand. Het verloop en de modus operandi van de genocide op de Joden in Oekraïne werden onlangs aan het licht gebracht door de Duitse historici Dieter Pohl en Christian Gerlach, en onder de aandacht van het Franstalige publiek gebracht door Dominique Vidal.

De slachting onder de bevolking werd aangericht met de hulp van niet-Duitse strijdkrachten, waaronder die van Antonescu’s fascistische Roemenië, die bijzonder dodelijk waren in Odessa, Bucovina en Transnistrië.

De herbevolking van de verwoeste gebieden – hun “modernisering” – werd gerealiseerd met kolonisten van Duitse, Baltische, Nederlandse, Vlaamse, Waalse en andere Noordse “rassen”, waaraan “gegermaniseerde” Slaven werden toegevoegd. (In 1942 werden 45.000 Duitse kolonisten geregistreerd in 486 dorpen) (Sliourarenko).

SS-legioenen en divisies uit heel Europa – inclusief Frankrijk – vochten aan het Oostfront tegen het bolsjewisme. Het Waalse Legioen van Léon Degrelle vocht in de Oekraïne, tot zijn verpletterende nederlaag bij Tsjerkassy. Ook Vlaamse SS-troepen werden in Oekraïne ingezet.

Maar de overwinningen van het Rode Leger – Moskou en Stalingrad 1942, Koersk 1943 – maakten brandhout van de plannen van de nazi’s en veranderden de loop van de geschiedenis. In 1944 rukte het Rode Leger razendsnel op aan de Oekraïense fronten. De steden van Oost- en Centraal-Oekraïne vierden hun bevrijders. Er was ook angst, en terecht, voor Stalins repressie tegen “collaborateurs” en wie daarvoor doorging, zoals soldaten die terugkeerden uit krijgsgevangenschap in Duitsland en als “verraders” werden beschouwd.

Een onofficieel werkstuk dat in 2002 in Kiev verscheen en gebaseerd is op het laatste werk van historici, geeft enkele onthullende cijfers over de balans van de oorlog in Oekraïne: verschillende miljoenen Oekraïners vochten in het Rode Leger, 180.000 bij de Sovjet-partizanen, “tot” 100.000 sloten zich aan bij het UPA, bijna 220.000 waren actieve collaborateurs (bv bij de politie), 2,5 miljoen mensen stierven op het slagveld, 5,6 miljoen burgers elders door de oorlog, zonder de hongerdoden, de deporteerden, geëvacueerden, geëmigreerden of het uitblijven van geboortes mee te tellen. In 1941 telde de Oekraïense Sovjetrepubliek 41,6 miljoen inwoners, in 1946 27,4 miljoen (Sliousarenko).

Van het nazi-debacle tot de koude oorlog: keerpunten en recycling

De terugtocht van de Duitsers en hun handlangers weerhield het UPA er niet van zich onvermoeibaar in bittere eenzame gevechten te storten, tegen de Polen tot 1947, tegen de Sovjets tot het begin van de jaren vijftig, ditmaal met de steun van de CIA. Roman Choukhevitch stierf in 1950 in de buurt van Lviv met een pistool in zijn hand. Stepan Bandera vluchtte naar Duitsland, waar hij in 1959 werd doodgeschoten door een NKVD-agent.

In West-Oekraïne ging de Sovjet-repressie er flink tegenaan, tienduizenden werden gedeporteerd naar Siberië. Stalin op zijn hardst! Ten tijde van het nazi-debacle groepeerden de verschillende voormalige collaboratiebewegingen zich (in het Westen) in het “Anti-Bolsjewistische blok van Naties”, dat werd opgericht op een conferentie op 21-22 mei 1943 en dat een van de Atlantische instrumenten van de Koude Oorlog werd, waarbinnen de Baltische, Oekraïense en andere nationalisten hun “wraak” voorbereidden.

Duitsland blies in 1944 – rijkelijk laat – de ideeën van Rosenberg nieuw leven in, bevrijdde Bandera en zijn kompanen en moedigde de anticommunistische “nationale legers” aan, waaronder dat van de Russische generaal Vlassov, wiens optreden echter werd afgewezen door de niet-Russen, met name de Oekraïense Nationale Bevrijdingsraad (UGVR).

De Waffen SS “Galizien” Divisie, die door het Rode Leger werd verslagen bij Brody, werd de 1ste Divisie van het Oekraïense Nationale Leger (UNA) onder leiding van SS-generaal Pavel Shandrouk. Ze nam deel aan de onderdrukking van het antifascistische verzet in Slowakije en Slovenië. Ze gaf zich in Rimini over aan de Amerikanen, haar strijders trokken naar Groot-Brittannië en vandaar naar Canada en de Verenigde Staten, waar verscheidene miljoenen Oekraïners (vooral uit Galicië) een militante diaspora vormden, onder invloed van de verschillende stromingen van de OUN.

Verdeeld tussen traditie en een nieuwe gehechtheid aan “Westerse waarden”, droegen de erfgenamen de fakkel van de OUN ook in het onafhankelijke Oekraïne, dat in 1991 ontstond na de zelfontbinding van de USSR. Vertegenwoordigers van deze stroming traden toe tot de machtssferen tijdens de Oranje Revolutie van 2004 en de regimewisseling van februari 2014, die tot stand kwam met de actieve steun van de Verenigde Staten en de EU, waarvan de leiders rechtstreeks “ter plaatse” intervenieerden.

De westerse “ommekeer” van anti-Hitler alliantie naar steun voor Hitler’s collaborateurs kan verrassen. Toch voor wie de voorgeschiedenis niet kent. Vóór 1941 stond heel Europa vijandig tegenover het bolsjewisme. Het fascisme is uit die vijandigheid geboren, in de kern van de “grote familie” van het westerse kapitalisme.

De liberale democratieën hadden alles geprobeerd om Hitler en Mussolini te sussen (München 1938). De interne tegenstellingen tussen de imperialismen leidden echter tot oorlog en dwongen het Westen zich aan de zijde van de Sovjets te scharen.

Het was een doeltreffend bondgenootschap om Europa van het nazisme te bevrijden, zij het vooral dankzij de strijd en de opofferingen van de USSR. Maar het was een tegennatuurlijk bondgenootschap, dat Amerikaanse bedrijven als Ford er niet van weerhield de arbeidskrachten (vooral Oekraïners) in de nazikampen uit te buiten. Nog vóór de capitulatie van 8-9 mei 1945 werden de “natuurlijke” banden tussen de kapitalistische mogendheden (waaronder Duitsland) hersteld.

Het nazi-netwerk van generaal Gehlen diende als de stichtende kern van de West-Duitse geheime dienst. De kopstukken uit de economie, de “Justitie”, de Wehrmacht en soms de Waffen SS werden massaal gerecycleerd in West Duitsland.

Oekraïense, Baltische en Russische nationalistische collaborateurs werden gerekruteerd voor het apparaat van de Koude Oorlog, met inbegrip van het anticommunistische radionetwerk “Free Europe”, gevestigd in München (nu in Praag). De Verenigde Staten, Canada, het Vaticaan, en natuurlijk de fascistische regimes van Franco in Spanje en Latijns-Amerika rekruteerden, installeerden en begeleidden tienduizenden fascisten en nazi’s uit het Oosten, die zich zogenaamd bekeerden tot de “waarden van de vrije wereld”. Een “pauze” voor de hardste nazi’s en antisemieten.

Er waren natuurlijk spanningen (bij Free Europe bijvoorbeeld) tussen de zeer reactionaire oosterse diaspora en de journalisten met meer radicaal liberale overtuigingen. Maar ze hadden een gemeenschappelijke visie: het anticommunisme, d.w.z. de verwerping van het egalitarisme en het collectivisme, de verdediging van het privé-eigendom en het “sociaal-darwinisme”, soms ook het antisemitisme, dat vóór de oorlog wijd verbreid was en dat daarna geen aandacht meer kreeg van de pers.

Tientallen jaren van ideologische voorbereiding tijdens de Koude Oorlog bereidden aldus de weg voor de Amerikaanse stichtingen en de door hen betaalde ngo’s die het na de val van het Sovjetblok zouden overnemen.

Voormalige nationalistische militanten en nazicollaborateurs keerden in 1989-91 terug naar Lvov, Kiev, Minsk, Vilnius, Riga, Tallin, Tbilisi, sommigen van hen of hun kinderen begonnen een politieke carrière en verwierven zelfs leidende posities, onder de hoge bescherming van VS-ambassades en Amerikaanse stichtingen. Die laatste investeerden zelfs in Moskou, in “hervormingsraden”, in instituten die zich bezighielden met de “geschiedenis” of het “herschrijven van de geschiedenis” (Ford in Rusland), en in sommige economische sectoren waar hun Russische oligarchenvrienden hen opleidden, totdat president Poetin begin jaren 2000 met hen “schoon schip maakte”.

Later, na de “kleurenrevoluties” in Kiev en Tbilisi, ging dezelfde Poetin over tot een “sanering” van de ngo’s die door de Verenigde Staten en de Europese Unie werden gefinancierd.
Tegelijkertijd werden duizenden studiebeurzen toegekend aan leidende figuren of journalisten uit de voormalige “Oostelijke landen” aan universiteiten en ideologische afleidingscentra in de VS en Duitsland, zoals het “Marshall Centre”. Evenzo werd door de NAVO en de VS militaire training aangeboden aan de legers van de “nieuwe democratieën” en zelfs aan extreemrechtse milities zoals het Azov Bataljon. Het hoogtepunt van deze samenwerking werd bereikt tijdens de Maidan-opstand en de staatsgreep in februari 2014, die door de daders eerst de “Euromaidan” en later de “Waardigheidsrevolutie” werd genoemd.

Westerse leiders, onder wie Victoria Nuland, gezant van Obama en een aanhanger van de neoconservatieven, werden gemobiliseerd tijdens de Maidan-protesten. Evenals duizenden journalisten “op missie” en eminente intellectuelen zoals Bernard-Henri Levy.

Nuland, volgens wie de VS “vijf miljard dollar voor de democratie” in Oekraïne hadden uitgegeven, sympathiseerde vooral met de neonazi’s van de voormalige nationaalsocialistische partij die werd omgedoopt tot “Vrijheid” (Svoboda), een van de belangrijkste politieke krachten van het Westen die de stoottroepen leverden voor de laatste aanval op Maidan en de terreuracties tegen de partijen uit Oost-Oekraïne, zowel de “regionale” als de communistische. Zo ontstond de alliantie die in de Donbass een meer militair aspect zou krijgen.

Het was deze start van een echte burgeroorlog in februari 2014, die neonazi’s op belangrijke posities in de staat en het leger deed belanden. Een burgeroorlog die door zijn aanhangers, ook ter linkerzijde, werd voorgesteld als een “bevrijdingsbeweging” tegen het “Russische imperialisme”.

Het onmiddellijke gevolg was dat de bevolkingen van het Oosten van Oekraïne hun politieke vertegenwoordigingen werden ontnomen en dat die van het Westen en Kiev een monopolie kregen, terwijl tegelijkertijd het nationalisme, dat historisch belichaamd werd door Stepan Bandera, volledig werd gerehabiliteerd.

Symbolisch voor de continuïteit tussen de vaders van het radicale nationalisme en de onafhankelijkheidsregering van na 1991, die in Kiev werd belichaamd door de “Oranje Revolutie” van 2004 en de Euromaidan van 2014: de laatste vertegenwoordigers van de “regering in ballingschap” van de voormalige “volksrepubliek” van Simon Petlioera erkenden de staat van na 1991 als hun erfgenaam, en de weduwe van wijlen Jaroslav Stetsko, Bandera’s kompaan en kortstondig premier van de fascistische macht van juni 1941, mevrouw Jaroslava Stetsko, nam zitting in het nieuwe parlement (Rada) als ere-afgevaardigde van “Ons Oekraïne”, de partij van de president en leider van de “oranje revolutie”, Viktor Joesjtsjenko.

Voordien was ze actief in de World Anti-Communist Ligue (WACL) en het Anti-Bolsjewistische blok van Naties, internationale netwerken die door de CIA werden gefinancierd.
De tijd voor “wraak” is eindelijk gekomen. “Slava Ukraïni! Heroiam Slava”, Glorie aan Oekraïne, Glorie voor onze Helden!, de slogan van de OUN hoor je opnieuw overal.

Beeld bovenaan: Nessa Gnatoush CC BY 2.0

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!