Essay - Erwin Jans

De figuur van de vluchteling is de graadmeter van de toestand waarin Europa zich bevindt

Misschien moeten we beter luisteren naar de vluchteling. Zijn verhaal herinnert ons immers aan de fundamenten van Europa. En de vluchteling heeft zijn verhaal al vaker verteld. In juli is het precies tachtig jaar geleden dat de vrije wereld op initiatief van de Amerikaanse president Roosevelt in het Franse Evian samenkwam om te praten over de grote Joodse vluchtelingenstroom die uit Duitsland op gang was gekomen. Het werd een test van de beschaving.

woensdag 20 juni 2018 14:17
Spread the love

“Er siddert wat, de boot, hij siddert, dat is toch sidderen, of niet? Nee, daar is een ander woord voor, nee, dat vind ik ook niets, hij wiebelt, de boot, hij dobbert, de boot siddert van angst, nee, hij schommelt, omdat die mensen niet stil kunnen zitten. De boot is als een, ik kan er nu niet opkomen, als een speldenkussen vol naalden, ik wil niet zeggen vol vol, maar het is toch vol.  Water is dikker dan glas, maar niet kapot te krijgen, het gaat open, het groeit aan elkaar wat bij elkaar hoort, alles wordt een, water dus. Alleen de mensen die erin vallen, gaan kapot. Breken kunnen ze niet, het water neemt hen op. Het neemt mensen in zijn snavel, nee ‘snavel’ kan je hier niet zeggen, zoals je ook ‘sidderen’ niet kan zeggen, alstublieft, kan iemand ons nieuwe woorden aanreiken, dank u wel.”

Wat doet een boot volgepropt met vluchtelingen ergens op de Middellandse Zee tussen de Noord-Afrikaanse en de Zuid-Europese kusten? Wat deed het ngo schip Aquarius de voorbije week tussen Malta en Italië – twee landen waar het geweigerd werd – en Spanje waar het uiteindelijk in Valencia mocht aanmeren met 630 vluchtelingen aan boord, mannen, vrouwen en kinderen? Dobberen, schommelen, wiebelen of sidderen?

Bovenstaande zinnen zijn een fragment uit het stuk Die Schutzbefohlenen  (2013) van de Oostenrijkse schrijfster en Nobelprijs literatuur Elfride Jelinek. In haar tekst reageert de schrijfster op wat in de media en in de politiek de ‘vluchtelingencrisis’ genoemd wordt. Het is een tekst waarin verschillende stemmen door elkaar commentaar geven op de komst van de vluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten, nu eens vol empathie en begrip dan weer afwijzend en agressief. De kracht van Jelineks tekst is niet dat hij een analyse van de situatie maakt, maar dat hij het westerse discours over de vluchtelingen blootlegt. Het is alsof Jelinek haar oor te luisteren heeft gelegd in de huiskamers, de metro’s, de busstations, de cafés, de parlementen, etc. van Europa en aan de bron opgetekend heeft hoe er over de vluchteling en de vreemdeling gesproken wordt.

‘Vluchtelingencrisis’ is op zich reeds een problematische term. Het is Europa zelf dat in een diepe politieke en morele crisis verkeert. Politiek omdat het geen eensgezind antwoord vindt op de uitdagingen van de migratie. Moreel omdat het zijn eigen basiswaarden niet meer lijkt te kunnen naleven. ‘Migratie’ is een politiek thema geworden dat electoraal zwaar doorweegt en zo wordt het ook voortdurend ingezet. Maar het raakt op een veel fundamenteler niveau de kern van Europa. De ‘vluchtelingencrisis’ is een ‘beschavingscrisis’. Met als iconisch beeld overvolle ronddobberende bootjes vol onzekere en bange mensen. De Middellandse Zee die door de Franse schrijver Paul Valéry ‘een beschavingsmachine’ werd genoemd omdat er doorheen de eeuwen zoveel culturen ontstonden door de uitwisseling tussen haar kuststeden, heeft intussen de trieste reputatie gekregen van een kerkhof voor vele duizenden anonieme vluchtelingen die de overtocht waagden maar nooit Europa binnen raakten.

De figuur van de vluchteling is de graadmeter geworden van de toestand waarin Europa zich op dit ogenblik bevindt. In ieder individueel vluchtelingenverhaal – of het nu gaat om een economische dan wel een politieke vluchteling – wordt de balans van het Europese project opgemaakt. Dat er op dit ogenblik, volgens UNHCR, wereldwijd meer vluchtelingen zijn dan ooit voorheen, moet ons globaal bewustzijn toch wakker schudden! Die constatering zegt iets over het grote onevenwicht waarin de wereld verkeert. De vluchteling is per definitie degene die de nationale grenzen overschrijdt en dus letterlijk een fremdkörper binnen de contouren van de natiestaat is. Hij is het die ons erop wijst dat de manier waarop we leven niet ophoudt aan onze landsgrenzen. In zijn vlucht draagt de vluchteling de sporen van economische ongelijkheid, geo-politieke belangen, burgeroorlogen, ecologische catastrofes, etc. die alle nationale grenzen overschrijden. Precies daarom herinnert de vluchteling ons aan het waarom van het Europese project en van een internationale gemeenschap. Hij stond immers mee aan de wieg ervan.

Precies tachtig jaar geleden, in juli 1938, riep de Amerikaanse president Roosevelt, gealarmeerd door het groeiende antisemitisme in Duitsland en een steeds groter wordende stroom Joodse vluchtelingen, in het Franse Evian een conferentie samen. De Neurenbergwetten van 1935 hadden van de Duitse Joden stateloze vluchtelingen in hun eigen land gemaakt, fremdkörper. In 1938 waren er al bijna een half miljoen Joden Duitsland ontvlucht. Na de Anschluss van Oostenrijk in maart 1938 werden nog eens 200.000 Joden tot stateloze vluchtelingen gereduceerd. Aan de 32 deelnemende landen van de Evian-conferentie werd gevraagd om hun immigratiequota vrijwillig te verhogen. Voor de Joodse gemeenschap was dit de conferentie van de laatste kans en zij stelden al hun hoop op de generositeit van Europa. Ook Hitler keek uit naar het resultaat van de conferentie: de Europese sympathie met de Joden was immers een goedkope manier om Duitsland Judenfrei te maken.Tijdens de onderhandelingen werd echter al snel duidelijk dat geen enkel land bereid was vrijwillig zijn quota te verhogen. De argumenten die werden gegeven klinken ons al te bekend in de oren.

Groot-Brittannië verklaarde dat het land al ‘vol’ was en dat de werkloosheid dusdanig hoog was, dat het geen extra vluchtelingen kon opnemen. Groot-Brittannië nam in de periode 1938-1940 ongeveer 15.000 Joden op. De Britten lieten een optie doorschemeren om een beperkt aantal vluchtelingen naar Oost-Afrika te sturen. Ook de Fransen gaven nadrukkelijk aan dat ze een punt van saturatie bereikt hadden waar het vluchtelingen betrof. De Australische vertegenwoordiger zei zelfs nadrukkelijk dat Australië geen raciaal probleem had en ook niet van plan was er een te importeren. Ook de VS verhoogden hun quotum niet substantieel. De meeste landen argumenteerden n dat ze geen vluchtelingen konden opnemen ten gevolge van de grote depressie, waarvan ze nog herstellende waren. Het enige land dat daadwerkelijk aanbood om vluchtelingen op te nemen, was de Dominicaanse Republiek, zij het in ruil voor veel geld. ‘Europa zit vol’, ‘we wil geen problemen importeren’, ‘we hebben het zelf al moeilijk genoeg’,’ waarom geen opvangkampen buiten de Europese grenzen’: het is allemaal al eens gezegd en voorgesteld!

Tijdens de conferentie werd een organisatie opgericht, de Intergovernmental Committee on Refugees, met als doel om landen die vluchtelingen opnamen te helpen. Maar door gebrek aan autoriteit en vooral aan financiële steun kon het comité weinig uitvoeren. Achteraf bekeken is de weigering van de internationale gemeenschap om meer Joodse vluchtelingen op te nemen een morele schandvlek op de vrije wereld. Dat werd door Walter Mondale, de vice-president van de VS in 1979 scherp verwoord: “At stake at Evian were both human lives – and the decency and self-respect of the civilized world. If each nation at Evian had agreed on that day to take in 17.000 Jews at once, every Jew in the Reich could have been saved. As one American observer wrote, ‘It is heartbreaking to think of the (…) desperate human beings (…) waiting in suspense for what happens at Evian. But the question they underline is not simply humanitarian (…) it is a test of civilization.” Voor die test slaagde Europa en rest van de vrije wereld in juli 1938 duidelijk niet. Enkele maanden later, in de nacht van 9 op 10 november, de zogenaamde ‘Kristallnacht’, nam Hitler het heft dan maar in eigen handen.

Wat gaat Europa binnen enkele weken op zijn volgende top doen? Dobberen, schommelen, wiebelen of sidderen? Je kan natuurlijk niet zomaar historische gebeurtenissen met elkaar vergelijken. We leven niet in de jaren dertig van de vorige eeuw. De hele politieke constellatie is anders. Maar de jaren dertig en de daaropvolgende oorlog met al zijn verschrikkingen heeft het besef gecreëerd van de dwingende noodzaak van een Europees en internationaal niveau van verantwoordelijkheid.

Het is niet moeilijk om op dit ogenblik een verontrustende verharding van het taalgebruik te constateren waar het vluchtelingen betreft. En dat niet alleen op de sociale media maar ook op de hoogste politieke niveaus. Het is evenmin moeilijk om vast te stellen dat die verharding van het taalgebruik gepaard gaat met een verzwakking van de humanistische principes waarop het Europese project gebouwd is. Misschien zijn de vluchtelingen wel de laatste Europeanen, omdat zij hardnekkig en vaak tegen beter weten in blijven geloven in de humanistische fundamenten van Europa? In hun verhalen, die vaak evenmin als hun lichamen Europa bereiken, vinden we misschien de nieuwe woorden die we nodig hebben om te begrijpen wat er werkelijk aan de hand is in onze wereld? Misschien overtuigen hun woorden en hun verhalen ons ervan opnieuw Europeanen te worden?

Kan iemand ons nieuwe woorden aanreiken, dank u wel! De Iraakse theatermaker Mokhallad Rasem bracht een tijdlang door in een asielcentrum bij de Frans-Belgische grens, sprak daar met de inwoners en noemde de voorstelling die hij op basis van die gesprekken maakte: Zielzoekers. Met dat nieuwe woord legde hij de diepere betekenis bloot van de omschrijving ‘asielzoekers’. Alleen als buitenstaander met de bijzondere ervaring van de vluchteling kon hij in de vraag om ‘asiel’ ook de vraag om een ‘ziel’ horen! Maar wat als Europa zelf zijn ziel aan het verliezen is?

Erwin Jans is dramaturg en publiceert uitgebreid over theater, literatuur en cultuur. Hij werkt sinds 2006 bij Toneelhuis. Bij de AP Hogeschool Antwerpen doet hij onderzoek naar drama en Vergeten Vlaams Repertoire. In 2006 verscheen zijn essay Interculturele Intoxicaties. Over kunst, cultuur en verschil. Samen met Dirk van Bastelaere en Patrick Peeters maakte hij de poëziebloemlezing Hotel New Flandres. Zestig jaar Vlaamse poëzie 1945-2005 (2008). Samen met Eric Clemens schreef hij het essay Democratie onder vragen (2010) dat ook in het Frans verscheen. Samen met Eric Corijn, Ivo Janssens en Nico Carpentier schreef hij Kunst in deze wereld (2011). In 2017 maakte hij de bloemlezing De waterdrager en de dorstige. Tien theaterteksten van Tone Brulin.

take down
the paywall
steun ons nu!