Subsidie
Tot voor kort konden gemeenten bij de Vlaamse overheid subsidies aanvragen om residentiële terreinen, doortrekkersterreinen of pleisterplaatsen te realiseren of te onderhouden. Residentiële terreinen zijn bedoeld voor permanente bewoning met een woonwagen. Op een doortrekkersterrein mag iemand tegen vergoeding maximaal drie weken verblijven. Pleisterplaatsen zijn gronden waarvan het bestemmingsplan niet rept over wonen, maar die als een noodoplossing fungeren.
De schepen Wonen van Leuven, Lies Corneillie, is teleurgesteld in de opheffing van de subsidie. ‘Het sanitair en de gemeenschapsvoorzieningen moeten grondig gerenoveerd worden.’ Er zijn in juni echter federale verkiezingen, gevolgd door lokale verkiezingen in oktober. “Tot die tijd gaat er waarschijnlijk niet veel meer gebeuren”, denkt Corneillie hardop. De gemeente Leuven blijft proberen geld los te maken bij de Vlaamse Overheid.
Reden van afschaffing
Omdat lokale besturen er geen gebruik van maken, is de subsidieregeling opgeheven. Uit angst voor boze omwonenden durfden lokale besturen hun handen niet branden aan de uitbreiding van standplaatsen. “Aan burgers (huisbewoners, red.) wordt gevraagd wat ze ervan vinden als er een woonwagenterrein komt. Waarom vragen ze niet aan ons wat wij ervan vinden dat er huizen komen?”, vraagt Tina Drutti, foorreiziger en lid van woonwagenorganisatie Ons Leven, zich af. Vroeger lag het terrein waar haar familie staat afgelegen, omringd door natuur. Nu is het omringd door bakstenen huizen.
“Zodra het woord ‘woonwagen’ valt klappen de gemeenten dicht”
Bezorgd vertelt Hilde Degol, woonwagenwerker in Limburg, dat je een bouwvergunning nodig hebt om een woonwagen op gekochte grond te plaatsen. “Maar zodra het woord ‘woonwagen’ valt klappen de gemeenten dicht.” Dat terwijl de woonwagen een erkende woonvorm is in Vlaanderen sinds 2004.
Ook economische overwegingen spelen een rol volgens Rik Reusen, beleidsmedewerker bij Unia: ‘Het is cynisch, maar er zijn economisch betere manieren om een stuk grond te ontwikkelen.’ Hij maakt zich zorgen over de afschaffing van de regeling: “Wat gebeurt er de komende decennia met terreinen die niet meer onderhouden worden?”
Wallonië en Brussel
Lokale besturen in Wallonië kunnen subsidie aanvragen voor pleisterplaatsen. Ahhmed Ahkim, oprichter van het Centre de Médiation des Gens du Voyage et des Roms, deelt mee dat ze daar weinig gebruik van maken.
Mensen van de reis klagen dat gemeenten geen oor hebben als ze vooraf afspraken willen maken over een geschikte plek. De enige effectieve optie die ze hebben, is ergens landen en dan in dialoog proberen te treden met de gemeente.
Brussel heeft sinds 2018 een subsidieregeling voor het bestrijden van thuisloosheid, die ook geldt voor woonwagenterreinen. Maar geen enkele gemeente deed daar een beroep op.
Integratiedecreet
2012 leek een hoopvol jaar voor ‘mensen van de reis’. België kreeg een vermaning van het Europese Comité voor de Rechten van de Mens omdat België het Europees Sociaal Handvest overtreedt. Daarin staat onder andere dat bevolkingsgroepen beschermd moeten worden tegen discriminatie en uitsluiting.
Ook het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is in 2012 streng voor de Belgische opvang van woonwagenbewoners. Er zijn structureel te weinig standplaatsen. Het Hof draagt België op om verbeterplannen te overleggen. Een van die plannen van Vlaamse kant is de subsidieregeling voor gemeenten.
Veroordelingen van de Europese instellingen zijn pijnlijk, omdat woonwagenbewoners sinds 2001 onder het Minderhedendecreet van Vlaanderen en Brussel vallen. Dat decreet erkent minderheden en de speciale aandacht die zij verdienen.
Zo waren er subsidies voor organisaties betrokken bij mensen van de reis. Ook was er de Vlaamse Woonwagencommissie dat de Vlaamse regering adviseerde over geschikte locaties en richtcijfers gaf over standplaatsen.
Onder het mom van het gelijkheidsbeginsel werd het minder bon ton om minderheidsgroepen specifieke bescherming te geven. In 2018 brengt de Vlaamse overheid een onderscheid aan tussen rondtrekkende woonwagenbewoners en sedentaire. De eerste bleef een erkende minderheid, de tweede niet.
41% van Belgische woonwagenbewoners tussen de 16 en 24 jaar heeft geen werk of onderwijs
Maar woonwagenbewoners zijn niet hetzelfde als de rest van de Belgen en hebben extra bescherming nodig, vindt Reusen. Denk bijvoorbeeld aan een Knelpuntennota van het Kinderrechtencommissariaat uit 2014. Daarin staat dat rondtrekkende woonwagenbewoners dikwijls worden verdreven van onvergunde standplaatsen. Vaak zonder alternatief.
Of neem een enquête van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) uit 2020. Volgens die enquête leeft 25% van Belgische woonwagenkinderen in ernstige armoede en heeft 41% van Belgische woonwagenbewoners tussen de 16 en 24 jaar geen werk of onderwijs. Daarnaast stelt de enquête dat woonwagenbewoners gemiddeld veertien jaar korter leven dan de gemiddelde Belg.
Uit een onderzoek van de KU Leuven uit 2020 blijkt dat geen enkel Vlaams rondtrekkend woonwagenkind structureel onderwijs volgt. Volgens Ahkim is het “een schande voor een welvarend land als België dat er burgers zijn die niet kunnen lezen en schrijven.”
In 2021 werden ook de rondtrekkende woonwagenbewoners uit het Integratiedecreet geschrapt, zonder dat er zichtbare verbetering is van hun situatie.
Onbekend maakt onbemind
“De overheid kent onze cultuur niet”, stelt Pierre Dubois, een Leuvense woonwagenbewoner. Zonder gedegen kennis bij beleidsmakers, kan er onmogelijk adequaat beleid geformuleerd worden. Gemeenten opperen vaak voorrang op sociale huurwoningen als oplossing voor het standplaatsentekort.
Dat is een absurd voorstel, want ‘in een huis komen de muren op me af, het is een gevangenis’ is het veelgehoorde adagium onder woonwagenbewoners. Het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens ziet wonen in een woonwagen als een essentieel onderdeel van de woonwagencultuur, daarbij steunend op uitspraken van het Hof. Daarnaast is er het praktische bezwaar dat er al grote tekorten op de sociale huurmarkt zijn.
In Wallonië is er nooit speciale rechtsbescherming geweest. Daarover zegt Ahkim dat er voor- en nadelen zijn van het codificeren van minderheidsrechten. Het kan zorgen dat de minderheid zichzelf als een onderdeel van de samenleving ziet, maar het kan de uitsluiting ook formaliseren.
Woonwagencultuur
Het onderscheid tussen rondtrekkende en sedentaire woonwagenbewoners kan verwarring opleveren. Wie zijn de woonwagenbewoners? Woonwagenbewoners bestaan officieel uit drie groepen: Voyageurs, Roms en Manoesjen. Het totale aantal wordt geschat op 20.000 à 30.000, al is dat een onzeker getal.
Voyageurs zijn Belgen die in de 19e eeuw om economische redenen een woonwagen betrokken en rondreisden om ambachten aan te bieden. Manoesjen en Roms komen oorspronkelijk uit India, maar kwamen via Oost-Europa in België terecht. Manoesjen in de 15eeeuw, Roms in de 19e.
Met veel trots vertelt Drutti dat ze geboren is in een woonwagen. De definitie van een woonwagenbewoner past haar als gegoten. Toch is Drutti volgens de Vlaamse overheid geen woonwagenbewoner omdat ze een kermisreiziger is. In Nederland vallen deze mensen, net als de circusmedewerkers, wel onder woonwagenbewoners.
Ook woont veel familie van Tina Drutti op het woonwagenterrein in Maasmechelen. Zelf woont ze al 30 jaar in een bakstenen huis. “In deze wijk hebben mensen amper contact met elkaar.” In de wijk is ze dan ook weinig te vinden. “Elke dag ga ik naar het plein verderop.” ‘Het plein’ is het woonwagenterrein bij haar in de buurt.
Typisch voor de woonwagencultuur is leven in een woonwagen, in nauw familieverband en de we-redden-onszelf-wel-mentaliteit. Leven in een woonwagen was belangrijk omdat ze met die woonwagen rondtrokken om ambachten aan te bieden.
Rondtrekken
‘Nomadisch’ moeten we met een korreltje zout nemen. Voyageurs en Manoesjen reizen amper. Velen willen dat ook niet. Roms trekken vaker rond in de warmere maanden van het jaar. Ongeveer 3% van de Vlaamse en Brusselse woonwagenbewoners reist het hele jaar rond schrijft Koen Geurts, directeur van Foyer vzw, in een boek over ‘mensen van de reis’.
Voor de reizenden zijn doortrekkersterreinen voorzien. Vier terreinen in Vlaanderen van ongeveer twintig plaatsen, waar ze maximaal drie weken mogen staan. Brussel en Wallonië hebben geen officiële terreinen, alleen gedoogde, illegale of private. Toch is de woonwagen in beide gewesten een erkende woonvorm. In Brussel sinds 2012, in Wallonië sinds 2019.
Degol stipt aan dat de manier waarop het rondtrekken in Vlaanderen georganiseerd is niet aansluit bij de woonwagencultuur. Ze constateert dat mensen maanden van tevoren moeten reserveren, terwijl rondtrekkende woonwagenbewoners van dag tot dag leven.
Mensen moeten maanden van tevoren hun staanplaats reserveren, terwijl rondtrekkende woonwagenbewoners van dag tot dag leven
“Eigenlijk draaien ze cirkeltjes tussen de vier doortrekkersterreinen. Of dat nou trekvrijheid is?” Angelsaksische en Franse mensen van de reis zijn veel beter georganiseerd waardoor zij vaak plekken bezet houden. Volgens Reusen trekken veel Belgische woonwagenbewoners naar Wallonië. ‘Niet omdat het daar zo goed geregeld is, maar omdat ze daar veel coulanter omgaan met ‘illegale’ plaatsen.’
Degenen die rondtrekken doen dat vaak niet uit vrije wil. Er is een nijpend tekort aan residentiële standplaatsen, waar mensen van de reis permanent mogen staan. Middenveldorganisaties in Vlaanderen schatten het tekort op 1.000 standplaatsen. Een zeer conservatieve schatting, want veel woonwagenbewoners die een standplaats willen staan niet op de radar van middenveldorganisaties en de overheid.
Sedentair
Ook sedentaire woonwagenbewoners blijven ellende niet bespaard. “We worden vergeten,” vertelt Pierre Dubois ontstemd. “Ze realiseren geen nieuwe standplaatsen.” Nadat het Hof België in 2012 adviseerde om meer plaatsen te verwezenlijken, zijn er inderdaad bijna geen plaatsen bijgemaakt. De woonwagenpopulatie is wel toegenomen. Sommigen staan noodgedwongen met meerdere wagens op één standplaats. Een onveilige situatie, want als er brand uitbreekt verspreidt het zich makkelijk.
Volgens Foyer vzw en het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat zijn gemeenten na de veroordeling in 2012 juist strenger gaan optreden tegen onvergunde plaatsen. Het tekort aan standplaatsen zorgt voor onderlinge concurrentie en beschadigt de solidariteit tussen de subgroepen en zelfs tussen woonwagenfamilies.
Door het tekort zijn er lange wachtlijsten voor permanente plaatsen. De richtlijn is dat woonwagenbewoners ongeveer net zo lang wachten op een standplaats, als huisbewoners op een huis. “Het duurt echter tien jaar voordat iemand aan de beurt is, en er zijn zelfs gevallen bekend van woonwagenbewoners die al dertig jaar op de lijst staan”, vertelt Hilde Degol.
Maar er zijn ook veel gemeenten in Vlaanderen die zelfs geen wachtlijst gebruiken. Is die er wel dan gebeurt de toewijzing ook verschillend. De een hanteert first come, first serve, de ander bekijkt de urgentie. Lokale besturen die subsidie willen, zijn verplicht toe te wijzen volgens het afstammingsbeginsel.
Dat beginsel stelt dat iemand zelf of iemands ouders of grootouders aantoonbaar in een woonwagen moeten hebben gewoond om een plaats te krijgen. Maar soms plaatsen gemeenten zelfs huisbewoners op een woonwagenterrein. De subsidieregeling is nu afgeschaft, waardoor er geen pressiemiddel meer is.
In Wallonië weigeren sommige gemeenten woonwagenbewoners in te schrijven in het bevolkingsregister. Daardoor kunnen zij geen beroep doen op politieke- en sociale rechten. Ondanks de erkenning van de woonwagen als officiële woonvorm in 2019 en de berispingen van de Europese instellingen is Ahkim niet hoopvol over de huidige situatie in Wallonië: “De facto staan we op hetzelfde punt als in 2012.”
Daarnaast is de locatie van de woonwagenterreinen in België veelzeggend. Deze bevinden zich meestal aan de rand van de samenleving. Zo ligt het residentiële terrein in Leuven achter de brouwerij van Stella Artois. Of neem het doortrekkersterrein in Asse. Bij een bezoek is het lastig te vinden, omdat het ligt op het uiteinde van een industrieterrein.
In Wallonië zijn zelfs geen residentiële terreinen. Voor Ahmed Ahkim is het realiseren van residentiële terreinen dan ook de eerste prioriteit. Brussel heeft enkel gedoogde, illegale of private residentiële terreinen.