Analyse, Nieuws, Samenleving, Politiek -

Overleeft Cuba het einde van het Castro tijdperk?

Op 19 april wordt in Cuba een nieuwe president gekozen. De historische generatie maakt dan plaats voor een nieuwe jonge garde. Moeten we nog snel naar Cuba voordat alles verandert? Een vooruitblik en een terugblik van bijna zestig jaar revolutie door Cuba-kenner Marc Vandepitte.

woensdag 18 april 2018 09:22
Spread the love

Indrukwekkend palmares

Bijna zestig jaar geleden schreven Fidel en Raúl Castro geschiedenis. Met enkele honderden rebellen versloegen ze het leger van dictator Batista, het best bewapende van Latijns-Amerika op dat moment. Ze verjoegen de yankees van hun eiland en slaagden erin op hun stoep een socialistische maatschappij uit te bouwen. Tegen alle verwachtingen in hielden ze stand tegen de militaire, economische en diplomatieke agressie van de grootste supermacht ooit. De Cubaanse revolutie maakte komaf met de pessimistische theorie dat een progressieve koers onmogelijk was in de achtertuin van Uncle Sam.

De Cubanen weerstonden de langstdurende economische blokkade uit de wereldgeschiedenis. Op dertig jaar tijd verloren ze tot tweemaal toe hun belangrijkste handelspartners. Voor de meeste economieën betekent zoiets een fatale klap, maar ook dat overleefden ze, zonder sociale explosies.

Het VS-imperialisme brachten ze een smadelijke nederlaag toe in 1961 in de Varkensbaai. Het Witte Huis is door geen enkel Latijns-Amerikaans land ooit zo vernederd. Een kwarteeuw later brachten Cubaanse soldaten, ter hulp geroepen door Angola, duizenden kilometers ver van huis een genadeslag toe aan het veel beter bewapende Apartheidsleger. Op die manier bepaalde een klein, onbeduidend eiland mee de vrijheid van Mandela en de geschiedenis van Afrika.

Als gevolg van zijn koloniaal verleden, de economische blokkade, het ontbreken van belangrijke natuurlijke rijkdommen en de val van de Sovjet-Unie, bleef het land op economisch vlak een derdewereldland. Maar desondanks wisten ze een sociaal, intellectueel en cultureel peil te bereiken dat tot de beste van de wereld behoort. Cuba zendt wereldwijd op zijn eentje meer dokters uit dan de Wereldgezondheidsorganisatie. Cuba is ook het enige land ter wereld dat een zeer hoge sociale ontwikkeling combineert met een lage voetafdruk.  

Samen met Venezuela was Cuba de gangmaker van de integratie van de Latijns-Amerikaanse landen (Alba, Celac, Unasur),[1] ten koste van de greep van Washington op deze regio.

Door de sociale verwezenlijkingen in eigen land en de rol die Cuba in het buitenland heeft gespeeld geniet de Cubaanse leiding bijzonder veel prestige in de landen van het Zuiden. Tot tweemaal toe, van 1979 tot 1983 en van 2006 tot 2009, mocht het kleine Cuba het voorzitterschap waarnemen van de Niet Gebonden Landen, een beweging die twee derden van alle landen groepeert. In 2014 zat Raúl Castro de tweede top voor van Celac. Voor die bijeenkomst reisden 30 van de 33 staatshoofden van Latijns-Amerika en de Cariben af naar Havana.

Onlosmakelijk duo

De geschiedenis leert dat in de beginfase van een revolutionair proces sterke, charismatische figuren vaak een belangrijke rol spelen. Dat was zeker het geval bij Fidel, een imposant figuur met een bijzonder sterke persoonlijkheid en een magnetische overtuigingskracht. Hij was visionair, zeer welbespraakt en had de capaciteit om verdeeldheid te voorkomen. Hij had de gave om de bevolking te enthousiasmeren in moeilijke omstandigheden en was een prima crisismanager.[2]

Fidel was de absolute nummer één. Als trekker van het revolutionaire proces liep hij voortdurend in de kijker. Het was ook Fidel die het mikpunt was van de honderden moordaanslagen. Over El Comandante en Jefe zijn tientallen biografieën geschreven. Hij gaf vele honderden speeches en werd heel regelmatig geïnterviewd. Het contrast met Raúl is groot. Tot aan de ernstige ziekte van Fidel in 2006 trad Raúl nauwelijks op de voorgrond, iets dat hij ook niet graag doet. De vijf jaar jongere broer is karig in het geven van interviews of speeches. Het aantal biografieën over hem kan je op één hand tellen. Daardoor wordt zijn rol in de Cubaanse revolutie vaak ernstig onderschat.

De twee broers waren een onlosmakelijk duo. Ze vulden elkaar perfect aan en versterkten elkaar wederzijds. Fidel was visionair en zette de ideologische bakens uit terwijl Raúl meer praktisch is ingesteld, met veel gezond verstand en organisatietalent. Fidel de architect, Raúl de aannemer, zo kan je het kort samenvatten. 

De factor Raúl

De organisatorische en leiderscapaciteiten van Raúl kwamen naar boven tijdens de guerrillastrijd. Begin 1958 wordt Raúl, amper 26 jaar oud, commandant van het tweede Front. Hij boekt militaire successen en controleert al snel een gebied iets kleiner dan Vlaanderen. Hij zet er een volledig parallelle administratie op met inbegrip van scholen en hospitaaltjes. Hij organiseert de boeren, houdt een Congreso Campesino (boerencongres) en voert een landbouwhervorming door in bevrijd gebied. Er worden wegen aangelegd, er komen telefoonverbindingen en hij bouwt zelfs een mini-luchtmacht uit met in totaal 13 vliegtuigjes.

In oktober 1959 komt Raúl aan het hoofd van de Cubaanse strijdkrachten. Hij zal dat blijven tot hij tot president wordt verkozen in 2006 en is daarmee de langst in dienst zijnde minister van Defensie. Zijn rol als militair bevelhebber of als topman van de regering zal op verschillende momenten cruciaal zijn voor het overleven van de revolutie. 

Hoofd van de strijdkrachten

Het overleven van de prille revolutie staat of valt met de capaciteit om een militaire interventie van de VS te kunnen weerstaan. In de eerste maanden stelt het nieuwe Cubaanse leger nagenoeg niets voor. Heel wat materiaal is onbruikbaar of ontoereikend en een groot deel van de officieren is vertrokken naar de VS. De tijd dringt. In maart 1960 is er een aanslag op een boot met munitie in de haven van Havana waarbij meer dan honderd doden vallen. Twee maand later weigeren de VS-multinationals nog petroleum te raffineren. Het wordt duidelijk dat een militaire interventie vanuit de VS nog een kwestie van maanden is.

In juni 1960 reist Raúl naar Praag en Moskou om voldoende militaire uitrusting en munitie vast te krijgen om zo’n invasie te kunnen counteren. Tientallen piloten krijgen een geheime spoedtraining in Tsjechoslowakije. In Cuba worden intensieve trainingsprogramma’s opgezet. 25.000 soldaten en honderdduizenden burgers krijgen een elementaire gevechtsopleiding. Cubaanse geheim agenten infiltreren in het huurlingenleger dat klaargestoomd wordt in de VS. Verschillende contrarevolutionaire groepen die van plan zijn de invasie ondergronds te ondersteunen worden in Cuba ontmaskerd en opgepakt. Al deze maatregelen zorgen ervoor dat de invasie, die op 17 april 1961 van start gaat, al na 72 uur wordt neergeslagen. Het wordt een historische eerste nederlaag van de VS in zijn ‘achtertuin’.

De dreiging is echter niet van de baan. Cuba treedt niet toe tot het Warschaupact, wat betekent dat na de rakettencrisis van 1962,[3] het land vooral op eigen krachten zal moeten rekenen bij een toekomstige interventie. Op enkele jaren tijd bouwt Raúl een totaal nieuw leger uit met goed getrainde manschappen en hoogtechnologische uitrusting. Begin de jaren zeventig worden de luchtmacht, de gepantserde troepen en de luchtafweer tot de beste van Latijns-Amerika gerekend. Terwijl het Sovjetleger zich vastrijdt in Afghanistan behaalt het Cubaanse leger in verafgelegen gebieden enkele verbluffende overwinningen, zoals tegen het veel sterkere Apartheidsleger.

Naast de geregelde troepen wordt ook een heus volksleger uitgebouwd. Binnen de vierentwintig uur kunnen twee miljoen Cubanen gemobiliseerd worden. Invasietroepen zouden net zoals in Vietnam in een wespennest terecht komen en getrakteerd worden op vallen, putten, mijnen, tunnels enz. Om het eiland te ‘veroveren’ zou het Pentagon miljoenen soldaten moeten sturen met een wellicht zeer hoge tol aan verliezen. Dat maakt het kleine eiland de facto zo goed als oninneembaar. In die zin is Cuba, samen met Vietnam, voor de huidige en toekomstige generaties een voorbeeld van succesvol verzet tegen de agressieve politiek van de VS.

Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 en de verscherping van de blokkade stort de Cubaanse economie volledig in elkaar. De levensomstandigheden gaan sterk achteruit en er dreigt zelfs hongersnood. De meeste waarnemers voorspellen het spoedig einde van de revolutie. Ze vergissen zich. Om uit de crisis te geraken zijn wel heel drastische maatregelen nodig. Daarbij speelt het leger de locomotieffunctie. De troepen zelf worden afgeslankt en grondig hervormd. De militairen zijn de eersten om te experimenteren met nieuwe managementstechnieken en meer soepele en efficiënte productiestrategieën. Het leger zorgt er niet alleen voor om zelfvoorzienend te worden, het zal in toenemende mate economische activiteiten uitoefenen, o.a. in het toerisme en de landbouw. Overschotten van de voedselproductie worden op landbouwmarkten aangeboden met het doel de prijzen te doen dalen. In 1996 wordt reeds een derde van wat het leger produceert, geleverd aan de civiele economie. De aanpak staat model voor de rest van de economie en is beslissend geweest om de zogenaamde Speciale Periode zonder al te veel kleerscheuren te overleven. 

Staatsman

In die moeilijke omstandigheden zijn ook het staatsapparaat en de communistische partij aan een stevige opknapbeurt toe. Raúl neemt die taak op zich. Met de topkaders van het land organiseert hij in 1994 een aantal conferenties om de crisis te bespreken en te zoeken naar uitwegen. Hij eist dat de leiders van zowel de regering als van de partij hun banden met de bevolking aanhalen en prioriteit geven aan het oplossen van de vitale behoeften van de gewone bevolking. Een behoorlijk aantal topkaders wordt ontslagen en vervangen door voornamelijk jonge mensen.

In de zomer van dat jaar gaat de crisis naar een hoogtepunt. De levensomstandigheden worden precair en het maandloon is op de zwarte markt nog amper 1,5 dollar waard. Vooral in Havana wordt de situatie kritiek. Raúl wordt benoemd tot hoofd van een commissie die de acute problemen van de hoofdstad moeten aanpakken. De commissie zorgt voor een verbetering van de voedselvoorziening en een betere dienstverlening, waardoor de spanning afneemt en het niet tot voedselrellen of plunderingen komt.

De economische crisis laat diepe sporen na. De koopkracht is sterk gedaald en er is een kloof ontstaan tussen twee groepen Cubanen: zij die het enkel moeten stellen met een loon in pesos en zij die familie hebben in het buitenland of in een sector werken waar betaald wordt in CUC, een munt die veel meer waard is dan de peso.[4] Twintig jaar lang is er ook praktisch niet geïnvesteerd in de economie. Die problemen en uitdagingen moeten structureel aangepakt worden, anders gezegd, het economisch model is toe aan een update.

Sinds 2003 zijn er op dat vlak voorzichtige hervormingen. Maar in augustus 2006 wordt Fidel ernstig ziek. Raúl wordt waarnemend president tot februari 2008. Fidel treedt dan af en Raúl wordt verkozen tot president. Hij neemt de draad van de economische hervormingen weer op en schakelt in een hogere versnelling. In de schoot van het Centraal Comité creëert hij een economische commissie. Die moet de actualisering van de economie voorbereiden en de mankementen aanpakken. Gedurende twee jaar wordt de bevolking geconsulteerd en worden er zogenaamde Richtlijnen (Lineamientos) opgesteld die zullen besproken en geamendeerd worden op het zesde partijcongres, dat plaatsvindt in april 2011. Raúl wil dat de actualisering van de economie plaatsvindt nog voor hij de fakkel doorgeeft aan de jongere generatie.

Het congres lanceert een hele batterij aan maatregelen. Het meest in het oog springend is het afbouwen van een half miljoen jobs in de overheidssector en de sterke uitbreiding van het systeem van het werken voor eigen rekening. De maatregelen zorgen niet direct voor de grote sprong voorwaarts, maar de resultaten zijn niet slecht, zeker in het licht van de economische blokkade. Sinds 2006 tekent Cuba een gemiddelde jaarlijkse groei op van 3,6% tegenover 2,7% in de rest van Latijns-Amerika. Dat neemt niet weg dat het land met heel wat ernstige economische uitdagingen kampt, zoals het gebrek aan buitenlandse deviezen, een sterk verouderd productieapparaat en infrastructuur, lage productiviteit, hoge voedselimport, dubbele munt, …

Naast de economie is ook de interne partijwerking aan een update toe. In 2012 houdt de communistische partij een eerste Nationale Conferentie. Raúl is bijzonder scherp voor zijn partijgenoten en bekritiseert verouderde werkmethoden, formalisme, archaïsche partijtaal en de vele partijvergaderingen die veraf staan van de dagdagelijkse problemen. Ook waarschuwt hij voor de wijdverspreide corruptie. Die beschouwt hij als een van de belangrijkste vijanden van de revolutie, gevaarlijker dan een buitenlandse interventie.

Raúl doet ook grote inspanningen om toenadering te zoeken tot zijn aartsvijand, de VS. Die komt er eind 2014 met het aanknopen van diplomatieke betrekkingen en een gevangenenruil. De dooi tussen de twee landen leidt tot het historisch bezoek van Obama aan Cuba.    

De uitdagingen

Bij zijn herverkiezing tot president in 2013 had Raúl aangekondigd dat hij maar twee mandaten zou uitdoen en dat hij in 2018 de fakkel zou overdragen. Het is nu zover.

De context waarin de generatiewissel plaatsvindt is niet gemakkelijk. Met Trump in het Witte Huis staan de relaties op scherp. Van de voorzichtige toenaderingen tot Washington onder Obama blijft niets meer over. In Latijns-Amerika is de linkse golf op zijn retour. Daarnaast is de belangrijke economische steun van Venezuela gevoelig verminderd omwille van de daling van de olieprijzen en de interne crisis in dat land. En dan is er ook nog de klimatologische factor. Droogtes en verwoestende orkanen komen steeds frequenter voor. Maar er zijn ook positieve evoluties. Met Rusland, China en de Europese Unie zijn de relaties beter dan ooit.

Het land staat voor grote uitdagingen. De hoge sociale en intellectuele ontwikkeling creëert hoge verwachtingen bij de bevolking. Maar daar is geen economisch draagvlak voor, en dat leidt tot frustraties. Dit gegeven wordt bovendien nog versterkt door het toerisme. Een toerist lijkt zich blijkbaar alles te kunnen veroorloven terwijl hij of zij niet noodzakelijk beter opgeleid is. Dat hangt nauw samen met een ander fenomeen. Door de ineenstorting van de munt na 1991 stelt het loon niet veel meer voor. Daardoor is er geen echte band meer tussen arbeid, salaris en koopkracht. Zoiets is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie en productiviteit. Het veroorzaakt ook veel corruptie en ongenoegen.

Het enige antwoord op beide uitdagingen is een versnelde economische groei, maar dat is rapper gezegd dan gedaan. De buitenlandse context is hierin ook sterk bepalend. Gaat Trump op ramkoers of blijft het bij tweets? Hoe evolueert de situatie in Venezuela en in Latijns-Amerika? Hoe evolueren de economische relaties met China, Rusland en Europa? Daarvan zal ook afhangen of de nieuwe grote haven nabij Havana al dan niet een succes wordt.

Op politiek vlak was vooral de verjonging van de leiding een grote uitdaging. Die verjonging liep niet van een leien dakje en heeft lang op zich laten wachten. Maar de laatste jaren is er een echte aflossing van de historische generatie bezig. In het parlement is de gemiddelde leeftijd vandaag 48 jaar en in de staatsraad[5] is meer dan 60 procent geboren na de revolutie. 

Nog snel naar Cuba?

Naar alle waarschijnlijkheid wordt Miguel Díaz-Canel, een 58-jarige elektronica ingenieur de nieuwe president. Hij was een tijdje professor aan de universiteit van Santa Clara. Zijn politieke loopbaan begon meer dan dertig jaar geleden bij de communistische jongeren (UJC). In 1991 werd hij verkozen in het Centraal Comité van de partij. Hij werd in 1994 voorzitter van de partij in de provincie Villa Clara en in 2003 in de provincie Holguín. In dat jaar werd hij ook opgenomen in het politiek bureau van de PCC als jongste lid ooit. In 2009 werd Díaz-Canel aangesteld tot minister van Hoger Onderwijs. In 2012 werd hij ondervoorzitter van de Ministerraad en in 2013 eerste vicevoorzitter van de staatsraad, d.w.z. de tweede belangrijkste man van de regering.

Vallen er onder Díaz-Canel grote koerswijzigingen te verwachten? Anders gezegd, moeten we nog snel naar Cuba voor alles verandert? We kunnen natuurlijk niet in een glazen bol kijken, maar de kans dat dit gebeurt is bijzonder klein. Het verleden leert dat de Cubaanse samenleving gekenmerkt wordt door een verrassende stabiliteit en continuïteit, zelfs in zeer moeilijke omstandigheden zoals in de jaren negentig.

Daar zijn verschillende redenen voor. Vooreerst is de politieke leiding de voorbije zestig jaar beginselvast gebleken. Het socialisme stond en staat nog steeds hoog in het vaandel. Als er hervormingen nodig zijn – en die zijn er natuurlijk altijd – dan worden die heel voorzichtig en niet overhaast doorgevoerd. Daarnaast gebeurt de besluitvorming collectief. De koers hangt niet af van het temperament of politieke voorkeur van de nummer één. Dat was al het geval bij Fidel en Raúl en dat zal nu niet anders zijn. Tenslotte worden alle ingrijpende wijzigingen uitgebreid voorgelegd aan de bevolking. Zonder breed draagvlak komen er geen veranderingen. Ook dat voorkomt onverwachte en onvoorspelbare koerswijzigingen.

Je hoeft je dus niet te haasten om naar Cuba te gaan voor alles verandert. Maar dat neemt niet weg dat het een schitterende vakantiebestemming is. 

 

Bronnen:

Bourne P., ‘Fidel: A Biography of Fidel Castro’, New York, 1986

Buch Rodríguez L. en Suárez R., ‘Gobierno revolucionario cubano: Primeros pasos’, Havana, 2004

Coltman L., ‘The Real Fidel Castro’, New Haven, 2003

Demuynck Katrien, ‘De opvolger van Fidel en Raúl Castro is gekend’, 

Demuynck K. en Vandepitte M., ‘De Factor Fidel’, Antwerpen, 2008

Demuynck K. en Vandepitte M., ‘Obama gaat naar Cuba: de knuffel en de knuppel’,    

Latell B., ‘After Fidel. Raul Castro and the Future of Cuba’s Revolution’, New York 2007

Leonov N., ‘Raúl Castro. Un hombre en revolución’, Havana 2015

Ramonet I., ‘Cien horas con Fidel’, Havana, 2006, 3de uitgebreide druk Bourne

Szulc T., ‘Fidel: A Critical Portrait’, New York, 1986

Vandepitte M., De gok van Fidel: Cuba tussen socialisme en kapitalisme?, Berchem, 1998

Vandepitte Marc, ‘Cuba: einde van het socialistisch model?’, 

Notes:

[1] ALBA is het Bolivariaanse alternatief voor Latijns-Amerika. Dat samenwerkingsverband werd opgericht in 2004 en moet een tegenhanger vormen voor de ALCA, het vrijhandelsakkoord dat de VS aan Latijns-Amerika wilden opdringen. Cuba en Venezuela waren de eerste leden, daarna volgen Bolivia, Nicaragua, Dominica, Ecuador en enkele andere landen.
In december 2011 wordt op initiatief van Hugo Chávez de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische staten (CELAC) opgericht. Voor het eerst in de geschiedenis ontstaat een regionaal orgaan van de volledige Latijns-Amerikaanse regio (inclusief de Caraïben) zonder de VS en Canada.
In 2007 wordt naar het voorbeeld van de Europese Unie de Unasur opgericht: de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties. Dat bevat naast een parlement ook een bank, de zogenaamde Banco del Sur, die een alternatief moet vormen voor het IMF.

[2] Voor een korte biografie en de rol van Fidel Castro in de Cubaanse revolutie, zie ‘De geschiedenis zal me vrijspreken‘ en ‘Fidel en zijn nalatenschap‘.

[3] In het begin van 1962 hangt de spanning in de lucht. In januari wordt Cuba onder impuls van Washington uit de Organisatie van Amerikaanse Staten gezet. Op 3 februari kondigt Washington een volledige economische blokkade af. Deze feiten worden gezien als een aanloop naar een militaire aanval. Fidel Castro zoekt steun bij de SU om een militaire invasie af te wenden en stuurt aan op een militair pact. Kroestjov verkiest daarentegen nucleaire raketten te installeren. De Cubaanse regering aanvaardt dit met tegenzin, maar de VS komt er achter. In oktober ‘62 balanceert de wereld op de rand van een nucleair wereldconflict. Uiteindelijk trekt Moskou – zonder overleg met Cuba – de raketten terug en de crisis is afgewend.

[4] Door de economische crisis in de jaren negentig was de waarde van de lokale munt volledig in elkaar gestort. Om de binnenlandse markt te beschermen, maximaal rendement te halen uit het toerisme en greep te krijgen op de deviezenstroom (afkomstig van het opsturen van deviezen van familieleden in het buitenland), werd naast de peso een nieuwe munt ingevoerd: de CUC. Die heeft ongeveer de waarde van de dollar. Aanvankelijk was die vooral bedoeld voor het toeristische circuit. Naderhand werden ook heel wat luxeproducten en andere waren in CUC verkocht. Het dubbele muntsysteem is de expressie van de kloof die is ontstaan tussen Cubanen die over deviezen beschikken omdat ze familie in het buitenland hebben of omdat ze bijvoorbeeld in de toerismesector werken, en Cubanen die enkel met pesos moeten zien rond te komen (naar schatting zo’n 30 à 40%). De Cubaanse overheid wil er graag zo snel mogelijk van af, maar dat is rapper gezegd dan gedaan.

[5] De staatsraad is het hoogste uitvoerend orgaan van Cuba. Je kan het zowat beschouwen als de regering. De leden ervan worden verkozen door het nationaal parlement. Het hoofd van de staatsraad is de president.

take down
the paywall
steun ons nu!