Nieuws, Politiek, Irak, Conventie van Genève, Amerikaanse bezetting, Verzet, Al Qaeda, Soennieten, Sjiieten, Sadr beweging, Iraakse Communistische Partij, Interim Governing Council -

Irak: gerechtvaardigd verzet tegen illegale bezetting

Willen we dat de algemene principes van het internationaal recht worden gerespecteerd, of willen we in een wereld leven waarin de wet van de jungle domineert? Volgens de meeste gezaghebbende rechtsgeleerden en alle geldende rechtsprincipes was de invasie en bezetting van Irak volstrekt illegaal. Welnu, dan hebben we ook de plicht om het Iraaks nationaal verzet te steunen. Deel 6 van de Irak-reeks.

donderdag 29 december 2011 17:10
Spread the love

Proloog 1991: de Golfoorlog en de sancties

Irakezen zijn een zeer trots volk. Mijn eerste bezoek aan Irak dateert van juli 1992, toen ik een delegatie leidde op uitnodiging van de Algemene Federatie van Iraakse vrouwen. Het was een jaar na de operatie Desert Storm in 1991, die “Irak terug had gebombardeerd naar het stenen tijdperk”, zoals de Amerikaanse commandant generaal Schwartzkopf had beloofd.

Elektriciteitscentrales en hoogspanningsleidingen waren voor 91 procent uitgeschakeld: 95 centrales en alle leidingen van 400.000 en 135.000 volt. De olieaanvoer was voor 100 procent stilgevallen: de olievelden van Kirkoek in het noorden en Roemaila in het zuiden, raffinaderijen, pompstations, de olieterminals voor de export in Um Qasr en Fao, …

Binnenlandse telefoonverbindingen waren voor 35 procent uitgeschakeld: 14 telefooncentrales waren beschadigd, satelliet? en microgolfverbindingen waren verbroken door het bombardement op het Mamoen-telecommunicatiecentrum en radio? en tv?zenders en relaisstations waren vernield.

134 strategische bruggen waren ingestort en de helft van het spoorwegnet was buiten dienst. De havens werden versperd door gezonken schepen. Drie burgerlijke luchthavens waren getroffen. De gezondheidsdiensten waren nagenoeg volledig verlamd. De drinkwatervoorziening was gestopt bij gebrek aan stroom; idem voor de zuiveringsstations van rioolwater.

Honderden scholen waren beschadigd en residentiële wijken willekeurig gebombardeerd, zonder militaire doelen in de buurt. Alle belangrijke ministeriële gebouwen waren vernield. In de petrochemie was 30 procent van de installaties vernield en de productie gestopt. In de cementnijverheid was 30 procent vernield met een daling in de productie tot gevolg van 45 procent.

In de alumiumnijverheid was 20 procent van de installaties vernield en de productie gestopt. De enige kabelfabriek was voor 60 procent vernietigd en de productie gestopt. Wat de voedingsnijverheid betreft: een fabriek van melkpoeder in de buurt van Bagdad werd vernield (grondstoffen voor chemische wapens volgens de Amerikaanse versie). De textielnijverheid was eveneens zwaar getroffen.

Elektriciteit hersteld op 6 maanden

Iraakse ingenieurs en technici waren in staat om de elektriciteit, olieproductie, telecommunicatie en andere nutsvoorzieningen te herstellen binnen 6 maanden. De reconstructiecampagne na het einde van de vijandelijkheden in maart 1991 was een duizelingwekkende prestatie. Het was een mirakel van organisatie en solidariteit, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat Irak was onderworpen aan de zwaarste sancties uit de geschiedenis van de mensheid.

De reconstructiecampagne toonde de strijd van het Iraakse volk tegen de pogingen om ze te onderwerpen. Al deze inspanningen voor de wederopbouw werden tentoongesteld in een groot oud Ottomaans gebouw aan de oevers van de Tigris.

De Irakezen noemden dit het Museum van het Verzet. Verspreid over twee verdiepingen waren maquettes opgesteld met eerst de vernietiging en daarnaast de wederopbouw van bruggen, moskeeën, scholen, fabrieken, raffinaderijen, telecommunicatie centra, enz.

Toen had Bagadad, ondanks de sancties, elektriciteit. Terwijl nu, bijna 9 jaar na de ‘bevrijding’, de hoofdstad van Irak, thuishaven van meer dan zes miljoen mensen, nauwelijks één uur per dag ononderbroken elektriciteitsvoorziening heeft. Alle verwezenlijkingen van de wederopbouwcampagne na 1991 zijn uit de geschiedenisboeken gewist.

Beter rechtopstaand sterven dan geknield leven

In een Frans-Iraaks cultureel centrum in Bagdad hing een poster aan de muur: Plutôt mourir debout que vivre à genoux, dat vertaald kan worden als ‘Het is beter om rechtopstaand te sterven dan geknield te moeten leven’. Het is een citaat van Emiliano Zapata, die een leidende figuur was in de Mexicaanse Revolutie van 1910. Irakezen waren trots op de vrijwaring van hun onafhankelijkheid, zelfs met de verwoestende effecten van het VN-embargo. Toen besefte ik dat geen enkele buitenlandse macht zou kunnen slagen in een vreedzame bezetting van het land voor een lange periode.

2003: de VS opent de doos van Pandora

Voor de oorlog in Irak, tijdens een bijeenkomst van de Arabische Liga, deed secretaris-generaal Amr Moussa zijn beroemde uitspraak dat een Amerikaanse oorlog tegen Irak “de poorten van de hel zou openen”. En dat geschiedde ook. De Amerikaanse invallers werden niet begroet met bloemen in 2003.

Het reguliere Iraakse leger werd al snel ontbonden door de bezetter. Het verzet tegen de invasie en buitenlandse bezetting begon kort na de invasie van 2003, toen de officieren van het Iraakse leger versmolten met de bevolking en een guerrilla-oorlog startten. Het verzet was in de eerste plaats gericht tegen de coalitietroepen en later ook tegen de Iraakse veiligheidstroepen, die als collaborateurs werden aangezien.

Volgens een poll in februari-maart 2007, keurde 51 procent van de Iraakse bevolking de aanvallen op de coalitietroepen goed. Dezelfde poll gaf ook aan dat meer dan 90 procent van de Arabische soennieten in Irak de aanslagen goedkeurde. Uit dezelfde enquête bleek dat het aantal Irakezen, die zeiden dat hun levensomstandigheden goed waren, was gedaald van 71 procent in november 2005 tot 39 procent in 2007.

Ongeveer drie kwart van de Irakezen rapporteerde gevoelens van woede, depressie en had concentratiemoeilijkheden. Slechts 18 procent van de Irakezen had vertrouwen in de Amerikaanse en coalitietroepen, en 86 procent was bezorgd dat iemand in hun familie slachtoffer van geweld zou worden.

Het recht op verzet: principes volgens het internationaal recht

Burgers in een bezet land hebben geen enkele verplichting van loyaliteit ten opzichte van de bezettende mogendheid, ongeacht de motieven van de binnenvallende troepen. De enige verplichtingen die zij hebben, betreffen hun civiele status: burgers worden beschermd door de toepasselijke wetten inzake mensenrechten, alsmede door de 4de conventie van Genève en de bepalingen in het Aanvullend Protocol I met betrekking tot burgers.

Een burger die de wapens opneemt tegen de bezettende mogendheid, verliest zijn rechten als burger, maar neemt rechten en plichten over als strijder. Dit is de situatie van de klassieke levée en masse: de Conventies van Genève erkennen de strijdersstatus van personen die spontaan de wapens opnemen tegen een naderende vijand.

Deze regel wordt nog versterkt door het principe van het recht op zelfbeschikking: het soevereiniteitsprincipe geeft een volk het recht om weerstand te bieden, met geweld indien nodig, tegen een buitenlandse bezetter. Het feit dat sommige van de mensen die zich verzetten tegen de Amerikaans-Britse bezetting van Irak geen deel uitmaakten van de Iraakse strijdkrachten voor de invasie, is niet relevant, vermits burgers de wapens mogen opnemen als opstandelingen tegen een bezetter.

Als beschermde strijders hebben zij dus het recht de wapens op te nemen tegen de bezettingsmacht en kunnen daarvoor niet strafrechtelijk worden berecht, behalve voor schendingen tegen het oorlogsrecht. De reden voor deze regel is duidelijk: indien burgers die spontaan ‘uit zelfverdediging’ de wapens opnemen en zichzelf organiseren, beschouwd zouden worden als ‘terroristen’ in plaats van ‘vrijheidsstrijders’, zou dit betekenen dat mensen niet meer in het verzet mogen komen tegen een illegale invasie.

Verzetsstrijders zijn terroristen geworden

Volgens het huidige overheersend discours zijn de verzetsbewegingen in Irak, Afghanistan, Libanon en Palestina niet langer ‘verzetsstrijders’, maar ‘terroristen’. Praktisch geen Amerikaanse of westerse politici en heel weinig intellectuelen, opiniemakers en NGO’s in de VS en Europa hebben bezwaar aangetekend tegen deze valse etikettering.

Anti-oorlogsbewegingen hebben moeite om openlijk het verzet te steunen in Irak, Afghanistan, Libanon en Palestina, terwijl aanvalsoorlogen en extreem gebruik van geweld door de Amerikaanse strijdkrachten, en het volksverzet tegen deze aanvallen op de nationale soevereiniteit, hetzelfde zijn gebleven, van Vietnam tot Afghanistan, van El Salvador tot Irak.

Het verzet richt zich tegen de bezetters

75 procent van de geregistreerde aanvallen, (op basis van de driemaandelijkse reviews van het Congres) waren direct gericht tegen de bezettingsmacht, en nog eens 17 procent tegen de Iraakse regeringstroepen. De overige 8 procent was gericht tegen niet nader genoemde burgerdoelen. Het zijn deze laatste incidenten waarover de media steeds weer heeft bericht.

Het gemiddelde aantal aanvallen in juni 2007 was gestegen tot ongeveer 185 per dag. Dat is 1.300 per week, en meer dan 5.500 aanvallen per maand. Een andere manier om deze cijfers te begrijpen, is dat er ieder uur, dag en nacht, 7 à 8 nieuwe mortieraanvallen waren of Improvised Explosive Devices (IED), zoals bermbommen, sluipschutters, enz. Vanaf medio 2007 is het aantal dagelijkse aanvallen afgenomen, samenvallend met de extreme repressie van door de VS gesponsorde doodseskaders en sektarische regeringsmilities.

Het aantal Iraakse veiligheidstroepen van de regering nam gestaag toe. In maart 2007 bedroeg hun aantal ongeveer 330.000. In maart 2011 was dat aantal al gestegen tot 670.000. Ze werden vaak gebruikt als vooruitgeschoven stoottroepen voor het bezettingsleger. Dus is het niet verwonderlijk dat ook zij werden geviseerd door het verzet.

Verder: de aanvallen op ‘burgers’ konden gericht zijn tegen overheidsfunctionarissen, vertalers, privécontractors (huurlingen) die opereren in burgerkleding en vaak gestationeerd zijn in civiele gebieden. Officiële Amerikaanse schattingen spraken over 100.000 privécontractors in Irak in 2007.

Andere ‘burgerdoelen’ hadden ook de Facilities Protection Services kunnen zijn, waarvan het aantal door de regering in 2007 geraamd werd op 150.000, of op echte burgers die toevallig op de verkeerde plaats op het verkeerde moment waren. De meeste Irakezen zeggen zelf dat aanvallen op echte burgers het werk zijn van de bezettingsmacht, een versie die minstens even geloofwaardig is als het mainstream verhaal van gekke fanatici die elkaar aanvallen.

Er werden enorme sommen, bestemd voor de reconstructie, doorgesluisd naar ‘veiligheid’. Dat kwam door de vele aanvallen van het verzet op de aanvoerlijnen van de bezetter.  Zo bijvoorbeeld is de 800 km-lange aanvoerroute van Koeweit naar Bagdad door een aantal zuidelijke provincies één van de strengst bewaakte routes ter wereld. Er worden enorme sommen geld betaald aan contractors, lokale ‘stammen’ en milities voor bescherming.

Al Qaeda: microscopisch kleine organisatie

Het is belangrijk op te merken dat autobommen en andere zelfmoordaanslagen slechts een kleine fractie uitmaken van alle aanvallen. 90 procent van de zelfmoordaanslagen in Irak werden uitgevoerd door buitenlandse strijders verbonden met Al Qaeda in Iraq (AQI), en niet door het verzet, volgens statistieken van het Amerikaanse leger zelf.

Als we de mainstream media mogen geloven, bestrijden de VS en het Iraakse leger deze organisatie omdat ze verantwoordelijk is voor een groot deel van de aanvallen op het leger en de bomaanslagen tegen de burgerbevolking. Maar militaire bronnen vertelden de New York Times dat van de ongeveer 24.500 gevangenen in Amerikaanse detentiecentra in Irak (bijna allen soennieten), slechts 1.800, of ongeveer 7 procent, trouw claimt aan Al Qaeda in Irak.

Bovendien, de samenstelling van de gevangenen biedt geen bewijs voor de veronderstelling dat grote aantallen buitenlandse terroristen, leiders en hardcore elementen van AQI, actief zijn in Irak. In augustus 2007 hielden Amerikaanse troepen 280 buitenlanders opgesloten, iets meer dan 1 procent van de totale gevangenispopulatie.

Het State Department’s Bureau of Intelligence and Research (INR), dat verondersteld wordt over de beste gegevens te beschikken om uit de beschikbare inlichtingen correcte evaluaties te maken, raamde het aantal strijders met een AQI-lidmaatschap op “meer dan 1.000.”

Vergeleken met de raming door de militairen van de totale omvang van het verzet – tussen de 20.000 en 30.000 fulltime strijders – brengt dit het aantal AQI-strijders op ongeveer 5 procent. In vergelijking met de veel grotere schattingen van verzetsstrijders door de Iraakse inlichtingendienst – 200.000 strijders – zou volgens de INR-raming het aantal AQI-strijders minder dan 1 procent bedragen.

In 2007 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken zelfs schattingen verminderd, omdat, volgens een officiële verklaring, “de diverse beschikbare schattingen te ver uiteenlopen om een consensus te bereiken over het correcte aantal.”

Hoe groot is dan AQI? De meest overtuigende schatting komt van Malcolm Nance, de auteur van The Terrorists of Iraq die een 20 jarige ervaring heeft als inlichtingenofficier, die Arabisch spreekt en nog gewerkt heeft met militairen en inlichtingendiensten die Al Qaeda in Irak opspoorden. Hij gelooft dat AQI ongeveer 850 fulltime strijders heeft, wat 2 tot 5 procent van de soennitische opstand vertegenwoordigt.

“Al Qaeda in Irak”, aldus Nance, “is een microscopisch kleine terroristische organisatie.” Volgens generaal Buchanan omvat het netwerk van Al Qaeda in Irak 800 tot 1.000 mensen: “van terroristen die betrokken zijn bij media- en financieringsoperaties tot echte strijders.” Een document vrijgegeven door het leger in juli 2010 vermeldde dat Al Qaeda een ‘harde kern’ had van ongeveer 200 strijders in Irak.

De VS organiseert zelf het terrorisme

Veel Irakezen beweren dat Amerikaanse en Britse troepen zelf achter de zelfmoordaanslagen zitten. Er zijn verschillende ooggetuigenverslagen van Irakezen die beschrijven hoe Amerikaanse agenten in het geheim explosieven in hun auto’s of vrachtwagens verstoppen terwijl ze werden vastgehouden of gecontroleerd bij militaire controleposten, om vervolgens als onwetende zelfmoordterroristen terug de weg te worden opgestuurd.

Er is bijvoorbeeld een incident geweest in Basra, waarbij Iraakse politieagenten twee verklede Britse soldaten arresteerden aan een checkpoint, hun auto volgeladen met explosieven en detonators. De twee werden kort daarna met tanks bevrijd uit de gevangenis door Britse troepen, waarna massale protesten uitbraken.

Gelijkaardige protesten tegen terroristische acties, uitgevoerd door de bezettingstroepen, hebben ook plaatsgegrepen in Bagdad en andere steden, zoals toen de Askariya-moskee in Samarra werd opgeblazen in februari 2006, wat tot etnische spanningen leidde.

De beschikbare informatie wijst erop dat de VS de terroristische bomaanslagen tegen burgers, sektarisch bloedvergieten, etnische zuiveringen, en de golven van de ontvoeringen en buitengerechtelijke executies heeft aangemoedigd, of zelfs heeft georkestreerd.

Waar blijft de brede steun voor het Iraaks verzet?

Het feit dat het Iraakse verzet gedurende de eerste vier jaar van de bezetting meer dan 100.000 aanvallen heeft uitgevoerd  tegen de Amerikaanse bezettingstroepen en hun Iraakse collega’s, zou voldoende moeten zijn om de standvastigheid, kracht, en de populariteit van het verzet te erkennen.

De frequentie en intensiteit van deze aanvallen zouden ondenkbaar zijn zonder een zekere mate van organisatorische en politieke eenheid, coördinatie en samenwerking. Voorts zou het onmogelijk zijn om een guerrilla-oorlog van deze omvang te voeren zonder de brede steun en betrokkenheid van miljoenen gewone Irakezen. En laten we ook niet vergeten dat het verzet in Irak onafhankelijk van enige buitenlandse hulp opereert en dus volledig op eigen krachten steunt. Dat was in het geval van Vietnam wel even anders.

John Pilger, bekroond documentairemaker, lichtte op oudejaarsavond 2003-2004 toe waarom het verzet in Irak zo belangrijk is en moest worden ondersteund: “Ik denk dat het verzet in Irak ongelooflijk belangrijk is voor ons allemaal. Ik denk dat we afhankelijk zijn van de overwinning van het verzet, zodat andere landen niet zouden worden aangevallen, zodat onze wereld in zekere zin veiliger zou worden.”

“Nu, ik hou niet van sommige wreedheden die het verzet begaat tegen de burgerbevolking, maar dat geldt in zekere mate voor alle verzetsbewegingen. En dit is een weerstand tegen een roofzuchtige macht, die als ze niet wordt gestopt in Irak, Noord-Korea onder de voet zal lopen. Ja, De uitkomst van het verzet in Irak is verschrikkelijk belangrijk voor de rest van de wereld. Ik denk dat de ‘militaire machine’ van de Verenigde Staten kan worden gestopt als de regering-Bush in Irak een nederlaag lijdt.”

Dankzij hun strijd slaagde het Iraaks verzet er in om het Amerikaanse leger binnen de grenzen van Irak te houden gedurende vele jaren. Dankzij het Iraakse gewapende verzet verkregen andere landen, vooral in Latijns-Amerika, ruimte om te ademen, en veel onafhankelijke regeringen kwamen aan de macht in die periode, waaronder Bolivia, Ecuador, Nicaragua.

Laten we niet vergeten wat het neoconservatieve plan was: zeven oorlogen in 5 jaar tijd: Irak, Syrië, Libanon, Libië, Somalië, Soedan en Iran. De aanval op Libië was dus al lang gepland. Het felle Iraakse verzet heeft de Verenigde Staten gedwongen om haar plannen uit te stellen, maar Obama is blijkbaar bezig die plannen nu te realiseren.

Het Iraaks verzet zelf aan het woord

Hier zijn fragmenten uit een videoboodschap van het Islamitische Jihad-leger op 10 december 2004, waarin de motieven van het Iraakse verzet worden uiteengezet:

“Wij zijn eenvoudige mensen die principes kozen boven angst.
Het is onze plicht, maar ook ons recht, om terug te vechten tegen de bezetters, wier volk moreel en economisch verantwoordelijk zal worden gehouden voor wat hun gekozen regeringen hebben vernietigd en gestolen uit ons land.
We staken geen zeeën en oceanen over om Groot-Brittannië of de VS te bezetten, noch zijn wij verantwoordelijk voor 9/11.”

“Dit zijn slechts enkele van de leugens die deze criminelen bedachten om hun ware plannen te verdoezelen voor de controle van de energiebronnen van de wereld, nu ze geconfronteerd worden met een groeiend China en een sterk verenigd Europa. Het is ironisch dat het de Irakezen zijn die het volle gewicht van dit grote en groeiende conflict namens de rest van deze slapende wereld moeten dragen.”

“Overtuig de mensen die twijfelen aan de ware aard van dit conflict en geloof de media niet, want hun aantallen slachtoffers en verliezen zijn veel hoger zijn dan ze toegeven.
We zouden willen dat we meer camera’s hadden om de wereld hun ware nederlaag te laten zien.”

“De vijand is op de vlucht. Ze hebben angst voor een verzetsbeweging die ze niet kunnen zien, noch voorspellen.
We kunnen nu kiezen wanneer, waar en hoe we toeslaan.
We hebben geen wapens of strijders nodig, want die hebben wij genoeg.
Wij vragen u om een wereldwijd front tegen de oorlog en sancties te vormen.”

“We zullen de bezetter hier in Irak vastpinnen, hun middelen en mankracht uitputten en hun wil breken om te vechten. Wij zullen hen zoveel laten investeren als ze kunnen stelen, zo niet meer. Wij zullen de stroom van onze gestolen olie verstoren en dan stoppen, waardoor hun plannen nutteloos worden.”

Het Iraaks verzet beschermt de burgerbevolking

Het Iraakse verzet is niet gericht tegen de Iraakse burgers. Integendeel, zij beschermt de burgerbevolking tegen raids en aanvallen op hun huizen en buurten door de bezettingsmacht en Iraakse milities, zoals beschreven op 18 oktober 2006 door een goed geïnformeerde persoon die leefde in Bagdad.

“Alles zegt ons dat wij een heel moeilijke tijd zullen tegemoet gaan de komende maanden. Het geweld omringt ons aan alle kanten. Rijden op de snelwegen van en naar Bagdad wordt steeds gevaarlijker, en in Bagdad zelf is het nog veel erger. Mensen verdwijnen, worden ontvoerd of vermoord op de snelwegen, doodseskaders en criminele bendes controleren de wegen en de wijken, het verzet vormt de enige bescherming van individuen en gemeenschappen … De overheid is een onderdeel van de moordcampagne (…) De straten zijn vol met mensen met een vreemd accent (…) Ik hoor een grote explosie nu (…) Zij zijn begonnen met een artilleriebombardement op verschillende delen van Bagdad, tussen de wijken van de verschillende sektarische groepen (…) Een ooggetuige van Ghazaliya zei dat de Amerikaanse troepen de bombardementen begonnen, en dat vervolgens Irakezen de wijken binnendrongen. De politieke partijen aan beide zijden zetten hun milities in. Het is zeer belangrijk op te merken dat het verzet zich volledig distantieert van sektarische conflicten”.

Het Iraaks verzet bestrijdt het terrorisme

Het Iraakse verzet distantieert zich ook van terroristische acties tegen burgers. Het heeft vaak uiting gegeven aan zijn afkeer van het terrorisme. Een voorbeeld hiervan is het hoofd van de Shura Raad in Fallujah, Abdullah Janabi, die in een verklaring op 21 september 2004 (2 maanden voor de tweede aanval op Fallujah) Zarqawi een ‘crimineel’ noemde.

“We hebben geen Zarqawi nodig om onze stad te verdedigen”, aldus Janabi, die probeerde om een onderscheid te maken tussen wat hij noemde de Iraakse verzetsstrijders “en buitenlandse strijders die zich bezighouden met een campagne tegen de infrastructuur van Irak, buitenlandse burgers en Iraakse veiligheidstroepen. Het Iraakse verzet is één zaak en het terrorisme is een andere. Wij ontvoeren geen journalisten en wij saboteren geen oliepijpleidingen en elektrische centrales. We doden geen onschuldige Irakezen. We verzetten ons tegen de bezetting.”

Op 12 april 2007 schreef Haifa Zangana, Iraakse schrijfster en commentator: “De bezetting heeft geen ruimte gelaten voor enig initiatief, onafhankelijk van het politieke proces, geen ruimte voor een vreedzame oppositie of empowerment van het maatschappelijk middenveld. Alleen de moskee kan tegenwoordig deze rol vervullen. Bij afwezigheid van de staat leveren een aantal moskeeën basisdiensten, dienen als klinieken of scholen. Naast de oproep tot het gebed, waarschuwen hun luidsprekers de mensen voor dreigende aanvallen of doen ze een oproep voor bloeddonoren.”

Maar de pogingen om een gemeenschapsgeest te ontwikkelen, worden regelmatig onderuit gehaald. Troepen van het Iraakse leger, gesteund door Amerikaanse helikopters, deden een inval in een moskee in het hart van het oude Bagdad. De gerespecteerde muezzin Abu Saif en een andere burger werden geëxecuteerd in het openbaar.

Lokale mensen waren verontwaardigd en vielen de troepen aan. Aan het eind van de dag waren 34 mensen dood, waaronder een aantal vrouwen en kinderen. Zoals gebruikelijk werden deze standrechtelijke executie en de slachting die daarop volgde toegeschreven aan ‘opstandelingen’. De persverklaring van de Amerikaanse en Iraakse troepen nadien luidde: “We hebben opstandelingen tegen de coalitie- en de Iraakse veiligheidstroepen in het gebied gelokaliseerd, geïdentificeerd en gedood”.

Het is belangrijk te erkennen dat het verzet niet enkel ontstaan is wegens ideologische, religieuze en patriottische overtuigingen, maar ook als reactie op de brutale acties van de bezetting. Het is een reactie op willekeurige razzia’s, vernederende fouilleringen, arrestaties, opsluitingen en martelingen. 

Het gewapend verzet in Fallujah bijvoorbeeld is begonnen op 28 april 2003, toen de Amerikaanse troepen, die vijf dagen eerder waren aangekomen in de stad, 17 ongewapende demonstranten hadden neergeschoten. De demonstratie was gericht tegen de bezetting van de Al Qaid-basisschool in Fallujah, en de demonstranten eisten dat de Amerikaanse troepen de school zouden verlaten zodat de lessen konden worden hervat zoals gepland op 29 april.

De verschillende verzetsgroepen

Er zijn veel verzetsgroepen en bewegingen, maar er is geen echt verenigd commando. Het voordeel van deze situatie wordt verklaard door sheikh Mohammed Al Bashar Faidhi, de officiële woordvoerder van de Association of Muslim Scholars in Iraq (AMSI): “De VS kan het verzet niet vernietigen omdat ze niet weet tegen wie ze vecht. Er zijn te veel groepen, te veel leiders. Laten we de Amerikaanse inlichtingendiensten niet onderschatten. Met een eengemaakte leiding en commando zou het veel gemakkelijker zijn om het verzet te verslaan.”

In de loop der jaren heeft het Iraakse verzet zich ontwikkeld van honderden kleinere organisaties tot een handvol grote, machtige politieke en militaire fronten. In juli 2007 werd de vorming van het Patriotic National Islamic Front for the Liberation of Iraq aangekondigd. Dit was een andere belangrijke stap in de eenmaking van het Iraakse verzet. Het zal nog enige tijd duren voor er een eengemaakt politiek en militair commando is voor alle Iraakse verzetsgroepen, maar de vorming ervan is een kwestie van tijd.

Begin mei 2007 werd het Jihad and Change Front gevormd, waaronder: 1920 Revolution Brigades, The Rashideen Army, The Army of Muslims in Iraq, The Islamic Movement of Iraqi Mujahedeen, Jund Al-Rahman Brigades in Iraq, Da’wah and Ribat Brigades, Al Tamkeen Brigades, Muhammad al Fatih Brigades, The Army of Tabeeyn, Jihad Army, Asaib al Iraq al Jihadiyyah, The Army of Mujahideen Murabiteen en The Army of Imam Ahmad bin Hanbal.

In een verklaring hebben zij secretaris-generaal van de Association of Muslim Scholars in Iraq (HEYET) sheikh dr. Hareth Sulaiman al Dhari aangeduid om te spreken en te onderhandelen namens hen in de politieke en andere bevoegde fora.

Op 3 oktober 2007 meldde albasrah.net dat 22 Iraakse verzetsgroepen een eenmakingscongres hadden georganiseerd in een bevrijde wijk van Bagdad. Het congres verkoos Izzat Ibrahim ad-Duri als opperbevelhebber van dit front.

De verzetsorganisaties die deelnamen aan dit oprichtingscongres van Jihad and Liberation Organization waren: The Army of the Men of the Naqshbandiyah Order, The Army of the Prophet’s Companions, The Army of the Murabiteen, The Army of al-Hamzah, The Army of the Message, The Army of Ibn al-Walid, The United Command of the Mujahideen (Iraq), The Liberation Brigades, The Army of al-Mustafa, The Army of the Liberation of Iraq, Squadrons of the Martyrs, The Army of the Sabireen, The Brigades of the Jihad in the Land of the Two Rivers, The army of the Knight for the Liberation of the [Kurdish] Self-Rule Area, Squadrons of the Jihad in al-Basrah, Jihadist Squadrons of al-Fallujah, The Patriotic Popular Front for the Liberation of Iraq, The Squatrons of the Husayni Revolution of at-Taff, Squadrons of the Liberation of the South, Army of Haneen Squadrons of Diyala for Jihad and Liberation en The Squadrons of Glory for the Liberation of Iraq.

“Vreedzaam verzet beëindigt de bezetting niet”

Terwijl al deze gewapende groepen aanvallen op burgers afwijzen, hebben ze geen moeite met gewapende aanvallen op de Amerikaanse en Britse troepen, of op Iraakse soldaten en de Nationale Politie. Maar zijn er dan geen andere, meer vreedzame manieren om te proberen hun doel te bereiken?

“Vreedzaam verzet zal geen einde maken aan de bezetting”, zei Abu Ahmad. Hij heeft gelijk. Het zou zeer hypocriet zijn voor vredesbewegingen, analisten en commentatoren om een verzetsbeweging te veroordelen die enkel ontstaan is als reactie op het geweld ontketend door de Anglo-Amerikaanse invasie.

En zoals we al eerder zeiden: zelfs het VN-Handvest erkent het ‘intrinsieke’ karakter van het recht op zelfverdediging tegen een agressieve oorlog, HetInternationale Militaire Tribunaal in Nürnberg, volgend op de Tweede Wereldoorlog, oordeelde dat: “een aanvalsoorlog te starten … is niet alleen een internationale misdaad, het is de hoogste internationale misdaad, verschillend alleen van andere oorlogsmisdaden dat het in zich het geaccumuleerde kwaad van het geheel bevat.”

Andere antibezettingsgroepen zijn o.a. het Iraqi National Foundation Congress (INFC), een beweging van de civiele samenleving. Ze ondersteunt vreedzame protesten tegen de voortdurende bezetting van het land, ijvert voor een verenigd Irak, en vermijdt expliciet geweld.

Het INFC werd opgericht op 8 mei 2004 door sheikh Jawad al-Khalisi, een sjiiet. Al-Khalisi is de imam van de Al-Khadhimiya-moskee in het noorden van Bagdad. De woordvoerder is dr. Wamidh Nadhmi, een politiek wetenschapper aan de Universiteit van Bagdad.

Het lidmaatschap van het INFC is divers, met inbegrip van vrouwenrechtengroepen, religieuze groeperingen en nationalisten. Zij omvatten nasseristen, linksen en baathisten uit het tijdperk voor Saddam, maar ook Koerden, christenen, vertegenwoordigers van AMSI en sjeik Khalisi’s sjiitische vrienden en collega’s.

De pogingen van Moqtada Al Sadr om het verzet te breken

Speciale aandacht moet worden besteed aan de Sadr-beweging (bekend als de Mahdi Army) onder leiding van Moqtada al-Sadr, een sjiitische geestelijke. Aanvankelijk waren de aanhangers van al-Sadr een deel van het Iraakse verzet. Op 4 april 2004, toen gevechten uitbraken in Najaf, Sadr City en Basra, leidde Sadr de aanval van het Mahdi-leger tegen de coalitietroepen.

Tijdens de eerste belegering van Fallujah eind maart en april 2004, stuurde Moqtada’s aanhangers hulpkonvooien naar de belegerde soennieten aldaar. Maar de beweging wordt beschuldigd van vele misdaden, doodseskaderactiviteiten en sektarische moorden sinds ze in 2006 toetrad tot de regering.

Moqtada al-Sadr keerde terug naar Irak op 5 januari. Ondanks het feit dat hij een grote rol speelde in de vorming van de huidige Iraakse regering, is Al Sadr niet waargenomen in het land sinds 2007. Hij verbleef sindsdien in Iran, en studeerde in Qom, een belangrijk religieus centrum voor sjiitische moslims.

Zijn antibezettingsretoriek is vaak in strijd met de realiteit ter plaatse. Hij blijft – vooral voor de Iraakse soennitische minderheid – synoniem met de in het zwart geklede doodseskaders van 2006-2007. Moqtada al-Sadr bevordert een sektarische manier van strijden en wil zich niet verbinden met de seculiere Iraakse verzetsbewegingen. Er wordt vaak gezegd dat Moqtada orders volgt van Iran en Irak wil ombuigen tot een sjiitische islamitische staat.

De bezetting heeft de status van Iran in de regio verhoogd

Ondertussen is het duidelijk dat de Amerikaanse missie in Irak, die opgezet was om een pro-Amerikaans model voor de regio en een bolwerk tegen anti-Amerikaans militantisme te creëren, precies het tegenovergestelde heeft bereikt. De nederlaag van Irak was bedoeld om te illustreren hoezeer de vuurkracht van de VS de regio zou kunnen intimideren en de zogenaamde ‘schurkenstaten’ afschrikken.

In plaats daarvan heeft het beleid, uitgetekend door de neoconservatieven, Israël en de olieconcerns, ironisch genoeg de macht van Iran versterkt, de enige regionale macht om al die druk te weerstaan en nu de nieuwe ‘schurkenstaat’ wordt genoemd. De regionale status van Iran is gestegen op een manier die onmogelijk was zonder deze achtergrond van mislukte imperiale politiek.

Mohammad Ali Abtahi, de Iraanse plaatsvervangende voorzitter voor juridische en parlementaire zaken (tijdens de Conferentie ‘De Golf en toekomstige uitdagingen’, georganiseerd in Abu Dhabi, in januari 2004 door het Emirate Center for Strategic Researches and Studies) heeft de rol van Iran in de bezetting van Irak duidelijk uitgelegd.

“De val van Kaboel en Bagdad zou niet gemakkelijk zijn geweest zonder de bijstand van Iran”, zei Abtahi over de rol van de Iraanse milities en inlichtingendiensten in Irak en Afghanistan. De Iraanse invloed in de regio is nu imminent en pro-Amerikaanse autoritaire regimes in Egypte, Saoedi-Arabië en Jordanië hebben geholpen om dit te verwezenlijken.

En de Iraakse communisten?

Hoe zit het met de Iraakse Communistische Partij (ICP)? Is ze een deel van het Iraakse verzet? Nee, dat is ze niet. Vanaf het begin van de invasie verwelkomde de ICP de afzetting van Saddam Hoessein en ijverde ze er voor dat de afgezette president juridisch moest worden berecht.

Ze maakte een grote fout en verloor veel van haar geloofwaardigheid onder de Iraakse bevolking omdat zij vanaf het begin, in plaats van het Nationaal Verzet te leiden, toetrad tot het politieke proces: in de Interim Governing Council (IGC), gecreëerd door de VS en grotendeels bevolkt door vooraanstaande Iraakse emigranten, van wie velen werden aangesteld als ministers in de overgangsregering.

Amerikaanse bezettingsfunctionarissen zeiden dat ze blij waren met het gedrag van de ICP, en ze werd dan ook warm onthaald. Dit was deels omdat de ICP – de oudste seculiere partij in Irak – werd gezien als een potentieel tegenwicht voor conservatieve islamitische organisaties.

Amerikaanse steun voor de ICP kwam o.a. van het National Democratic Institute for International Affairs (NDI), een groepering die zich richt op het promoten van ‘democratie’ en onder leiding staat van de voormalige VS-minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright.

“Momenteel heeft de ICP de belangrijkste organisatiestructuur onder alle seculiere partijen”, aldus NDI Midden-Oosten-directeur Leslie Campbell in de Amerikaanse media in januari 2004. Het dient echter te worden opgemerkt dat de ICP geen voorstander was van een verlengde aanwezigheid van de bezettingsmacht in Irak en ook niet blij was met de massale privatisering van de Iraakse staatseconomie.

Maar ze weigerde toe te treden tot het verzet. In plaats daarvan sloot ze zich aan bij het koor van de bezetter door de labelling van het gewapend verzet als ‘terroristen’ in plaats van ‘verzetsstrijders’.

Ondanks de sektarische verdeeldheid die de bezetter in Irak gebracht heeft, ondanks de retoriek van de VS dat haar aanwezigheid diende om de Iraakse bevolking te ‘beschermen’, blijft het een feit dat de meerderheid van de Irakezen de eenheid van Irak verdedigt en niet wil dat de bezetting voortgezet wordt.

Ze zijn niet optimistisch over de toekomst van hun land. Volgens een poll van april 2011 vindt slechts 38 procent dat het land in de goede richting evolueert.

Besluit 1

Het Iraaks verzet is nooit een allegaartje schimmige islamitische ‘terroristen’ geweest, maar een echte volksopstand, een echt volksverzet tegen de meest wreedaardige imperiale macht die de wereld ooit heeft gekend. Het Iraaks verzet is volledig legaal volgens het internationaal recht en moet aldus overeenkomstig worden gesteund. De Amerikaanse invasie en bezetting daarentegen was en is ontegensprekelijk wèl illegaal.

Besluit 2

Het is uitdrukkelijk verboden krachtens het internationaal recht aan de (de facto) Amerikaanse bezetter van Irak om de fundamentele structuren van de Iraakse staat te wijzigen, inclusief de rechterlijke macht, economie, politieke instellingen en sociaal weefsel.

Gezien het feit dat de  invasie van Irak in 2003 ondubbelzinnig illegaal was volgens het internationaal recht, zijn niet alleen de door de VS geschreven Iraakse grondwet en de Nationale Assemblee illegaal. Ook is elke wet, verdrag, overeenkomst en contract, ondertekend in Irak sinds de illegale invasie en daaropvolgende bezetting, volledig illegaal.

Alle lidstaten van de VN zijn verplicht onder het internationaal recht om de gevolgen van illegale handelingen door andere staten als onwettelijk te erkennen.

Het is de bezetter verboden volgens het internationaal recht om enige vorm van langetermijncontracten af te sluiten die niet zijn overeengekomen door een soevereine Iraakse regering die het soevereine Iraakse volk vertegenwoordigt.

Aangezien er per definitie geen dergelijke overheid kan bestaan onder de bezetting, zijn alle pogingen om de toekomst van de Iraakse olie te verbinden met buitenlandse multinationals – met name door ongunstige Product Sharing Agreements (PSA’s) verboden en nietig.

Besluit 3

De afwijzing van de invasie en bezetting, en de erkenning van het recht op verzet van de Iraakse bevolking moet het uitgangspunt zijn van elke analyse en elke diplomatieke inspanning, maar ook van elke actie van de vredesbeweging.

Dirk Adriaensens

Dirk Adriaensens is de coördinator van SOS Iraq en lid van het BRussells Tribunal. Tussen 1992 en 2003 leidde hij verschillende delegaties naar Irak om er de effecten van de sancties te observeren. Hij is ook coördinator van de Global Campaign Against the Assassination of Iraqi Academics.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!