Foto: ArcheoNet Vlaanderen, Flickr / CC BY-NC-SA 2.0 (More information about the rights of this work, see below article)
Boekrecensie -

Zijn de universiteiten te links?

Universiteiten zijn te links, dat stelt Andreas De Block in zijn recent uitgekomen boek. Is het waar? En zo ja: Hoe komt het? Is het een probleem? En wat moeten we eraan doen?

zondag 24 september 2023 10:40
Spread the love

 

“We hebben aan de universiteit meer rechts onderzoek en meer rechtse onderzoekers nodig”, zo titelde het interview met gewoon hoogleraar wijsbegeerte aan de KU Leuven Andreas De Block in De Standaard naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek Is links gewoon slimmer? Vanuit de linkerzijde kwam er, weinig verrassend, heel wat kritiek op het interview.

Veel van die kritiek illustreert volgens De Block een probleem waar hij het in zijn boek over heeft. Omdat we partijdig zijn, zijn we sneller geneigd om argumenten te zoeken om onze ideologische tegenstanders tegen te spreken, dan dat we het geduld opbrengen om hun argumenten in overweging te nemen. Ik nam me daarom voor om niet in deze val te trappen en besloot het boek van De Block te lezen alvorens mijn mening erover te delen. Bij deze mijn conclusies.

Is het waar?

Laten we om te beginnen de feiten die De Block aanhaalt overwegen. Professoren aan de universiteit stemmen linkser dan de gemiddelde burger. Je kan eindeloos discussiëren over wat links en rechts is, maar als in het Verenigd Koninkrijk 45% van de academici Labour stemde en slechts 8% voor de Conservatieven, dan is dat duidelijk linkser dan de verkiezingsuitslag. Ook in Vlaanderen is het zo dat rechtse partijen zoals de N-VA en het Vlaams Belang duidelijk minder populair zijn bij academici dan bij de bevolking.

Over het algemeen stemmen professoren linkser dan de rest van de bevolking

Natuurlijk moet worden opgemerkt dat er verschillen bestaan tussen de verschillende faculteiten. Over het algemeen is het zo dat de professoren in de mens- en geesteswetenschappen linkser zijn dan die in de natuurwetenschappen. Binnen de mens- en geesteswetenschappen zijn economie en rechten dan weer rechtser dan wijsbegeerte of sociologie. Hoe dan ook; het onderzoek en de cijfers die De Block aanhaalt, vallen moeilijk te weerleggen. Of dat betekent dat ze ook écht links zijn, hangt natuurlijk af van je eigen positionering, maar over het algemeen stemmen professoren linkser dan de rest van de bevolking.

Hoe komt het?

De Block ziet hier twee belangrijke verklaringen voor:

De eerste verklaring is zelfselectie. De universiteit heeft de reputatie links te zijn, waardoor linkse mensen sneller een academische carrière overwegen. “De universiteit”, zo stelt De Block, “is links omdat men denkt dat ze links is – maar het is ook een proces dat zichzelf versterkt: de universiteit wordt alsmaar linkser omdat ze als links wordt gezien.”

De tweede verklaring van De Block is discriminatie. Linkse mensen zijn sneller geneigd om linkse mensen aan te werven, hun onderzoek te steunen, enzoverder. Natuurlijk kunnen rechtse mensen ook linkse mensen discrimineren, maar aangezien de linkse mensen in de universiteit in de meerderheid zijn, zullen rechtse mensen meer last hebben van discriminatie.

De verklaringen van De Block zijn circulair

Het is best waarschijnlijk dat beide oorzaken een rol spelen in het in stand houden of versterken van het overwicht van linkse professoren, maar een echte verklaring vormen ze niet. Beide verklaringen zijn namelijk circulair: de oorzaak van het aantal linkse proffen is het aantal linkse proffen. De vraag is: hoe is het overwicht aan linkse proffen ooit ontstaan?

Om die vraag te beantwoorden verwijst De Block naar het werk van de socioloog Neil Gross. Volgens Gross moeten we de oorsprong van de reputatie van de universiteit als links instituut zoeken aan het einde van de 19e en begin van de 20ste eeuw, vanwege de invulling die bepaalde belangrijke figuren aan het ideaal van de universiteit gaven. “Professoren werden geacht waarheid te zoeken en dat waarheidszoeken zelf werd in de eerste plaats gedefinieerd als de bereidheid om zich los te maken van religieus dogmatisme”, aldus De Block.

Het verschil tussen links en rechts

Misschien kan het zelfs de moeite lonen om nog een eeuw verder terug te gaan. “De links-rechtsopdeling”, herinnert De Block ons, “ontleent haar naam aan de Franse Assemblée nationele, waar op het einde van de 18de eeuw de revolutionairen en liberalen links zaten van de voorzitter en de adel en de monarchisten zetels hadden aan de rechterzijde. De macht van de adel is vandaag een stuk beperkter en religieus dogmatisme speelt een heel wat minder grote rol in het maatschappelijk debat dan toen, maar de associaties uit die tijd zijn vandaag nog steeds relevant om het onderscheid tussen links en rechts te maken.

De Block definieert rechts als de overtuiging “dat we voorzichtig moeten zijn met het morrelen aan bepaalde instellingen en structuren.” Die instellingen, zo redeneert de rechterzijde, “zijn ook het product van een lang proces.” Dat maakt dat er volgens rechtse ideologen “een wijsheid in die instellingen zit die vaak niet te expliciteren valt.” Een links of progressief wereldbeeld, aldus De Block, “gaat er daarentegen van uit dat we de gevolgen van onze ingrepen in het maatschappelijk weefsel redelijk kunnen inschatten, en dat er echt wel ruimte voor verbetering is.”

Als linkse mensen er vaker van overtuigd zijn dat we door redelijk te denken de samenleving kunnen verbeteren, is het dan zo gek dat ze ook sneller geneigd zullen zijn om zich professioneel met het bestuderen van die samenleving te gaan bezighouden? De universiteit behoort bovendien tot de publieke sector, terwijl de rechtse ideologie vaker heil verwacht van de private sector. Het zou best wel eens kunnen dat onderzoekers die werken voor private bedrijven vaker een rechtse politieke overtuiging hebben.

De Block mag dan wel aanhalen dat volgens Neil Gross “individuele verschillen in waarden in de VS slechts 4 procent van de politieke kloof aan de universiteiten verklaren.” Het gaat hier echter niet zomaar over persoonlijke waarden. Het gaat hier om een verschil in verwachting die men vanuit een bepaalde ideologie heeft ten opzichte van de wetenschappen, in het bijzonder de sociale wetenschappen.

Een regering met linkse partijen investeert wellicht meer in onderwijs en onderzoek. Een regering met rechtse partijen investeert wellicht meer in veiligheid. Het zou maar raar zijn als die verschillen ook niet tot uiting kwamen in de beroepskeuze van mensen die voor deze partijen stemmen. Dat links en rechts een andere houding hebben ten opzichte van de universiteit hoeft dus net zomin te betekenen dat linkse mensen ‘gewoon slimmer’ zijn als dat rechtse mensen ‘gewoon sterker’ zouden zijn, omdat ze vaker voor een carrière in het leger kiezen.

Is het erg?

Met elk beroep zijn bepaalde ideologisch gekleurde associaties verbonden, waardoor je bepaalde ideologisch gekleurde profielen aantrekt. De vraag is: moeten we dat een probleem vinden?

De Block maakt de vergelijking met de ondervertegenwoordiging van vrouwen en mensen van kleur, waarvoor door de universiteiten op allerhande manieren ingegrepen wordt om die ondervertegenwoordiging recht te trekken. Hij stelt voor om iets gelijkaardig te doen voor rechtse mensen, maar gaat die vergelijking wel op? Rechtse mensen zijn nooit als slaven gebruikt en ze hebben niet meer moeten vechten voor stemrecht dan linkse mensen. Ze verdienen vandaag ook niet minder en hebben niet structureel minder kansen in het onderwijs of op de woonmarkt.

Rechtse mensen zijn nooit als slaven gebruikt en ze hebben niet meer moeten vechten voor stemrecht dan linkse mensen

Het feit dat vrouwen en mensen van kleur zijn ondervertegenwoordigd in invloedrijke maatschappelijke posities hangt samen met het feit dat ze zich vaker in een maatschappelijk ondergeschikte positie bevinden. Bij rechtse mensen is dat niet zo. Wat De Block wil aankaarten is dan ook niet dat de ondervertegenwoordiging van rechtse mensen aan de universiteit per se een moreel probleem is, maar wel dat het een negatieve impact heeft op de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek.

Wetenschap, zo argumenteert De Block, is niet waardenvrij. Ze is waardengeladen en moet dat ook zijn. Hoewel een gebonden positie goede wetenschap dus niet in de weg staat, gaat het wel gepaard met een risico. Mensen, en dus ook wetenschappers, zijn geneigd om aan wishful thinking te doen. Eenvoudig gezegd: we zien sneller wat we willen zien. Wanneer we er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat de meeste mensen deugen, is de kans dat uit ons onderzoek naar boven komt dat we eigenlijk van nature egoïstisch zijn, een stuk kleiner.

Om van die tekortkoming een kracht te maken, kent de academische wereld het systeem van peer review, waarbij van academici verwacht wordt dat ze het werk van collega’s bekritiseren. Dat systeem werkt natuurlijk het best wanneer de critici een verschillende kijk op de zaak hebben en daarom ook gemotiveerd zijn om de gebreken van het onderzoek van hun collega’s te vinden. Minder goed werkt het systeem wanneer, aldus De Block, “bijna iedereen in de discipline dezelfde politiek-ideologische verlangens of waarden heeft.” En dat is volgens De Block “het geval in alle geesteswetenschappelijke disciplines.”

Het is  een enorme sprong van de vaststelling dat professoren wat linkser stemmen naar de claim dat we te maken hebben met een ideologisch uniforme wetenschap

Het is echter een enorme sprong van de vaststelling dat professoren in bepaalde disciplines gemiddeld wat linkser stemmen dan de rest van de bevolking, naar de claim die De Block maakt dat we te maken hebben met een “ideologisch uniforme wetenschap”. Het is één ding om te zeggen dat de links/rechts indeling relevant is. Het is iets totaal anders om te doen, alsof er slechts twee mogelijke politieke standpunten bestaan. Een afwijking in het gemiddelde ten opzichte van de bevolking zegt op zich helemaal niets over de spreiding binnen de groep.

Iedereen die zich al eens in linkse kringen bevindt, weet bovendien: linkse mensen zijn vaak maar al te gemotiveerd om het ongelijk van een concurrerende linkse stroming aan te tonen. Niet enkel is er sprake van grote meningsverschillen tussen centrumlinks en radicaal-links. Binnen radicaal-links zijn de discussies tussen anarchisten, trotskisten, maoïsten en anderen vaak nog het felst van allemaal.

Een afspiegeling van de samenleving?

In het pleidooi van De Block lopen twee zaken door elkaar. Enerzijds beargumenteert hij dat ideologische diversiteit een meerwaarde kan betekenen voor het wetenschappelijk onderzoek. Anderzijds pleit hij ervoor dat die ideologische diversiteit ook een juiste afspiegeling zou moeten zijn van de ideologische diversiteit in de samenleving. Het eerste pleidooi vind ik overtuigend, het tweede lijkt me gevaarlijk.

Stel je voor dat de Verlichtingsdenkers zich zorgen hadden gemaakt dat ze zich links van de toenmalige maatschappelijke consensus bevonden. Dan was er van de huidige opvattingen over wetenschap wellicht nooit sprake geweest. Grote intellectuele doorbraken zijn er net altijd gekomen in botsing met wat er in de samenleving leefde. Dat het wereldbeeld van Copernicus radicaal verschillend was van dat van de meerderheid van de mensen in zijn tijd, was net zijn grote verdienste.

Dat het wereldbeeld van Copernicus radicaal verschillend was van dat van de meerderheid van de mensen in zijn tijd, was net zijn grote verdienste

“Het idee is”, zo beargumenteert De Block “dat een goed werkende wetenschap uit alle mogelijke projecten die projecten moet kiezen die het meest in lijn liggen met de voorkeuren en waarden van de burgers.”

Dat lijkt me een bijzonder slecht idee. De botsing van ideeën waar inderdaad nood aan is, bereik je niet door te proberen een afspiegeling te zijn van wat er in de samenleving leeft. Integendeel, die bereik je net door de academische vrijheid te beschermen om onderzoek te doen nét naar onderwerpen die niet in lijn liggen met de heersende waarden en voorkeuren.

Als de universiteit zich bij het opstellen van haar vraagstelling enkel zou laten leiden door wat de bevolking belangrijk vindt, verliest ze die kritische rol. Waar De Block voor pleit, klinkt een beetje alsof Socrates naar de Atheners had moeten gaan om te weten te komen wat hun vragen zijn, om ze vervolgens zo goed mogelijk te proberen te beantwoorden. De reden waarom de dialogen van Socrates tot op de dag van vandaag ook op de universiteit gelezen worden, lijkt me net dat het omgekeerde het geval was. Hij ging naar de Atheners toe om hun antwoorden in vraag te stellen.

Wat is de oplossing?

De Block ziet ook wel in dat we de onderwerpen voor academisch onderzoek moeilijk in een referendum kunnen voorleggen. “Slecht geïnformeerde en/of impulsieve burgers zullen ervoor zorgen dat de resultaten van een volksbevraging vaker niet dan wel de doelen van de samenleving dienen”, zo schrijft hij. Daarom stelt De Block in navolging van wetenschapsfilosoof Philip Kitcher als gedachte-experiment voor om ‘een comité van wijzen’ te vormen, die de volkswil zou kunnen vertalen in relevante onderzoeksvragen.

Het probleem is echter niet alleen dat burgers te slecht geïnformeerd of impulsief zijn om de doelen van de samenleving te dienen. Het probleem is dat die doelen helemaal niet vastliggen en het net deel uitmaakt van de rol van de universiteit om die doelen in vraag te stellen. De Block beschouwt het idee van een comité van wijzen weliswaar als gedachte-experiment. Dat een aantal politici van het Vlaams Belang het wel zouden zien zitten om te gaan bepalen welk onderzoek goed is voor het Vlaamse volk mag duidelijk zijn.

Steeds meer universitair onderzoek wordt gesponsord door bedrijven

Naast uiterst rechtse politici staan er trouwens ook heel wat bedrijven te springen om wetenschappelijk onderzoek meer af te stemmen op wat zij beschouwen als de noden van de samenleving, met name: hun eigen winsten. Meer zelfs: ze doen dat ook. Steeds meer universitair onderzoek wordt gesponsord door bedrijven, zo bracht De Standaard vandaag naar buiten. De afgelopen vijf jaar werden aan de KU Leuven maar liefst 111 actieve leerstoelen gefinancierd, waarvan 87 procent door het bedrijfsleven. De inkomstenstroom bereikte in 2021 een niveau van 6,85 miljoen euro.

Ook al laten de sponsors zich niet in met het onderzoek zelf, een zekere mate van sturing is volgens wetenschapsfilosoof Gustaaf Cornelis (VUB) onvermijdelijk: “Je gaat als hoogleraar denken in functie van degene die het geld geeft. Je dient een project in dat aan de verwachtingen voldoet, je gaat de sponsor niet tegen de haren strijken.”

Professor De Block te rechts?

Onderzoek is niet waardevrij en welk onderzoek voorrang krijgt, is altijd een kwestie van strijd. Daarin heeft De Block gewoon gelijk. Dat hij zich omwille van bepaalde rechtse overtuigingen stoort aan de invloed die de meer linkse overtuigingen van zijn collega’s hebben op het onderzoek, dat lijkt me niet meer dan logisch. Het is echter net zozeer logisch dat ik me vanuit bepaalde linkse overtuigingen stoor aan de invloed die het bedrijfsleven via leerstoelen uitoefent op het onderzoek.

Welke invloed het grootste is, daarover kan gediscussieerd worden. De democratische oplossing voor de strijd tussen verschillende invloeden, is echter niet om ze kunstmatig in evenwicht te brengen. Waar dat evenwicht zich bevindt, is namelijk net het onderwerp van de strijd. De democratische oplossing is om die strijd op democratische wijze te voeren. Het is ook binnen het kader van die strijd dat we zowel het boek van De Block als deze recensie moeten begrijpen.

Vandaar: Neen, natuurlijk zijn de universiteiten niet te links. Professor De Block is gewoon veel te rechts.

Lees hier de repliek van De Block.
Lees hier het antwoord van Seppe.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!