Koehei Saito. Screenshot YouTube The Empire Enquirer
Boekrecensie -

Kohei Saito’s Systeembreuk: een noodzakelijke kritiek

Ludo De Witte las 'Systeembreuk' van de Japanse filosoof Kohei Sato. Zijn oordeel is genuanceerd: "Pleiten voor ‘degrowth’ zoals Sato doet roept te veel associaties op met het inleveringsbeleid van burgerlijke regeringen om aantrekkelijk te zijn voor arbeidende klassen, en die laatsten zijn een onontbeerlijke actor voor het bewerkstelligen van een systeembreuk." ‘Omgroei’ is een beter concept".

dinsdag 30 april 2024 09:56
Spread the love

 

Wie gelooft dat oneindige groei in een eindige wereld mogelijk is, is een idioot of een econoom: die boutade is het vertrekpunt van de kleine maar groeiende beweging die onder de vlag van het ecosocialisme de klimaatverandering en andere ecologische problemen zoals de dramatische vermindering van de biodiversiteit en de verzuring van de oceanen integreert in een socialistisch perspectief.

Aan de ecosocialistische bibliotheek is nu een nieuw boek toegevoegd, Systeembreuk, van de jonge Japanse filosoof Kohei Saito. Het boek ging wereldwijd al meer dan 500.000 keer over de toonbank en de Nederlandstalige versie was in maart 2024 aan zijn derde druk toe: het zijn indicatoren van de honger naar échte alternatieven voor de evident-uitzichtloze kapitalistische ‘oplossingen’ voor de dreigende ecocide.

Het succes van het boek is al een goede reden voor een recensie. Het prestige van de auteur is een andere. Saito werkte als doctoraalstudent in een internationaal team van academici aan de publicatie van de aantekenboeken die Karl Marx (1818-1883) tijdens de laatste decennia van zijn leven over zijn literatuurstudie van natuurkundige en ecologische vraagstukken volschreef.

En er is de ambitie van zijn boek, zoals blijkt uit de Engelse titel en ondertitel Marx in the Anthropocene. Towards the Idea of Degrowth Communism. De auteur gaat voor een ambitieuze herinterpretatie van het historisch materialisme van Karl Marx. Hij situeert Marx in de ecosocialistische traditie, maar canoniseert hem in Systeembreuk als de stichter van een afsplitsing ervan, genaamd degrowth communisme. Maakt Saito zijn ambitie waar?

Wat is ecosocialisme?

De eerste helft van het boek synthetiseert de ecosocialistische kritiek op het kapitalisme. De blinde groeidynamiek van het kapitalisme is onhoudbaar. De ongebreidelde, in theorie oneindige toename van de materiële productie stoot op de biofysische grenzen van de eindige aarde.

Een ‘stabiele’ ontwikkeling van de kapitalistische economie, met lage werkloosheid, vereist een jaarlijkse groei van 3 procent, zo stelt de Europese Unie in haar Lissabonstrategie van maart 2000. Een jaarlijkse groei van 3 procent betekent evenwel dat de mondiale productie elke 25 jaar verdubbelt, en in één eeuw zestien keer zo groot wordt!

Wetend dat we vandaag al op de aardse reserves interen, zoals dat bijvoorbeeld valt af te lezen aan de vervuiling van de atmosfeer met broeikasgassen, de decimering van waterbassins, de verzuring van de oceanen en de inkrimping van de biodiversiteit, maakt duidelijk dat teugelloze groei de ecosystemen vernietigt waarin het kapitalisme gedijt.

Kohei Saito. Foto: Rosa Luxemburg Stiftung/CC BY-SA 3:0

Groei, maar ook de manier waarop, is een cruciaal probleem. Bedrijven, in hun jacht op winst, zijn immers machines van externalisering: ze wentelen zo veel mogelijk kosten af op mens en natuur.

Anders dan traditionele ecologisten benadrukken ecosocialisten dat die blinde, destructieve groei geen (morele) keuze is, maar het rampzalige gevolg is van een economisch stelsel waarin beursgenoteerd kapitaal móet groeien, op straffe van doodgeconcurreerd te worden door bedrijven die wél groeien en zo kunnen investeren in productiviteitswinsten.

Een stationair kapitalisme is een contradictio in terminis. Want hoe overtuig je BMW, IKEA, Ryanair, Delhaize en Hema om te stoppen met de plundering van de aarde? Hun CEO’s hebben geen keuze: niet groeien betekent ontslag, of de transfert van aandeelhouderskapitaal naar lucratievere investeringen. Het kapitalisme zelf is dus het probleem.

Traditionele ecologisten zien deze eenvoudige waarheid niet. Ze zijn systeemblind. Ze dromen van een stationaire of circulaire economie. Tim Jackson, Kate Raworth en hun collega’s proberen al decennia een geloofwaardig scenario naar een nulgroei uit te tekenen. Zonder succes.

Aangezien ze niet aan de oorzaak – de modus operandi van het kapitalisme – willen raken, is hun zoektocht naar nulgroei de kwadratuur van de cirkel. Bedrijven zijn er om geld te verdienen en niet om de wereld te redden, zoals Milton Friedman ooit schreef. Alleen een breuk met het kapitalisme kan een ecocide afwenden. Een Systeembreuk, zoals de titel van Saito’s boek luidt.

Enter de nakende ecocide

De fatale interne groeidynamiek van het kapitalisme zorgt voor een opeenhoping van koopwaren waaronder de aarde begint te bezwijken. Groeien met afwenteling van de bedrijfskosten op mens en natuur is geen ‘keuze’, een ‘verslaving’, een ‘obsessie’ of ‘een vloek’, maar het onontkoombare gevolg van de fundamentele drijfveer van het economische stelsel.

Het verklaart de geplande veroudering van pc’s en smartphones, de almaar snellere vernieuwing van automodellen, fast fashion, de ecologisch rampzalige dagbouw van steen- en bruinkoolmijnen, het op de markt gooien van duizenden toxische stoffen die zich opstapelen in pesticiden, plastics, reinigingsproducten, cosmetica, meubelen en kledij.

Voor het grootbedrijf is deze bonanza-economie heel erg rationeel, maar het duwt de mensheid en de aarde wel in sneltreinvaart naar de afgrond. CEO’s nemen heel rationele beslissingen voor hun bedrijf, maar de optelsom van die rationele beslissingen van al die CEO’s is irrationeel voor mens en planeet. Dat inzicht dringt zich meer en meer op, via een omweg – via klimaatcatastrofes die voor de deur staan.

Een breed scala van politici, economen en commentatoren, van neoliberalen tot sociaaldemocraten en links-liberale groenen, bepleit ‘groene groei’ als een middel om climate change af te wenden zonder aan het kapitalisme te raken. De idee dat zonnepanelen, Tesla’s en warmtepompen ons zullen redden, is een illusie.

De verduurzaming van sectoren zoals elektriciteitsproductie, verwarming en transport zorgt niet voor de halvering van de broeikasgasuitstoot tegen 2030 en een nul-uitstoot tegen 2050 – wat klimaatwetenschappers nodig achten om de klimaatcatastrofe af te wenden.

Want de groei van andere, broeikasgas uitstotende sectoren doet de winst ervan teniet. Wat nodig is, is een broeikasgasreductie met 10% die jaar na jaar wordt aangehouden. Dat vereist een stevige economische krimp – wat haaks staat op de kapitalistische logica.

In een interview wuift Saito ‘groene groei’ weg als een zoethoudertje: “Je kunt een Tesla kopen en zelfs nog een grotere Tesla, en dan ben je duurzaam bezig. Dat klinkt heel goed. Maar het probleem is dat je ook voor Tesla’s veel energie en grondstoffen nodig hebt. Ik maak me zorgen dat de ongelijkheid daardoor zal toenemen.”

“Sommige mensen in het Westen worden rijker door het groene kapitalisme, bijvoorbeeld door elektrische auto’s te maken. Daarvoor worden in het mondiale Zuiden lithium, kobalt en andere grondstoffen gewonnen, met alle schade aan de natuur van dien. (…) onze lucht wordt schoner, de kosten zijn voor anderen.”[1]

In het boek heeft Saito het over drie vormen waarmee bedrijven de kosten op mens en natuur afwentelen: technologisch, zoals bijvoorbeeld met kunstmest, pesticiden en antibiotica, dat ecosystemen ontwricht, ruimtelijk, via de plundering van het Globale Zuiden (ecologisch imperialisme), en temporeel, want klimaatsverandering wentelt de vervuiling van de atmosfeer met broeikasgassen af op de volgende generaties (p.44).

Voor ecosocialisten, en ook voor Kohei Saito, is blinde kapitalistische groei een vloek. Dit betekent evenwel niet dat ecosocialisten zich tégen elke vorm van groei keren. Bedrijven en sectoren moeten op hun maatschappelijk nut worden beoordeeld. Openbaar vervoer moet fijnmazig worden; de productie van SUV’s, cruiseschepen en privéjets daarentegen moet verdwijnen.

De evolutie naar maatschappelijk nuttige productie zal natuurlijk tijd vergen, maar doorgedreven planning zal de samenleving die richting moeten uitsturen. Het is een standpunt waarover vrijwel alle ecosocialisten het eens zijn: sla er het socialistische magazine Monthly Review of de uitstekende website Climate & Capitalism maar eens op na.

Kohei Saito is het hier evenwel niet mee eens. Hij werpt een steen in de kikkerpoel met een origineel standpunt: volgens hem is degrowth-communisme aan de orde. En hij doet dat met een hoogst originele lezing van Karl Marx in zijn laatste levensjaren.

Saito ontdekt een nieuwe Marx

Samengevat komt Saito’s visie hierop neer. Karl Marx publiceerde het eerste deel van Het kapitaal in 1867. Hij stierf in 1883: er restten hem nog 16 jaren na de publicatie van het eerste deel van zijn magnum opus. Jaren waarin hij werkte aan het tweede en derde deel.

De neerslag van dat onaffe werk werd na zijn dood door zijn compagnon de route Friedrich Engels herwerkt tot twee boekdelen. Maar Marx verwerkte in zijn laatste levensjaren ook nog een kolossale berg wetenschappelijke literatuur, als trouwe bezoeker van het British Museum in Londen. Werken over agronomie, chemie, fysica, biologie, ecologie…

Sinds enkele decennia is een internationaal team van wetenschappers bezig met het ontcijferen van Marx’ (moeilijk leesbare) notities en uitweidingen bij die literatuur. Gaandeweg worden die aantekeningen gepubliceerd, als een onderdeel van de Marx-Engels-Gesamtausgabe (MEGA).

Kohei Saito werkte als doctoraalstudent in Berlijn mee aan dat project. Zijn doctoraalscriptie over dat project is gepubliceerd onder de titel Karl Marx’s Ecosocialism.

In zijn nieuwe boek presenteert Saito een andere Marx dan de versie van Karl Marx’s Ecosocialism.  In Systeembreuk stelt de auteur dat Marx tussen 1870 en 1880 gaandeweg een productivistische kijk inruilde voor degrowth. Saito ontwaart twee Marx-en: de ecosocialistische Marx van Het kapitaal I, die positief aankeek tegen kapitalistische groei, en de oudere Marx, die besefte dat ecologische problemen “de ultieme tegenstelling van het kapitalisme” vormen, en daarom het productivisme afwees.

Marx in the Antropocene – Towards the idea of degrowth communism (Engels, 11:48):

Marx switchte in zijn laatste levensjaren van een productivistisch ecosocialisme naar degrowth communisme: pro duurzaamheid, contra economische groei (p. 150-151). Marx, aldus Saito, bewonderde almaar meer de egalitaire, stationaire, duurzame prekapitalistische boerengemeenschappen van wat hij het ‘natieve’ of ‘natuurlijke communisme’ noemde (‘naturwüchsigen Kommunismus’).

Die “communale gemeenschappen” wezen economische groei af: “Zelfs als ze de mogelijkheid hadden om langer te werken en de productiekrachten te laten groeien, kozen ze er doelbewust voor om dat niet te doen. Zo vermeden ze het ontstaan van machtsverhoudingen die konden leiden tot overheersing en ondergeschiktheid.”

Marx, aldus Saito, begreep uiteindelijk dat “het bestendige, stationaire karakter van de communale gemeenschappen hun in staat stelt om de macht van het kapitalisme te verslaan en het communisme te vestigen.” (p. 147-148). Commons als prefiguratie van het communisme zeg maar.

Vera Zasulich. Foto: Public Domain

Saito ondersteunt zijn standpunt met een analyse van Karl Marx’ brief van 1881 aan de Russische revolutionaire Vera Zasulich (1849-1919). Die brief was zijn antwoord op haar vraag wat volgens Marx de perspectieven voor een revolutie in Rusland waren.

Moest Rusland eerst een lange kapitalistische fase doormaken vooraleer het socialisme op de agenda zou staan, of kon Rusland de kapitalistische fase overslaan dankzij de verdere ontwikkeling van de Russische dorpsgemeenschappen (de ‘mir’) “in een socialistische richting, dat is: door geleidelijk aan de productie en distributie op een collectieve basis te organiseren.”?[2]

De brief is volgens Saito “de culminatie” van “de wezenlijke transformatie” van Marx’ denken in zijn laatste levensjaren. Hij noemt de brief “het onontbeerlijke testament dat Marx ons naliet om het antropoceen te overleven” (pp. 141, 135, 156).

Marx’ brief aan Vera Zasulich

In het eerste ontwerp van zijn brief wijst Marx erop dat de communale gemeenschappen in Rusland – de ‘mir’ – vitaal zijn en standhouden als “haard van volksvrijheid en volksleven”. De ‘mir’ zouden ervoor kunnen zorgen dat Rusland niet het pad van de kapitalistische moderniteit moet opgaan, als basis voor de rechtstreekse overgang naar het communisme.

Want Marx acht het einde van de crisis van het kapitalisme immers pas mogelijk “met de afschaffing van het kapitalisme en de terugkeer van moderne samenlevingen naar het ‘archaïsche’ type van collectief bezit en collectieve productie”.[3]

Hier breekt Marx volgens Saito met de unilineaire voortgangsgedachte waarbij het kapitalisme de wegbereider is van het socialisme. Marx zou hier stellen dat commons de sprong naar het communisme kunnen maken. Geen onbegrensde groei van de productiekrachten, maar egalitaire, communale, sobere samenlevingsvormen als basis van het postkapitalisme.

Als Saito gelijk heeft, dan bekeerde Marx zich in zijn laatste levensjaren tot de denkbeelden van tijdgenoten als Robert Owen, Charles Fourier en Pierre-Joseph Proudhon, die het kapitalisme wilden overwinnen dankzij de gestage groei en vermenigvuldiging van coöperaties.

Het zijn denkers die Marx en Engels in Het communistisch manifest (1948) nog wegzetten als aanhangers van een “utopisch socialisme”, die “dromen van de uitvoering, als experiment, van hun maatschappelijke utopieën: de stichting van geïsoleerde phalanstères, de creatie van home-kolonies, de oprichting van een klein Ikarië als het Nieuwe Jeruzalem in zakformaat.” Gooide Marx in 1881 Het communistisch manifest in de vuilbak? In geen geval.

Vooreerst dit: Saito citeert uit Marx’ briefontwerpen, terwijl in de eigenlijke brief, die erg kort is, Marx onomwonden stelt dat hij “niet in staat [is] een beknopt verslag voor publicatie te geven.” Marx schreef vier ontwerpen: hij worstelde met de vraag van Zasulich, zonder tot een definitief besluit te komen.

Maar zelfs Saito’s interpretatie van Marx’ ontwerpen houdt geen steek. In het eerste ontwerp lezen we dat “de terugkeer van moderne samenlevingen naar het ‘archaïsche’ type van collectief bezit en collectieve productie” maar zou kunnen omdat de kapitalistische wereldmarkt dominant is:

“Precies omdat ze gelijktijdig bestaan met de kapitalistische productie, kunnen de plattelandscommunes zich alle positieve verwezenlijkingen  ervan toe-eigenen zonder zijn [vreselijke] wisselvalligheden te moeten ondergaan. (…) waar zal de boer het gereedschap, de meststoffen, de agronomische methoden en dergelijke vinden om collectieve arbeid mogelijk te maken? (…)”

“(…) het gelijktijdig bestaan van de westerse productie, die de wereldmarkt domineert, staat Rusland toe om in de commune alle positieve verwezenlijkingen van het kapitalistische stelsel te integreren, zonder zich aan zijn harde juk te hoeven onderwerpen.”

In het tweede ontwerp herhaalt Marx zijn visie: “Naast Rusland bestaat een hogere cultuur, en het land is verbonden met een wereldmarkt waarin de kapitalistische productie dominant is. (…) Door zich de positieve resultaten van deze [kapitalistische] productiewijze toe te eigenen, is [de ‘mir’] in staat om de archaïsche vorm van de landbouwcommune te ontwikkelen en te transformeren, in plaats van die te vernietigen.”[4]

Het perspectief van een van het kapitalisme onafhankelijke sprong van de Russische ‘mir’ naar het socialisme vindt geen basis in Marx briefontwerpen. Integendeel: Marx stelt dat Rusland het kapitalistische stadium slechts zou kunnen overslaan als de Russische omwenteling zou samengaan en bevrucht worden door socialistische omwentelingen in de hoogontwikkelde Europese landen.

Zonder de integratie van de technologische verwezenlijkingen van het kapitalisme is zo’n Russische ‘sprong’ naar het socialisme uitgesloten. Saito citeert zelf uit het voorwoord bij de tweede editie van de Russische versie van Het communistisch manifest (1882) waarin Marx en Engels daarover kristalhelder zijn. Geen briefontwerp, maar een voor publicatie goedgekeurd voorwoord:

“Als de Russische revolutie het signaal wordt voor een proletarische revolutie in het Westen, zodanig dat beide elkaar aanvullen, dan kan het huidige Russische gemeenschappelijke grondeigendom als uitgangspunt dienen voor een communistische ontwikkeling.”

Toch schrijft Saito enkele lijnen verder, in complete tegenspraak met het voorgaande citaat, dat volgens Marx de Russische ‘mir’ het communisme zou kunnen ontwikkelen nog vooraleer dat in West-Europa is gebeurd…[5]

In zijn poging om de ‘oude’ Marx tot een ecologist wars van groei, te boetseren, construeert Saito een Marx die in Het Communistisch Manifest nog een blind-optimistisch vooruitgangsgeloof in de kapitalistische productiewijze als een onontbeerlijke fase in de geschiedenisgang etaleerde.

Die tegenstelling tussen de ‘rijpe’ en de ‘oude’ Marx is vals. Marx (en Engels) vatten kapitalistische vooruitgang immers als contradictorisch op. In Het Communistisch Manifest (1848) staat kernachtig uitgelegd dat het kapitalisme, in tegenstelling tot prekapitalistische productiewijzen, geen beperkingen aan zijn expansie en de exploitatie van de aarde aanvaardt.

De ontwikkeling van de productiekrachten legt de fundering voor de uitbouw van een socialistische samenleving: dat is de positieve kant. Tezelfdertijd pleegt het groeiende kapitalisme roofbouw op mens en natuur: dat is de negatieve keerzijde. Een mix van creatieve destructie en destructieve creativiteit is zijn modus operandi.

De Belgische marxistische econoom Ernest Mandel (1923-1995) beschrijft in zijn beroemde inleiding op Het kapitaal die modus operandi zo:

Ernst Mandel. Foto: Eric Koch/CC0

“Marx de dialecticus (…) benadrukt de beschavende, progressieve aspecten van het kapitalisme, zijn machtige impulsen om de sociale productiekrachten te ontwikkelen, zijn onophoudelijke zoektocht naar nieuwe manieren en middelen om op arbeid te besparen, naar nieuwe noden en nieuwe sectoren van massaproductie.”

“Het helpt om de onmetelijke mogelijkheden van de mens te ontplooien. Tezelfdertijd toont hij aan hoe de specifieke kapitalistische vorm van deze ontwikkeling de onmenselijke kracht van technologie, machines en ruilwaarden “die gek worden” (dat wil zeggen: die doelen op zich worden) tien keer verergert.”

“Het kapitalisme onderwerpt mensen aan machines, in plaats van machines te gebruiken om mensen van mechanisch, repetitief werk te bevrijden. (…) Als het kapitalisme niet wordt omvergeworpen (…) houdt deze contradictie de mogelijkheid in zich van een gestaag toenemende transformatie van de productiekrachten in krachten die vernietigen, in de letterlijke zin van het woord: niet enkel krachten die rijkdom vernietigen (crisissen en oorlogen) en ook menselijke rijkdom en menselijk geluk vernietigen, maar ook krachten die het leven zelf vernietigen.[6]

Degrowth communisme: volkskapitalisme in een nieuw kleedje

We zagen al dat coöperaties volgens Saito “in staat [zijn] om de macht van het kapitalisme te verslaan en het communisme te vestigen”. Hij schrijft dat de productiemiddelen ‘commons’ moeten worden: “arbeiderscoöperaties waarin arbeiders mede-eigenaar en medebeheerder zijn van de productiemiddelen, zonder tussenkomst van werkgevers of aandeelhouders.”

Dat “egalitaire coöperatieve beheer van de maatschappelijke productie” moet uitgebreid worden, “onafhankelijk van de markt of de overheid.”[7] Dit lyrische geloof in de systeemveranderende kracht van coöperaties is hoogst problematisch.

Zodra coöperaties enige omvang hebben en economische betrekkingen met de buitenwereld aangaan, worden ze onderworpen aan dezelfde concurrentiedwang die ook ‘gewone’ bedrijven in een groeilogica duwt. Rationalisaties, efficiëntie-ingrepen en dikwijls ook faillissementen worden dan hun deel.

De geschiedenis ligt bezaaid met voorbeelden van wat ooit coöperaties waren die uiteindelijk verdwenen of opgeslokt werden door grotere kapitalistische bedrijven. Om het bij de coöperaties van de Belgische arbeidersbeweging te houden: namen als Het Volk, Vooruit en Volksgazet (kranten), Ultra Montes (reisbureau), Bank van de Arbeid, Codep en Bacob (banken) klinken als echo’s van een ver verleden.

Om nog maar te zwijgen over Arco, de coöperatie van het ACW (nu beweging.net), die samen met Dexia ten onder ging, en NewB, dat een bank- en investeringsagentschap van Vdk-bank is geworden. De afgelopen twee eeuwen heeft de coöperatieve sector op geen enkel moment waar ook in de wereld een betekenisvol aandeel van de economie kunnen controleren.[8]

In 1864, op de stichtingsvergadering van de Eerste Internationale, zei Karl Marx het zo, in woorden die wel tot Kohei Saito lijken te zijn gericht: “De ervaring uit de periode van 1848 tot 1864 toont zonder enige twijfel aan dat coöperatieve arbeid, hoe excellent in principe en hoe nuttig in de praktijk ook, nooit in staat zal zijn om de groei of monopolievorming [van het kapitaal] te stoppen als hij beperkt wordt tot de kleine kring van occasionele ondernemingen van private arbeiders.”

“Hij zal er dan niet in slagen de massa’s te bevrijden, zelfs niet erin slagen de lasten van hun ellende merkbaar te verlichten. (…) Politieke macht verwerven is daarom de grote plicht van de arbeidende klassen geworden.”[9] Precies dát is de achilleshiel van Saito’s boek: in zijn analyse is de politieke factor weggezuiverd. Saito verklaart het failliet van de Sovjetunie en zijn satellietstaten aan het streven naar “productivistische economische groei” (p. 150).

Een analyse van het stalinisme als een reactionaire uitwas van de bureaucratische kaste die in de loop der jaren 1920 in het door oorlog, burgeroorlog en isolement leeggebloede land de macht greep, ontbreekt. Zonder een inzicht in de redenen van de degeneratie van de Sovjetstaat neigt hij ertoe het belang van de overheid in een socialistisch perspectief  te minimaliseren en zelfs te verwerpen.

Zo staat Saito huiverig tegenover belastingheffingen op kapitaal, “want hoe meer men het kapitaal probeert te beteugelen met belastingdruk, hoe groter de staatsmacht en hoe hoger het risico van afglijden naar staatssocialisme, een typische vorm van klimaatmaoïsme.”

Elders zegt hij “dat het model van politicisme, met van bovenaf lukraak verordonneerde maatregelen, niet zal werken” – ook al beseft hij dat de urgentie van de klimaatcrisis “noodgedwongen” maatregelen van bovenaf zal vereisen (pp. 216-217, 221). Saito bepleit de lokale, communale aanpak.

Het onvermogen van coöperaties en progressieve gemeentebesturen om kapitalistische accumulatie te stoppen demonstreert evenwel de noodzaak van de naasting van sleutelsectoren en van democratisch georganiseerde overheidsplanning, weliswaar zo gedecentraliseerd mogelijk opgevat, met maximale vrijheid voor lokale initiatieven.

Het is evident dat de heersende klassen daarbij niet lijdzaam zullen toezien. Zo’n ecosocialistische omslag zal strijd vergen, voor een programma dat eisen van ecologische en sociale bewegingen, vakbonden en milieuactivisten, ‘roden’ en ‘groenen’ verbindt.

Een transitieprogramma

In The Leap Manifesto brengen Naomi Klein en haar medestanders een rist voorstellen samen die een transitie naar een ecosociale samenleving moeten schragen. Er is een leap nodig, een sprong, want kleine stapjes zullen niet zorgen voor een transformatie.

We moeten “een middelvinger opsteken naar de middle-of-the-road-aanpak van een stapsgewijs beleid dat beweert ‘voorzichtig’ te werk te gaan maar in deze fase van de klimaatcrisis erg gevaarlijk is”, zo stelt ze. Men zou het manifest een aanzet tot een transitie- of overgangsprogramma kunnen noemen: een eisenprogramma dat vertrekt van de onmiddellijke noden gegenereerd door het kapitalisme, maar dat, wanneer het wordt uitgevoerd, ons op weg zet naar een postkapitalistische samenleving.[10]

Het zijn eisen waarover overeenstemming kan worden bereikt tussen ecologische en sociale bewegingen, vakbonden en milieuactivisten, ‘roden’ en ‘groenen’. Eisen die de steun verdienen van alle kleuren van de regenboog: rood en groen, maar ook het paars van de vrouwenbewegingen, het wit van de vredesbewegingen, het zwart van anti-autoritaire stromingen …

Enkele voorstellen die in zo’n transitieprogramma hun plaats kunnen krijgen. De naasting onder werknemerscontrole van nutsbedrijven en sleutelsectoren zoals de energiebedrijven, de financiële sector en geprivatiseerde openbare diensten. Een uitstap uit de kernenergie en een radicale omslag naar hernieuwbare energie. Verbod op nieuwe infrastructuur die ons nog decennia opzadelt met vuile-energieconsumptie. Massale investeringen in goedkoop geïntegreerd openbaar vervoer. Maatregelen om het gebruik van de auto te ontraden, te beginnen met de afbouw van subsidies voor bedrijfswagens. Stadsontwikkeling gericht op een hoge woondensiteit en op het samenbrengen van essentiële diensten zoals crèches, scholen, ouderentehuizen en gezondheidszorg langs openbaartransportroutes en fiets- en voetgangersvriendelijke locaties. Een Marshallplan om energie-efficiënte woningen te bouwen of te renoveren, met een prioritaire aanpak van achtergestelde buurten. Stimuli voor een lokale, ecologisch verantwoorde korteketenlandbouw. Uitbouw van grootstedelijke collectieve diensten zoals buurtkantines en wasserijen. Stimuli voor lokaal aangedreven, democratisch beheerde coöperaties. Opzeggen van handelsverdragen die in de weg staan van de uitbouw van lokale economieën. Een verbod op reclame voor kinderen en voor producten als vlees, tabak, auto’s en reizen. Een onmiddellijk ingevoerde betonstop. De uitbreiding van de bescherming van de habitat van kwetsbare fauna en flora. De uitbreiding van de waarborg van twee jaar op consumptiegoederen – vandaag opgenomen in het Europees recht – tot tien jaar, wat fabrikanten zal verplichten om de ingebouwde veroudering van hun producten terug te schroeven. Zware taksen op benzine en diesel, vliegtuigreizen, verpakkingen, vleeswaren, niet-seizoensgebonden groenten en fruit, SUV’s …, waarbij de opbrengst ervan integraal en gelijkmatig onder alle burgers wordt verdeeld.[11]

Besluit

Kohei Saito benadrukt terecht hoezeer ecologische vraagstukken de ‘oude’ Marx bezighielden. Zijn argumentatie om Marx in het dwangbuis van het communalisme of municipalisme te persen, is evenwel niet overtuigend.

Zeker: het ontging Marx niet dat in een kapitalistische samenleving de relatie tussen mens en natuur fundamenteel antagonistisch is. Onder kapitalistische voorwaarden ontstaat volgens Marx een ‘scheur’ of ‘barst’ in het metabolisme tussen mens en natuur, ten koste van ‘de twee enige bronnen van rijkdom’: natuur en arbeid.

In Het kapitaal stelt hij dat wat we vandaag ‘ecologische duurzaamheid’ noemen, zich pas ten volle kan ontwikkelen in een postkapitalistische samenleving – door hem een maatschappij van “de geassocieerde producenten” genoemd.

Een samenleving die steunt op een democratisch geplande economie kan “het metabolisme tussen mens en natuur op rationele wijze beheren (…) met het kleinste gebruik van energie en onder voorwaarden die het meest geschikt zijn voor de menselijke natuur.”

Marx benadrukt dat de mens niet de eigenaar is van de aarde, maar zijn vruchtgebruiker, die tot taak heeft “hem in een verbeterde staat aan volgende generaties door te geven, als boni patres familias.”[12] Dat diepe ecologische besef verhinderde Marx niet om te zien dat de ontwikkeling van de productiekrachten onder het kapitalisme de voorwaarden creëert voor de vestiging van een socialistische samenleving.

Zoals Lenin en Trotsky na hem, verhinderde dat Marx niet de mogelijkheid open te houden dat landen met een imposante prekapitalistische economie zoals Rusland vrijwel rechtstreeks een sprong naar het socialisme zouden kunnen maken, weliswaar in wisselwerking met (een) socialistische revolutie(s ) in een ontwikkeld land.

Ook na lezing van Systeembreuk behoeft de ecosocialistische strategie om een ecocide af te wenden geen aanpassingen. Pleiten voor ‘degrowth’ roept te veel associaties op met het inleveringsbeleid van burgerlijke regeringen om aantrekkelijk te kunnen zijn voor de arbeidende klassen, en die laatste zijn een onontbeerlijke actor voor het bewerkstelligen van een systeembreuk.

‘Omgroei’ is een beter concept, want zoals al gesteld, maken ecosocialisten een scherp onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ groei. De centrale taak is en blijft daarom de integratie van de ecologische agenda in een volksprogramma waarbij arbeiders- en progressieve organisaties worden geïnspireerd om te strijden voor de politieke macht.

 

Kohei Saito. Systeembreuk – Een nieuwe visie op kapitaal, natuur en maatschappij als antwoord op de klimaatcrisis. Arbeiderspers, Amsterdam, 2023, pp. 304. ISBN 978 9029 5508 64

Ludo De Witte. Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde, EPO, Berchem, 2020 (2017), pp. 247. ISBN 978 9462 6711 64

Notes:

[1] K. Saito, ‘Worden we in slaap gesust door het idee van groene groei?’, De Morgen, 2/3/2024.

[2] Letter from Vera Zasulich to Marx, 16/2/1881, marxistsorg.

[3] Marx, Eerste ontwerp, geciteerd. in K. Saito, Systeembreuk, p. 146.

[4] K. Marx, ‘Drafts of a reply’ (onze nadruk), marxists.org.

[5] Cit. Marx en Engels, onze nadruk; K. Saito, Systeembreuk, p. 135. Het is precies die ontwikkeling die Lenin en Trotsky hoopten gerealiseerd te zien: de Oktoberrevolutie (1917) als signaal voor socialistische omwentelingen in de ontwikkelde kapitalistische landen van Europa.

[6] E. Mandel, ‘Introduction’, in K. Marx, Capital Volume I (Penguin Classics, 1990), pp. 37-38.

[7] K. Saito, Systeembreuk, resp. pp. 195, 199.

[8] Voor een kritiek op de coöperatieve gedachte, zie L. De Witte, ‘Met coöperaties de economie heroveren? Over het volkskapitalisme als politieke illusie’, 27 januari 2014, DeWereldMorgen.be, en L. De Witte, Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde, pp. 153 en verder.

[9] K. Marx, geciteerd in L. De Witte, Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde, p. 157.

[10] The Leap Manifesto en Naomi Klein, No Is Not Enough, pp. 231 en volgende.

[11] Zie hierover L. De Witte, Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde, pp. 215 en volgende.

[12] K. Marx, in ibidem, p. 131.

steunen

Steun voor een nieuwe website

We hebben uw hulp nodig voor een essentiële opfrissing van de website. Om die interactiever, sneller en gebruiksvriendelijker te maken hebben we 30.000 euro nodig. Elke bijdrage, groot of klein, helpt. Met uw donatie ondersteunt u onafhankelijke journalistiek die de verhalen blijft brengen die er echt toe doen. Laat uw hart spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!