De Spaanse journalist en essayist Ignacio Ramonet heeft zich de afgelopen maanden gewijd aan de analyse van de economische, sociale en technologische transformaties die de pandemie veroorzaakt. Hij stelt dat het cruciale debat in de hedendaagse samenlevingen rond de waarheid draait. Die heeft namelijk zijn gewicht verloren tegenover de waarde van overtuigingen. “Journalistiek is daarom meer dan ooit nodig, omdat het licht en een beetje rationaliteit kan werpen op wat er gaande is.”
Ramonet hecht veel belang aan het beroep van journalist. Zijn/haar werk moet kwaliteitsvol én oneerbiedig zijn, zonder af te dwalen van een diepgaande kritische blik. Het thema van zijn werk draait rond media-invloed op de samenleving en de ideologische druk van nieuwe technologieën.
Hij bekijkt dit alles met een kritische houding tegenover het neoliberalisme. Lucide en gepassioneerd gaf hij een interview aan Bernarda Llorente, voorzitster van Télam (een Argentijns nieuwsagentschap). Samen behandelen ze de post-pandemische wereld en de rol van de journalistiek in dat nieuwe scenario.
Ramonet, die ook schrijver is en socioloog, is een gezaghebbende stem om na te denken over de toekomst van de postcovid-media. Ramonet werkte bijna twee decennia als directeur van Le Monde Diplomatique en is promotor van het World Social Forum in Porto Alegre. Daarnaast is hij ook mede-oprichter van de ngo Global Media Watch, een internationaal waarnemingscentrum voor de media.
Bovendien is hij auteur of co-auteur van een twintigtal boeken, waaronder “Un mundo sin rumbo” (1997), “La tiranía de la comunicación” (1998), “La golosina visual” (2000), “Marcos, la dignidad rebelde” (2001), “Guerras del siglo XXI” (2002), “Fidel Castro: biografía a dos voces” (2006) en “La catástrofe perfecta: crisis del siglo y refundación del porvenir” (2010) (hij schreef ook een biografie van Hugo Chávez, nvdr).
Hij is een groot kenner van de Latijns-Amerikaanse politiek en woont nu in Frankrijk. Daar is hij doctor in de semiologie en cultuurgeschiedenis aan de universiteit École des Hautes Études et Sciences Sociales in Parijs. Hij is tevens hoogleraar communicatietheorie aan de Université Denis Diderot. Daarnaast heeft hij gewerkt als filmcriticus en schrijft hij over films in verschillende tijdschriften.
***
Télam: “De wereld begrijpen en ontcijferen” is het motto van Le Monde Diplomatique, een prestigieuze publicatie waar u meerdere jaren de leiding over had. Hoe verklaar je in tijden van essentiële reflectie de periode die we nu meemaken en hoe zie je de post-pandemische wereld?
Ignacio Ramonet: “Eerst en vooral, er gebeurt ontegenzeggelijk iets met ons dat nog nooit eerder is gebeurd: een wrede en nieuwe pandemie. Geen enkele menselijke generatie heeft een dergelijke ervaring meegemaakt.”
“In een essay genaamd “La pandemia y el sistema mundo” (“De pandemie en het wereldsysteem”[1]) heb ik deze pandemie gedefinieerd als een sociaal totaalfeit. Enkel gewelddadige, open en frontale oorlogsvoering lijkt op wat we nu meemaken. Het is een soort oorlog in die zin dat het de hele samenleving ontwricht, of het nu gaat om collectieve, individuele, economische, sociale of culturele parameters.”
“De hele wereld staat een beetje op zijn kop door de pandemie en dat merken we nu al ongeveer een jaar. China meldde een nieuw virus in december 2019, en nu beseffen we dat alle samenlevingen en alle staten op de planeet met deze situatie worden geconfronteerd, sommige meer dan andere.”
“We hebben vastgesteld dat geen enkele regering noch autoriteit er klaar voor was. Niemand had een draaiboek om deze pandemie aan te pakken. Sommige regeringen hebben het beter gedaan, terwijl andere het beslist slecht deden. Dan doel ik voornamelijk op de grootste wereldmacht, de VS. Dit alles heeft ons er uiteraard toe aangezet na te denken over de kwetsbaarheid van onze wereld.”
“We bevonden ons in een tijdsperiode met een soort overdreven trots over het menselijk vermogen om de nieuwste technologieën te beheersen. Dat geldt vooral voor communicatie, maar ook voor economische en financiële aangelegenheden. De verovering van Mars is daar een voorbeeld van.”
“Plotseling is daar dan een klein virusje opgedoken, bijna onzichtbaar, dat ons laat merken dat we van de natuur afhangen. Aan de andere kant is het duidelijk dat deze pandemie de wereld heeft veranderd en dat we moeten nadenken over de wereld waar we naartoe gaan.”
“Ook daarom moeten we heel voorzichtig zijn. Het is namelijk een heel moeilijke vraag om te beantwoorden. We kunnen dus alleen maar gokken. Het lijdt echter geen enkele twijfel dat de wereld op dit moment wacht om uit de pandemie te geraken.”
Interview van het eerste deel van het interview (11:36, Spaans, Spaanse ondertitels):
Het motto van Le Monde Diplomatique indachtig, met welke middelen ontcijfer je de wereld vandaag? Denk je dat de media kunnen blijven schipperen tussen de macht en de mensen?
“Ik geloof dat in elk tijdperk de communicatietechnologie de organisatie van een samenleving heeft bepaald. Tenslotte is de mens een kuddewezen dat in groep in een samenleving leeft. Eens de dominante groep zijn manier van communiceren veranderde, zagen we doorheen de geschiedenis dat de groep mee veranderde.”
“Vanuit antropologisch oogpunt hebben we zo een grens kunnen trekken tussen mensen en mensapen. Dat was toen we door middel van spraak begonnen te communiceren. De humanisering van de mens is met het woord mee gecreëerd of het heeft dat proces in ieder geval versneld. De mens onderscheidt zich van al de rest sinds ze begint te communiceren en ervaringen deelt.”
“De uitvinding van het schrift is de tweede grote revolutie op communicatievlak. Dit concentreerde zich toen namelijk op één plaats – niet twee of drie – waarna het zich uitbreidde. Deze zeer belangrijke revolutie heeft verschillende organisaties doen ontstaan: de staat, hiërarchische religie en talrijke verschillende politieke en sociale organisaties. Toen de drukpers in 1440 werd uitgevonden, veranderde het boek en zijn massale verspreiding, de (politieke) geschiedenis van de mensheid.”
“Misschien bevinden we ons nu met het internet in een vierde revolutie die een antropologisch effect veroorzaakt. We dachten allemaal – als de communicatiespecialisten die we zijn – dat het internet ons in staat zou stellen ons te bevrijden van de overheersing van de grote media. Toen de televisie opkwam eind jaren 1980, overheerste dit toestel de rest van de media (de geschreven pers, de radio, de bioscoop en de fotografie). Tegelijkertijd begonnen de multimediagroepen samen te smelten om hun dominantie over al de rest na te streven.”
Is het internet destijds opgekomen als democratisch antwoord op een proces van mediaconcentratie vanuit de noodzaak om meer stemmen aan bod te laten komen en een bredere burgervertegenwoordiging te bekomen?
“Aangezien informatie voortaan planetair kon circuleren toen het internet verscheen, dachten we dat er geen communicatieafstanden meer zouden zijn: iemand in Europa zou een Mexicaanse krant kunnen lezen terwijl iemand in Mexico een Indiase krant zou kunnen lezen. Dat soort globalisering van communicatie deed ons geloven dat we ons zouden kunnen bevrijden van deze dominante mediagroepen.”
“Er was inderdaad een democratisering van de communicatie. Nu, het kost ons ook niets, het is gratis. Dat is de democratisering van de communicatie. Echter, is hiermee het probleem van onze intellectuele autonomie, van onze culturele autonomie en van de uiteindelijke manipulatie van communicatie opgelost? Nee, natuurlijk niet.”
“In een recent gepubliceerd artikel heb ik aangehaald dat de menselijke geschiedenis kan samengevat worden in de Griekse mythe van Sisyphus. Hij was een halfgod die door de goden werd gestraft. Hij moest een steen naar de top van de berg rollen, maar telkens hij de top bereikte, rolde de steen terug naar beneden en moest Sisyphus de berg opnieuw beklimmen. Zo gaat hij door tot het einde der tijden. Wanneer de mens nu een oplossing vindt voor een probleem, ontstaat daaruit telkens een ander probleem. De moeilijkheid bestaat erin dat probleem te identificeren en vervolgens te zien wat de oplossing voor dat nieuwe probleem is.”
“We streefden naar een democratisering van de communicatie om niet afhankelijk te zijn van een of ander medium. In die zin praten jij en ik, nu we het erover hebben, niet via een televisiezender, noch via een dominant radiostation, noch via een krant. We doen het autonoom. Om dit te kunnen doen moeten we echter via Zoom werken. Voor de pandemie bestond dit programma niet eens. Een van de gevolgen van de pandemie is de weerzinwekkende beursexpansie van Zoom, dat een miljonairsbedrijf is geworden en Skype heeft vervangen. Het veegde andere hulpmiddelen weg die dergelijke zaken alleen mogelijk maakten met meer technologische protocollen.”
“Uiteraard kunnen we nu zeggen dat Google, Amazon, Facebook, Apple ‘de GAFA’) de communicatiewereld overheersen. We hebben de overheersing door bepaalde mediagroepen doorgegeven aan andere groepen, die minder talrijk zijn en wereldwijd. Bovendien bezitten zij alle informatie over ons. Orwells wereld van 1984 wordt bijgevolg mogelijk.”
Paradoxaal genoeg lijken we ons vrijwillig te onderwerpen aan deze nieuwe controle of op zijn minst lijken we eraan te wennen?
“Dit is een wijdverspreide manipulatie, hét imperium van de bewaking. Tijdens de pandemie, toen we allemaal opgesloten zaten, was er een productie- en een consumptiecrisis. Fabrieken produceerden niet, burgers consumeerden niet. Maar wat meer dan voorheen gedaan werd, was onze schermen gebruiken. Dat kon door je te abonneren op Netflix, TikTok te ontdekken of te communiceren via Zoom en alle bestaande netwerken.”
“Terwijl de luchtvaart- of hotelreuzen en autogiganten op de beurs inzakten, stegen de aandelen van die nieuwe bedrijven. De mensen die thuis moesten blijven, gebruikten deze programma’s. We moeten met deze situatie omgaan en uitzoeken hoe we weerstand kunnen bieden aan de overheersing van deze vier nieuwe reuzen. Dat is onze taak nu. Ze weten meer over ons dan onze eigen staten. Orwell wilde in zijn boek 1984 een stalinistische regime, een politiek staatsregime, aan de kaak stellen, maar vandaag is het Google dat ons, veel meer nog dan de staat, in de gaten houdt.”
Religie, democratie en alternatieve waarheden
Hoe zie je de toekomst van de media en de rol van de journalistiek in de huidige context?
“De wereld heeft meer dan ooit journalistiek nodig. Nu draait het centrale informatiedebat rond de waarheid. Hoewel dit altijd een centraal thema is geweest in de korte geschiedenis van de journalistiek – dit is immers een recente praktijk – draait het toch rond de waarheid. Om aan journalistiek te kunnen doen, heb je een minimum aan vrijheid nodig. Vrijheid is een nieuw idee dat pas opkwam in de 18de eeuw. Enkele kranten begonnen toen te verschijnen en deze massapers verspreidde zich vervolgens in landen die een minimum aan middelen hadden.”
“Journalistiek is onmogelijk als mensen niet kunnen lezen. Van massajournalistiek is eveneens geen sprake als de pers te duur is. Elke dag moet een bepaald aantal kranten verkocht waarvan de prijs door het volumekan dalen. Verder moet er ook vrijheid zijn. Mensen met verschillende overtuigingen moeten de mogelijkheid hebben om kranten te verspreiden. We spreken pas van vrijheid als alle meningen vrij zijn. Het meest fundamentele blijft steeds de waarheid.”
De waarde van de waarheid weegt minder dan de waarde van overtuigingen …
“Ik denk dat het waarheidsvraagstuk nu cruciaal is geworden. Het is een centraal punt en de journalistiek weet dat ze het onder ogen moet zien. Trump, als president van de VS – een land dat vroeger werd gedefinieerd als een grote democratie – is de eerste president die grote leugens verspreidt, brutaal en onverschillig voor wat men daarover zou kunnen denken. Hij heeft een concept uitgevonden waarover nagedacht moet worden, namelijk “de alternatieve waarheid”. Dit is de overtuiging dat iedereen zijn eigen waarheid heeft.”
“Een van de beginselen van een democratie is toegeven dat iedereen een eigen waarheid kan hebben. Uitgaande van dat principe denk ik dat hiermee geen problemen zijn. In vrije samenlevingen zijn er namelijk veel religies. En wat is nu precies een religie? Het is een mening over de schepping, over wat er na de dood komt en over hoe je je moet voorbereiden op de dood. Het zijn meningen. In feite bevestigen religies zaken die antropologisch afhankelijk zijn van iets wat we magisch denken benoemen. Sinds tweeënhalve eeuw evolueert daar tegenover het principe van de rationaliteit.”
“In een rationele wereld, een wereld van vooruitgang, die probeert sereen te zijn tegenover de menselijke passie, willen we echter een zo objectief mogelijke waarheid op basis van gegevens en vertrouwenwekkende elementen. Maar nee, Trump is teruggekeerd naar het magisch denken. Ook al wijzen alle cijfers en onderzoeken erop dat hij de verkiezingen heeft verloren, toch zegt hij dat hij ze heeft gewonnen en dat er sprake is van fraude, zonder dat hij dat bewijst. Dit is nu het geval met deze verkiezingen, maar hij heeft dat in feite altijd al gedaan met andere zaken.”
In het verleden verstond men onder desinformatie het gebrek aan informatie of de moeilijkheid om toegang te krijgen tot informatie. Nu lijkt het meer te maken te hebben met bedwelming door slechte informatie of met fake nieuws?
“Het idee dat iedereen zijn waarheid kan produceren is wat we fake nieuws noemen. Een waarheid wordt gemaakt en nu ieder van ons een potentiële kracht bezit die alleen de grote media tot een paar jaar geleden hadden, geeft dat ons het vermogen om onwaarheden, manipulaties en bedwelmingen uit te vinden die we kunnen verspreiden via de netwerken. Die netwerken zijn vandaag het dominante medium.”
“Zo kunnen we op deze netwerken een heel discours uitbouwen dat volledig is uitgevonden, met vermeende bewijzen, schijnbare voorbeelden, etc. Dat is de wereld waarin we nu leven. In die wereld speelt journalistiek meer dan ooit een essentiële rol, omdat het toch nog een beetje rationaliteit, licht en duidelijkheid schept over wat er echt gebeurt. In feite zijn er vandaag meer en meer websites die leugens willen ophelderen. Er is namelijk een journalistieke wil om aan factchecking te doen. Zo kun je feiten controleren.”
“Men kan echter niet meer aan journalistiek doen zoals vroeger. In wezen is die nu digitaal terwijl grafische journalistiek steeds meer verdwijnt. Papieren pers is technisch gezien aan het verdwijnen: het wordt steeds duurder, er wordt steeds minder geproduceerd en er worden geen nieuwe persen meer gefabriceerd. Het speelt zich nu allemaal af op het internet. Net nu is journalistiek meer dan ooit nodig. Dat is wat we horen te zeggen tegen jonge mensen die een journalistieke opleiding willen volgen.”
“Jongeren hoeven daarenboven niet langer te wachten om door de grote media te worden opgeslokt. Ze komen samen en beschikken over een medium, met zeer weinig middelen en met geloofwaardigheid. Dat is nog steeds de fundamentele kwaliteitsmeter voor journalisten.”
“Vandaag kan je zelf je medium maken als je maar hard werkt, veel controleert en teruggaat naar de journalistieke basis. Die komt hier neer: teruggaan naar bronnen en hun geloofwaardigheid nakijken: hoe wordt er geverifieerd en hoe wordt informatie geknipt. Dat zijn de basisprincipes die worden onderwezen in de journalistieke scholen.”
“We zijn nu allemaal journalist want iedereen gebruikt Facebook en stuurt informatie rond. Iedereen zou daarom een zekere zelfdiscipline moeten aanleren. Reeds op de middelbare scholen zou de basis van de journalistiek moeten worden onderwezen. Die kennis is immers fundamenteel voor het goed gebruik van sociale netwerken.”
Emotionele informatie en informatieonzekerheid
“De mogelijkheid om onszelf te vormen tot verzenders en ontvangers van informatie en meningen heeft ons niet rationeler of toleranter gemaakt. Integendeel, het haatdiscours overheerst netwerken en samenlevingen lijken steeds meer gepolariseerd.”
“Deze kwesties dwingen ons om na te denken. De kwestie van emotionele informatie is daarbij zeer belangrijk. De huidige tendens is om op een emotionele, sentimentele manier op informatie te gaan reageren via netwerken en omwille van die netwerken. Manipulatoren weten dat natuurlijk.”
“We moeten voorzichtig zijn. Netwerken en hun snelheid zorgen ervoor dat we voorzichtig moeten zijn. Verder hebben netwerken de neiging om elke gebruiker niet alleen informatie te laten consumeren maar ook te doen delen. Daarom is het een netwerk en een keten. Uit studies blijkt namelijk dat de informatie die we het meest delen de emotioneel geladen informatie is. Als iets is in de richting gaat van wat ik al onlosmakelijk geloof, dan is dat iets dat ik sneller zal geloven dan het iets dat tegen mijn overtuigingen ingaat. Emotionele waarheid is nu bijna een wetenschap.”
De traditionele media ontsnappen vaak niet aan deze logica, of het nu komt door de druk en de snelheid van de scoops die de netwerken uitzenden of door hun eigen belangen of overtuigingen …
“De grote media kunnen de snelheidskwestie niet meer ontwijken. Veel media beweren de eerste te zijn om nieuws aan te kondigen en zullen met dat doel geen uren of dagen verspillen aan het verifiëren van elk stukje informatie. Ze zenden het liever uit en als het moet spreken ze het daarna tegen. Op journalistieke scholen leren ze dat het toch brengen van een nieuwsverhaal altijd beter is, ook al bestaat het risico op valse informatie. In feite geven ze telkens twee nieuwsverhalen: het valse verhaal en het verhaal dat verzwegen werd, dat waar is.”
“Een verhaal achteraf ontkennen lokt zelfs geloofwaardigheid uit, want de lezer gaat zeggen: “Kijk, die hadden het mis maar erkennen het, die zijn dus eerlijk, die zijn goed’. Daardoor leeft de lezer permanent in een toestand die ik informatie-onzekerheid noem. Wanneer we een nieuwsbericht zien, hoe sterk het ook is, zijn we er niet zeker van dat het niet binnen een uur, twee uur of morgen wordt tegengesproken. De vraag is hoe je nog een journalistiek stuk kunt maken dat aan deze parameters ontsnapt.”
Er worden vragen gesteld over de media en er doen zich ook reacties voor. Trump werd bijvoorbeeld live afgesneden door de Amerikaanse TV en Twitter. Eerst waren ze zijn fundamentele communicatiemiddel, maar nu waarschuwen ze voor de waarachtigheid van zijn beweringen. Is dit een media-mea culpa of een vorm van censuur?
“Er waren twee reacties toen sommige tv-zenders of Twitter Trump censureerden. Aan de ene kant zegden Trumpvolgers dat dit een bewijs is van de mediadictatuur. Aan de andere kant horen we als goede burgers te zeggen dat de media eindelijk hun werk doen. Ze moeten dat weliswaar altijd doen. Wanneer ze daarentegen wreedheden zeggen over Venezuela of over een progressieve Latijns-Amerikaanse president, bijvoorbeeld Maduro, nou, waarom zetten ze dit dan niet recht? Waarom zeggen ze er niet bij dat bewijzen ontbreken, dat er geen feiten zijn?”
“Fox heeft Trump gecensureerd, ook al was dat zijn kanaal. Dat is nieuw, en je hebt gelijk om dit te benadrukken. Het is de eerste keer in de mediageschiedenis van de VS dat een zender besluit een president af te snijden terwijl hij spreekt en een commentator laat uitleggen waarom dat gebeurt. Ze zouden ook kunnen doen alsof er een gebrek aan publieke belangstelling was, of iets commercieels, maar nu leggen ze het zouit. Ze snijden hem af “omdat hij niet de waarheid zegt”. Dat zou een vooruitgang zijn, op voorwaarde dat dit ook voor andere zaken geldt en dat het niet gaat bewijzen wat Trump aan de kaak heeft gesteld. Veel mediaspecialisten hekelen dat op deze manier de media de samenleving domineren.”
Je hebt veel geschreven over media en democratie. De “controlerol” van grote mediaconglomeraten zijn vager geworden over hun aandacht voor en de verdediging van hun eigen belangen. Is het mogelijk dat ze die essentiële rol als een van de pijlers van de democratie weer oppakken?
“Ik denk dat we over de technische mogelijkheden, tools en intelligentie beschikken om aan goede journalistiek te doen. Goede journalistiek betekent daarentegen niet massa-journalistiek, dominante journalistiek of journalistiek die zich aan de maatschappij opdringt en handelt volgens de belangen van een sponsorbedrijf. Aan goede journalistiek doen blijft absoluut mogelijk. Journalistiek is echter ascetisch werk. Ook al is onze maatschappij zo verzadigd met informatie, zo overtuigd dat manipulatie overal is, toch is rationele, sobere journalistiek mogelijk die bereid is manipulatie aan de kaak te stellen en de waarheid zo objectief mogelijk weer te geven.”
“In feite wordt op veel plaatsen goede journalistiek bedreven. Soms is het kwantitatief niet erg belangrijk, want de meerderheid van de mensen informeert zich toch niet via een persorgaan. De meeste mensen in ontwikkelde landen verkrijgen hun informatie van netwerken of komen via netwerken te weten wat er aan de hand is. Het klopt dat die regelmatig misvormde informatie verspreiden. De pers is een strijdtoneel, net als de waarheid. Die strijd zal niet verdwijnen. De omstandigheden kunnen weliswaar veranderen. We hebben al gezegd dat de strijd van vandaag niet die is van de jaren 1980 of 1990, toen de netwerken nog bijna niet bestonden. Vandaag voeren we een andere strijd.”
“De strijd voor de waarheid is vanaf de 18de eeuw een uitdaging, sinds het begin van de eerste democratieën. Daarom moeten we begrijpen wat het huidige informatie-ecosysteem inhoudt. We moeten begrijpen wat het omvat en welke mogelijkheden tot overleven we hebben in dit ecosysteem waarin inderdaad nieuwe monsters zijn opgedoken. Ik doel dan op nepnieuws, alternatieve waarheden en intoxicaties. Het feit dat belangrijke machthebbers schaamteloos leugens verspreiden, was iets wat we tot nu toe niet gewend waren. Al deze nieuwe monsters die dit nieuwe communicatie-ecosysteem bewonen, moeten ooit de paladijnen van de waarheid tegenkomen. Dat blijven nog steeds de journalisten.”
Laten we teruggaan naar het begin van dit interview, hoe stel je je een post-pandemische wereld voor? Zal die meer solidair, meer bestand en meer voorbereid op wat komen zal?
“Hopelijk zal het een grote vooruitgang zijn. De wereld heeft deze pandemie wanordelijk aangepakt, zonder organisatie en zonder solidariteit. Slechts enkele landen hebben andere landen geholpen. De EU, die zowel een politieke als economische en commerciële unie is, heeft de pandemie bestreden onder het motto ‘ieder voor zich’. Zo hebben regeringen acties ondernomen, grenzen gesloten en concurrentie gevoerd om maskers toen die er nog niet waren.”
“De grootste wereldmacht, de VS, heeft niemand geholpen. Hun afwezigheid was opvallend. Het land heeft medicijnen noch maskers naar bondgenoten gestuurd. Een klein land als Cuba daarentegen, dat geblokkeerd wort en onterecht gestraft, heeft medische brigades naar tientallen landen gestuurd om te helpen. Cuba toonde een dimensie die de wereld heeft gemist, namelijk solidariteit.”
“Het klopt dat China en Rusland maskers, handschoenen en alcoholgel hebben verzonden. Weinig Latijns-Amerikaanse landen hebben echter andere Latijns-Amerikaanse landen geholpen. Er is geen continentale solidariteit, ook al bestaan er veel regionale samenwerkingsverbanden. Er was geen sprake van solidariteit op het ogenblik dat de problemen zich stelden en er was geen collectieve solidariteit die de mensheid als één geheel zag.”
“Tenslotte stelt niemand zich solidair op voor de vaccins. Op dit moment is er geen garantie dat het vaccin voor de hele mensheid vrij toegankelijk zal zijn. Sommige landen kondigden aan dat het vaccin vrij zal zijn in tegenstelling tot andere landen. Daardoor merkten we ook dat de mensheid niet klaar is om een collectief gevaar, catastrofe of uitdaging gemeenschappelijk onder ogen te zien.”
Dank je wel. Het was een waar genoegen.
Het interview El Mundo ha enfrentado esta pandemia en desorden y sin solidaridad van Bernarda Llorente met Ignacio Ramont verscheen bij Télam, een Argentijns openbaar persagentschap, op 27 december 2020 en werd vertaald door Roebi Block
Note:
[1] Dit essay werd in drie delen vertaald en gepubliceerd door DeWereldMorgen.be – Deel I, Deel II, Deel III.