Niet de cultuuradviezen zijn het probleem
Opinie -

Niet de cultuuradviezen zijn het probleem

Met de aankondiging van de finale adviezen voor de subsidies van cultuurorganisaties breekt het spektakel los in de media: grote gevestigde waarden gaan verdwijnen! Nochtans is de kaalslag al een tijd bezig. Wat ontbreekt in deze berichtgeving is de ruimere context. Veel aandacht gaat naar enkele concrete scenario's, de eigenlijke ideologische inzet blijft zo buiten beeld. En die context is onmisbaar wil je samen tot weerwerk komen.

donderdag 28 april 2016 11:09
Spread the love




Zoals aangekondigd, werden gisteren de finale subsidieadviezen voor kunstorganisaties bekend gemaakt. Zoals we al lang wisten, is er veel minder geld voorzien (86 miljoen euro) dan geadviseerd (105 miljoen). Toch maakt De Standaard vandaag plots haar voorpagina vrij voor sensationeel nieuws: ‘Tophuizen als NTGent en Ultima Vez in gevaar’. Ook De Morgen kopte in koor: ‘adviezen voor subsidies doen cultuurwereld bibberen’.

Opmerkelijke voorpagina’s voor kranten, zeker De Standaard, die een degelijke discussie over het bespaarbeleid sinds het aantreden van deze regering altijd hebben afgehouden en daarentegen veel plaats maakte voor polemische opinies die pleiten voor de afschaffing van cultuursubsidies door mensen die we niet kunnen verdenken van enige kennis over de kunstwereld.

Maar helaas, ook nu lezen we in deze kranten uitgebreide analyses met slechts een focus op het werk van de cultuurcommissies. De Standaard maakt er zelfs een dubbele pagina voor vrij. Toch blijft het motto: laat die sector onderling maar in de clinch gaan. Geen woord over de ideologische valkuilen die het huidige beleid typeren en waarmee de lezer inzicht kan verwerven over datgene waar we ons in de toekomst aan kunnen verwachten: méér besparingen, méér vermarkting, méér uitverkoop.

Kortom, niet adviezen van de cultuurcommissies maar het cultuurbeleid van deze regering zijn het probleem. Hoe meer de doorsneepers de rol van commissies uitvergroten, hoe meer de eigenlijke cultuurpolitiek van deze rechtse regering buiten beeld verdwijnt.

Want ook al vindt cultuurminister Gatz nu plots enkele miljoenen – wat een wonder mag heten, wetende dat niet alleen Bart De Wever maar ook Kris Peeters al aankondigden dat als het van hen afhangt de échte besparingen nog moeten komen – dan nog zal zijn blauwe cultuurbeleid een emanciperend en solidair landschap voor kunst en cultuur op diverse fronten in gevaar brengen. Ik zet enkele pijnpunten nog eens op een rij.

Peperdure fiscale achterpoortjes

Het ‘goed bestuur’ van onze regering komt neer op transfers van zorg en cultuur naar nog meer steun voor bedrijven en banken. De winst van besparingen gaat naar subsidies voor private belangen. De sociale welvaartsstaat moet plaatsmaken voor een vette, blauwe neoliberale staat. De ‘vernieuwing’ is te vinden in de creatie van fiscale achterpoorten, zoals een wetgeving voor ‘crowdfunding’ (die banken meteen kunnen misbruiken om belastingvoordelen aan beleggingsfondsen te koppelen).

Of zoals de uitbreiding van de taxshelter voor de film naar theater. Die moet het commercieel zakendoen met de podiumkunsten stimuleren (meer bepaald in de prestigieuze operahuizen). Deze achterpoort in de film kostte de samenleving al 1,1 miljard euro (weinig middelen kwamen effectief bij de kunstenaars terecht, wél in speculatieve piramidestructuren of in de boekhouding van Amerikaanse pornofilms). Dat is 2,5 keer het totale budget dat Vlaanderen aan kunst en cultuur besteedt.

Toch beslist deze regering keer op keer: de voordeur aan publieke en democratisch gecontroleerde steun moet verder dicht, de achterdeur aan privaat gewin wijder open. Minister Gatz beloofde ons tijdens de presentatie van zijn Witboek voor alternatieve financiering fier dat hij werkt aan een verdienmodel voor mecenaat. Zo kan havenbaron Huts in de toekomst zijn dure fantasieën met middeleeuwse prefab-kasteelfeestjes aan de belastingbetaler doorrekenen onder de noemer ‘filantropie’.

Het zal geen verrassing zijn als Gatz, als hij eind juni zijn pijnlijke eindbeslissing moet nemen inzake de subsidies voor kunstorganisaties, via deze fiscale hefbomen opnieuw de hoop op extra middelen wil vestigen. Dat is immers het plan: via besparingsshocks de sector de markt opjagen.

Maar garanderen die fiscale hefbomen méér middelen? Een verschuiving komt er dan zeker: de huidige sponsors zullen hun inbreng via andere structuren in de boekhouding schrijven om de fiscale cadeaus te kunnen ontvangen. Het biedt wat garantie tegen het wegvallen van hun sponsorschap. Misschien komt er inderdaad wat meer geld – louter bekeken binnen het budget van cultuurhuizen dan – maar het kost alleszins veel meer aan de belastingbetaler.

Door al die fiscale achterpoortjes is het netto resultaat voor de gemeenschap immers: minder middelen. Maar wel een omslag in de eigendomsverhoudingen: méér private belangen aan zet in de publieke sector, méér macht voor grote vermogens.

Dat de taxshelter een obscuur en duur instrument is weet oKo, de belangenbehartiger van de kunstorganisaties, natuurlijk ook. Helaas speelt het corporatisme: het zal hen worst wezen. Zolang zij mogelijks op korte termijn maar wat meer in het schuifje krijgen, zijn ze blijkbaar bereid maatregelen te steunen die een touw leggen rond de nek van een democratische kunstensector.

Peperdure prestigeprojecten

Om de kaalslag op het diverse en democratische veld van cultuurorganisaties aan het zicht te onttrekken, zet deze overheid in op prestigeprojecten en de uitbouw van grote Vlaamse instellingen. ‘Vlaamse vuurtorens’, zeg maar. In de aanloop van de volgende verkiezingen kunnen regeringspartijen op die manier kritiek op het afbraakbeleid proberen te ontlopen. Ondertussen krijgen de federale musea wel een historische besparing van 20 procent over zich heen.

Het inzetten op Vlaamse topinstellingen gaat hand in hand met de afbouw van het federale cultuurbeleid. Staatssecretaris Elke Sleurs (N-VA) werkt aan een institutionele omvorming van deze publieke instellingen naar een naamloze vennootschap voor publiek recht, zodat private belangen en gewesten mee aan zet komen. In een volgende legislatuur kan het federale niveau dan eventueel plaatsmaken voor een ‘confederaal’ beheer. Maar een staatshervorming mogen we dit niet noemen, in het belang van de ‘communautaire vrede’.

Vorige week kondigde vicepremier Reynders (MR) extra steun aan (880.000 euro aan extra kredieten en 670.000 euro voor investeringen in veiligheid) voor de federale culturele organisaties waar hij bevoegd voor is: De Munt, Bozar, het Nationale Orkest. Door de aanslagen van 22 maart kampen die instellingen namelijk met een terugval van het aantal bezoekers met 40 procent en dat is bijzonder ingrijpend voor publieke organisaties die financieel sterk aangewezen zijn op eigen inkomsten.

Maar wat met de federale instellingen waar Elke Sleurs (N-VA) bevoegd voor is? Zoals het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van België in Brussel (KMSKB), de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (Jubelparkmuseum) en het Koninklijke Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (Dinomuseum).

Als staatssecretaris krijgt mevrouw Sleurs volgens de officiële procedure enkele dagen voor de ministerraad een nota van al de beslissingen die in de steiger staan. Dat biedt haar de mogelijkheid om gelijkaardige initiatieven te nemen in overleg met haar voordijminister, in casu haar partijgenoot Johan Van Overtveldt. Maar nee, van Sleurs horen we niets. Dat opvallend stilzwijgen past perfect binnen de logica van de stille staatshervorming van haar partij.

Kunst is meer dan kunstgeschiedenis

De inzet op grote Vlaamse volkse evenementen en instellingen is voor de hedendaagse kunstenaar twee keer nefast. Ten eerste, kaapt het de beschikbare middelen weg. Zowel vorige zomer als bij de eerste subsidieronde van het Kunstendecreet dit voorjaar bleek dat kunstenaars met de zwaarste besparingen af te rekenen krijgen. Dossiers die uit de boot vielen in de ene ronde, hopen op een herkansing.

Dat maakt elke nieuwe saneringsronde des de ingrijpender. Ook deze ronde voor de kunstorganisaties is een klap: vele kleinere organisaties die intensief met kunstenaars werken, dreigen uit de boot te vallen en het valt te verwachten dat een eventuele kaasschaaf binnen de organisaties op conto komt van het budget voorzien voor kunstenaars.

De middelen gaan in tijden van kaalslag wél naar de oude meesters (Breugel, van Eyck, Rubens,…). Dit rechtse beleid wil zich in crisistijd immers vastklampen aan het monumentale Vlaamse verleden, zodat we kunnen wegkijken van de ontstellende sociaalecologische actualiteit die dit beleid verergert.

Vooral in Vlaanderen speelt de verafgoding van het grootse verleden in de kaarten van het beleid: investeren in prestigeprojecten rond de Vlaamse meesters (Breugel, van Eyck, Rubens…) komt niet alleen het toerisme, de uitstraling van de economische regio en de Vlaamse ‘natievorming’ ten goede. Het leidt tevens de aandacht af voor het wegsaneren van vele culturele organisaties die met de kunst van vandaag bezig zijn, en het knippen in de steun voor de kunstenaars van morgen.

Voor de liberalen komt dat neer op minder sociale overheid, meer overheidssteun voor de markt en meer aandacht voor een soort kunst waar sponsors en private belangen zich graag aan verbinden. Voor de Vlaams-nationalisten is het een manier om hun onmin met de hedendaagse kunstwereld in een conservatieve cultuurpolitiek om te zetten. Een restauratiebeleid voor de heimatkunst, zeg maar.

Kortom, het tweede nadeel: deze ‘historiezucht’ herleidt kunst wel tot kunstgeschiedenis. De blik op het verleden verhindert ons te kijken naar de kunst nu, met de blik op morgen. Daardoor verbleekt de aandacht voor de verbeeldende kracht van vandaag. Dat is geen toeval, het maakt onderdeel uit van de cultuurstrijd van een neoliberaal beleid.

Hopelijk kan de cultuursector de volgende weken het eventuele onderlinge gekissebis overstijgen, trappen ze niet in die val, en vinden ze voldoende genereusiteit om samen met vakbonden en andere actiegroepen opnieuw tegen dit nefaste blauwe beleid in te gaan. Anders zal het een dans van besparingsronde naar besparingsronde worden. Nog meer sensationeel nieuws op voorpagina’s. Want de echte krachtmeting moet nog komen, dat weten we als we naar onze buurlanden zoals Nederland, Frankrijk of de UK kijken.

Robrecht Vanderbeeken is filosoof en auteur van het boek Buy Buy Art. De vermarkting van kunst en cultuur’ (EPO)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!