Landbouw in Vl.: zoeken naar moed en toekomstperspectief

Landbouw in Vl.: zoeken naar moed en toekomstperspectief

zondag 22 november 2015 23:21
Spread the love

Het zijn wat onwezenlijke dagen in het Vlaams Parlement. De stemming is het huis is ingetogener dan ooit. Spitse debatten worden afgetopt. Het politieke spel lijkt futiel in het grotere perspectief.
Deels worden we hierbij nu wel geholpen door de agendasetting. Doordat alle commissies zich dezer dagen en weken buigen over de ministeriële beleidsbrieven en de begroting, is er geen ruimte voor steekvlampolitiek met een spervuur van vragen om uitleg. Alleen al omwille van het woordgebruik zou het ongepast zijn.

En toch is de bespreking van de beleidsbrieven, zeg maar de goede voornemens van de ministers voor het komende jaar, en de begroting heel cruciaal. Ze bepalen de politieke agenda voor het komende jaar op de verschillende beleidsdomeinen.
Het spreekt voor zich dat ik dan ook de beleidsbrief ‘Landbouw en Visserij’ van minister Schauvliege grondig fileerde. Vorig jaar, bij de lezing van haar beleidsnota, zocht ik naar ‘hoop’. Hoop op een duurzamer landbouwbeleid, hoop op gedurfde, maar noodzakelijke keuzes, maar vooral ook hoop voor de boer. Waar kon het modale Vlaamse landbouwgezin moed uit putten? Wat leverde hen toekomstperspectief?

Beleidsbrief landbouw: geen hoop
Nu maken we dus diezelfde oefening op basis van de beleidsbrief. En ik vrees dat de gemiddelde boer al na het lezen van de managementsamenvatting – die beperkt is tot de beleidsvoornemens – de moed en de hoop heeft opgegeven. De beleidsvoornemens overstijgen immers zelden het niveau van onderzoeks- en evaluatievoornemens. Op het gênante af. Samengevat kan er gesteld worden dat er veel zal worden onderzocht, bevraagd, geëxploreerd en nagegaan. Er wordt gemonitord, opgevolgd en geanalyseerd. En daar waar het gaat om daadwerkelijke beleidsdaden, staat er niet zelden een ‘kan’ of een ‘mogelijke’. Wat moeten we in ’s hemelsnaam met een zin als “VLAM zal … in de mate van het mogelijke … op mogelijke opportuniteiten inspelen.” Hopen dat er plots opportuniteiten opduiken om daar dan zo mogelijk op in te spelen?
Of wat te denken van deze zin: “Ter ondersteuning van de varkenssector, houden we in 2016 bij de varkenshouders een bevraging die peilt naar specifieke knelpunten, afzet en relaties in de keten, toekomstplannen en perspectieven.” Heeft minister Schauvliege werkelijk geen idee van die knelpunten? Wat moet de gemiddelde Vlaamse varkensboer, niet zelden weinig meer dan lijfeigene van de agro-industrie, daar van denken? Welke hoop moet hij koesteren?
Is het niet schrijnend dat het meest hoopvolle concrete actiepunt uit een beleidsbrief de doorgedreven preventie van zelfdoding lijkt?

Het is hard uitgedrukt, ik weet het. Ik twijfel er niet aan dat de minister de verzuchtingen van de sector heel luid en duidelijk hebt gehoord het voorbije jaar. Maar ze richt deemoedig de handen ten hemel. Niet enkel voelt ze zich met handen en voeten gebonden aan de Europese regels, bovendien meent ze dat de oplossing uit de sector zelf moet komen.

Een sprankeltje hoop
En toch. Haast ongemerkt, misschien zelfs onbedoeld, sluipt er hier en daar enige verlichting in de beleidsbrief. Het pleidooi voor diversificatie van de activiteiten bijvoorbeeld. Verfrissend, want het lijkt behoorlijk haaks te staan op het steeds weerkerende mantra van schaalvergroting en verenging, lees ik hier een pleidooi voor een kleinschaliger, diversere bedrijfsvoering; voor gespreide risico’s, voor vernieuwing waarbij kwaliteit belangrijker wordt dan kwantiteit.
Ik juich het toe dat de korte keten steeds prominenter in beeld komt in de beleidsvoornemens. De korte keten wordt niet langer aanzien als iets ‘sympathieks’, maar heel voorzichtigjes wordt er al eens gedacht dat hierin een structurele toekomst kan liggen voor een leefbare landbouw in Vlaanderen.
Ook de streven naar kwaliteit, uniciteit en authenticiteit kan ik toejuichen. Al kan dit moeilijk in een en-en-verhaal gegoten worden met de gepropageerde schaalvergroting en exportgerichte massaproductie. Je kan niet kiezen voor delicatessen en met liefde en knowhow geteeld voedsel, terwijl je anderzijds de markt overspoelt met goedkope bulk.

Staat die exportgerichte grootschaligheid ook niet haaks op het streven naar duurzaamheid dat doorheen de beleidsbrief opduikt? Of betekent duurzaamheidsstreven niet meer dan een trendy schaamlapje?

De natuur als eeuwige boosdoener
Een zin die mijn vertrouwen danig op de proef stelde is de eerste zin van het hoofdstuk dat draait om de landbouw van de toekomst, de zogenaamde Flanders Agrofood Valley, die rekening houdt met zijn omgeving. Uitgerekend de eerste zin van dat hoofdstuk luidt: “Het afgelopen werkjaar heb ik zeer veel aandacht besteed aan de gevolgen van het Europees natuurbeleid op de Vlaamse landbouw.” Een totale inversie dus. De landbouw als het kneusje, het slachtoffer. Niet de landbouw die zijn verantwoordelijkheid opneemt en zich engageert.

Ik kan niet ontkennen dat minister Schauvliege het voorbije jaar hard gewerkt hebt aan het vrijwaren van de Vlaamse landbouw voor de allesverslindende natuur. Je weet nog wel, die agressieve boom uit de campagne van de Boerenbond. Het is wel hoogst merkwaardig dat ze dit dan plaatst onder de titel “Flanders Agrofood Valley houdt rekening met zijn omgeving”.
Al te vaak kwam de minister met haar diverse portefeuilles in een moeilijke spreidstand te staan. Al te vaak hinkte ze daarbij op één been. Het been van de agro-industrie wanneer het conflicten natuur -landbouw betrof, het been van beton en ontwikkeling wanneer het conflicten natuur – ruimte betrof.
Polariserend. Terwijl het, net doordat ze alle touwtjes in handen hebt, bij uitstek mogelijk zou moeten zijn om tot een vervlechting te komen. Om daadwerkelijk tot een landbouw te komen die rekening houdt met zijn omgeving.

Drastische keuzes nodig
Willen we onze waardevolle Vlaamse landbouw levensvatbaar houden, dan zullen er drastische keuzes moeten gemaakt worden. Keuzes voor kwaliteit, keuzes voor korte keten, keuzes voor eerlijke prijzen, keuzes voor symbiose met de omgeving. Het zijn stuk voor stuk zaken die als waardevol worden aanzien in de beleidsbrief, maar dan wel in een niche. Lief en onschuldig. Er resoluut voor kiezen zou betekenen dat er ook aan de andere zijde van het spectrum keuzes gemaakt worden. En die keuzes zie ik niet.

De versmachtende agro-industrie, zowel voor de boeren als voor de omgeving, zie ik niet in vraag gesteld worden. De macht van de grootdistributie zie ik niet aan banden gelegd, ook al krijgt de kweker geen loon naar werken. Ik blijf een industrialisering van de landbouw zien, weg van het herkenbare gelaat van het landbouwersgezin dat met hart en ziel zorgt voor gezonde voeding. Zolang die tendens de norm blijft, zie ik geen toekomst voor de mooie boerenstiel in Vlaanderen.

Het kan anders. Maar daarvoor is er beleid nodig.

take down
the paywall
steun ons nu!