Oostfrontstrijders, ook in het spoor van de Einsatzkommandos
Sint-Maartenfonds klinkt te vriendelijk voor een herinneringscultuur die oud Waffen-SS en Vlaams-Legioen onderhouden en hiervoor mede een Europees verzamelpunt zijn. Hen afdoen als een verzamelclubje van bejaarden met nostalgie voor hun strijdverleden in het nationaalsoscialisme is de werkelijkheid misprijzen waaraan zij deelgenomen hebben.
Eén facet van de Oostfrontstrijd wordt daarbij niet onderkend, niet onderzocht en ook door hun acolieten niet prijsgegeven, namelijk de ‘bijdrage’ van de Oostfrontstrijders aan de ‘EinsatzKommandos, die in 1941 en 1942 goed waren voor de dood met de kogel van 1,5 miljoen joodse inwoners van Polen, Belarus, Galicië (westelijke regio in Oekraïne) en Rusland.
Het gaat dan om het systematisch samenbrengen van Joden, politieke mandatarissen en verzetstrijders om hen, soms met de hulp van de plaatselijke bevolking, hun graf te laten delven en hen koelbloedig af te maken. De meeste Oostfrontstrijders kunnen hierover meespreken en hebben mede bloed aan hun handen.
Het is vanaf maart 1942 dat een ‘minder belastende’ methode van vernietiging werd geintrocueerd, namelijk de veragssing met de uitlaat van dieselmotoren in Oost-Polen (Treblinka, Sobibor en Belzec) die op een jaar tijd opnieuw aan 1,7 miljoen Joden de dood koste.
Als op de uitnodiging voor het Sint-Maartensfonds ook de groep van Hamburg staat dan betreft het misschien de vrijwillige brandweer van Hamburg die in Oost-Polen maar al te graag meehielp aan de liquidatie van de Joden van Józefów in het kader van de Einsatzcommando’s. Van Bart en Bruno De Wever en van de jonge Jambon mag verwacht worden dat zij ook van dit bloedige facet van de Oostfrontstrijd op de hoogte zijn.
Uit een brochure die op het toeristische bureau van Lublin te krijgen is halen we volgend citaat dat we ook als reactie op een artikel van Gie van den Berge hebben gepubliceerd: Ordinary men.
“De spoorlijn naar Belzec liep ook in de buurt van Józefów, een niet zo oud stadje uit de 18de eeuw met een meerderheid aan Joodse inwoners. Het was een levendig centrum van boekdrukkunst met verkoop in alle Europese landen en Turkije. De 1.700 Joodse inwoners vermeerderde met 600 joden uit Konin onder de nazibezetting. De eerste slachting van joden gebeurde in mei 1942 wanneer een groep Gestapo-officieren schietend door de straten trokken en 120 joodse inwoners doodschoten.”
“Op 13 juli 1942 waren het politiemannen uit Hamburg, “Ordinary Men” van de reserve-politie eenheid 101 uit Hamburg, die de meerderheid van de Joodse inwoners van Józefów doodschoten. Zij werden verzameld op de marktplaats, op vrachtwagens gezet en naar het Winiarczykowa Góra woud gebracht van waar zij nooit terugkeerden.”
“De dodentol was verschrikkelijk: 1500-1700 werden gedood, vrouwen, kinderen en oudere inwoners. De mannen werden naar werkkampen in Lublin gebracht. Begin november werden de overlevenden van de massa-executie op de trein gezet naar Belzec. Alle Joodse gebouwen werden in 1943 vernietigd toen ook de Poolse inwoners werden verhuisd.”
In het spoor van het Duitse leger waren voortdurend Einsatzkommando’s aktief met als enige doel Joodse inwoners, Polen of tegenstanders van het regime te doden. Hiertoe werden, zoals hier geïllustreerd wordt, Duitsers ‘burgers’ aangevoerd, reserve-politiemannen uit Hamburg.
Het is niet alleen in de militaire strijd tegen het ‘communisme’ maar ook de liquidatie van hele bevolkingsgroepen dat de Oostfronters zich mede schuldig gemaakt hebben. Dit aspect mag best eens meer onder de aandacht komen.
Zie ook de brochure: de Shoah door kogels naar aanleiding van een sterke, aansprekende en volledig genegeerde tentoonstelling in Brussel.
Voor een exploratie van de oorlogsmisdaden van de nationaalsocialisten met inbegrip van de Oostfrontstrijders, zie ook Jan in Lublin.
Jan Hertogen
www.getuigen.be