Het precariaat is in opkomst: een nieuwe arbeidersklasse die met ‘mini-jobs’ en tijdelijke contracten het hoofd boven water moet houden. Zijn deze banen een handig opstapje naar de arbeidsmarkt? Of een garantie voor leven in armoede? Deze vragen bieden een hoop stof voor een levendige discussie bij socialistische vakbond Algemene Centrale in Antwerpen.
Aan het begin van de dag gaat emeritus hoogleraar sociologie Jan Vranken nader in op de eigenschappen van het precariaat. Hij verwijst hierbij geregeld naar de theorieën van Guy Standing, auteur van ‘The Precariat: The New Dangerous Class’.
Het precariaat heeft volgens Vranken niet alleen een zwakke positie in het productieproces, maar ook in de maatschappij. Standing spreekt dan ook over ‘denizens’: in tegenstelling tot bij ‘citizens’ ontbreekt het hen juist aan bepaalde sociale, culturele, politieke en economische rechten. Naast het feit dat leden van het precariaat een op-en-afrelatie hebben met de arbeidsmarkt, moeten ze ook nog eens een hoop handelingen verrichten om aan het werk te blijven.
De opkomst van het precariaat manifesteert zich het duidelijkst in de vorm van de Duitse ‘mini-jobs’. Deze jobs zijn een creatie van SPD-bondskanselier Gerhard Schröder. “Een initiatief waarvoor Angela Merkel hem vandaag de dag nog zeer dankbaar is”, aldus Vranken.
Het gaat hierbij om kleine baantjes die oorspronkelijk bedoeld waren als belastingvrije bijverdiensten en ‘instapjobs’. Mini-jobs leveren maandelijks dan ook niet meer dan 450 euro op.
Omdat werkgevers geen enkele impuls krijgen om deze banen om te zetten in fulltime jobs, mist de uitvinding van Schröder volledig haar doel. Er zijn dan ook veel Duitsers die mini-jobs stapelen om rond te komen. “Eind 2012 had bijna 3 miljoen Duitsers een tweede job”, stelt Vranken.
De wildgroei aan mini-jobs heeft een forse daling van de Duitse werkloosheidscijfers opgeleverd. Maar wanneer men zich beseft dat zelfs iemand met een baantje van een uur officieel als ‘werkende’ wordt geregistreerd, kun je grote vraagtekens stellen bij de waarde van dergelijke statistieken.
Maar waar de werkloosheidscijfers zijn gedaald, zijn de armoedecijfers door de komst van de mini-jobs juist gestegen. 7,7 procent van de Duitse werkenden leeft in armoede: in België gaat het om ongeveer 4 procent.
Maar hoe zit het met het precariaat in België? Hoewel het er volgens Vranken hier nog lang niet zo slecht voor staat als in Duitsland, benadrukt hij dat het aantal werknemers met atypische arbeidscontracten stijgt.
Volgens Vranken moet men hierbij denken aan mensen met tijdelijke jobs, deeltijdbanen, schijnzelfstandigen, callcenter medewerkers en de zogenaamde ‘internen’ (jongeren in opleiding).
Marc De Vos van denktank Itinera beargumenteert in het tweede deel van de ochtend dat een aantal belangrijke maatschappelijke en economische ontwikkelingen hebben geleid tot een ‘polarisering van jobs’ in de hele westerse wereld. Hiermee doelt hij op het feit dat sommige beroepen (zoals productiemedewerker of schoonmaker) flink zijn gedaald in status en beloning, terwijl andere (zoals consultant) juist rap zijn gestegen.
Volgens De Vos vallen de gevolgen van deze polarisering in België nog mee ten opzichte van Europese buurlanden. “Maar dit betekent niet dat het morgen ook meevalt”, zegt hij. “Vooral als de slechte positie op de arbeidsmarkt van generatie op generatie wordt overgedragen.”
De Vos wijst erop dat België momenteel in Europa aan kop staat als het gaat om het aantal gezinnen waar niemand werkt. Bovendien zijn niet-Europese migranten er in België het slechtst aan toe van alle Europese landen: 4 op de 10 heeft een job.
Het punt dat De Vos met deze statistieken wil aansnijden leidt tot enige commotie in de zaal. Volgens De Vos moet men er namelijk alles aan doen om de mensen die geen plek kunnen veroveren op de arbeidsmarkt (door hem ook ‘citroenen’ genoemd) aan het werk te krijgen. “Hierbij moeten we ook naar de verzorgingsstaat en de sociale zekerheid durven te kijken”, aldus De Vos.
“België geeft van alle Europese landen het meeste geld uit aan werkzoekenden. Dit zet echter geen zoden aan de dijk. Wanneer je de groep onderaan vooruit wil helpen, moet je de lat lager leggen.”
De Vos is dus niet principieel tegen mini-jobs. “Ik ben er alleen op tegen als er ze geen opstap bieden naar een betere positie.”
Wanneer De Vos klaar is met zijn verhaal volgt er een verhitte discussie in de zaal. “Meneer De Vos, uw visie is volledig contradictorisch aan de onze”, zegt iemand. Waarna De Vos wederom verwijst naar de situatie van werklozen. “De onderlaag zit hier niet in de zaal. Je kunt ze natuurlijk ook laten wegrotten”, stelt hij.
Vranken ziet in ieder geval geen heil in een verlaging van het minimumloon om meer mensen aan het werk te krijgen. “Het gaat ook om een menswaardig leven”, zegt hij.
Bovendien hebben constructies als mini-jobs volgens hem geleid tot het ontstaan van een duale arbeidsmarkt. Het activeren van werklozen is volgens Vranken niet genoeg als deze in de secundaire arbeidsmarkt (met slechtere arbeidsvoorwaarden) blijven steken.
Hoewel men in België nog niet veroordeeld is tot het stapelen van banen blijkt tijdens de discussie in de werkgroep dat rondkomen met één baan hier ook niet altijd meevalt. “Ik werk met dienstencheques. In mijn sector zit ik met een uurloon van 10 euro 90 aan het plafond. Bij ons kun je met fulltime werk tegen de armoedegrens zitten”, zegt iemand
Aan het voorstel van De Vos om verworven rechten nog eens tegen het licht te houden wil men in de werkgroep dan ook niet graag geloven. “Itinera vertegenwoordigt de belangen van multinationals”, stelt iemand. “Natuurlijk zien zij geen oplossing in een herverdeling van kapitaal. Als vakbond moeten we die ballon doorprikken.”
De input van de sprekers en vooral de discussies die dat losmaakt bij de vakbondsleden moet de grondstof vormen van het congres van de Antwerpse vakbondsafdeling later dit jaar. Een lezing van Guy Standing over de opkomst van het precariaat vind je hier: https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/09/11/het-precariaat-een-andere-kijk-op-werken