Voor vele vrouwen betekenen de mini-jobs een doodlopend straatje, waar ze niet uit geraken en waardoor ze vervolgens in ouderenarmoede terechtkomen. Onder andere om die reden is een hervorming van de mini-jobs hard nodig.
Bovendien is de hervorming van de mini-jobs is broodnodig om loonverschillen tussen de geslachten uit te bannen. Een nieuwe regeling voor de arbeidsverhoudingen binnen de mini-jobs betekent voor ons dat we sociale zekerheid voor deeltijdse arbeid eisen vanaf het eerste werkuur, ongeacht de omvang van de job.
Vele laaggeschoolden kennen het onderscheid niet tussen bruto- en netto-loon, omdat zij nauwelijks afhoudingen en belastingen betalen. Maar in werkelijkheid belanden de voordelen in de kas van de werkgever. Als ‘uitzendkrachten’ hebben ze te maken met ontoelaatbare loonverminderingen. Mini-jobs devalueren de kwalificaties van vrouwen.
Prof. Dr. Carsten Wippermann werkt bij het DELTA-Instituut voor Sociaal en Ecologisch Onderzoek aan een studie over het aanhoudende negatieve effect van mini-jobs op de evolutie van de inkomsten:
“De mini-job, als politiek arbeidsmarktinstrument, werkt meestal niet als brug naar de reguliere sociaal beschermde tewerkstelling. Voor vrouwen blijft het vaak een blijvende werkvorm. Na een mini-job komen ze meestal terecht in een deeltijdse slecht betaalde baan met weinig werkuren, of ze vallen gewoon uit de arbeidsmarkt. De mini-jobs, met hun huidige stimuleringsfunctie, dragen bij tot een bestendiging van de loonverschillen tussen mannen en vrouwen, en niet tot de afbouw ervan.”
“Het doel zou moeten zijn dat er een brugfunctie wordt gerealiseerd naar een reguliere tewerkstelling, die sociaal verzekerd is. Dringende hervormingen op het gebied van de stimuleringsfunctie zijn dus nodig, om te voorkomen dat de neiging om in een mini-job te blijven hangen verdwijnt. Dit kan bijvoorbeeld door de opheffing van belastingen en sociale bijdragen op lonen lager dan 450 euro, een gratis ziekteverzekering voor de huwelijkspartner, of de toepassing van belastingschalen III en V op korte termijn.”
DGB pleit ook voor de invoering van een nivellerend wettelijk minimumloon. In overeenstemming met de hervormingsinspanningen inzake de sociale zekerheid voor deeltijdse arbeid, hebben we een wettelijk minimumloon nodig van 8,50 euro per uur. Enkel dat minimumloon kan vrouwen uit de laagste loonsector halen.
Daarnaast hebben we ook een mogelijkheid van rechtswege nodig om na een periode van deeltijdse arbeid die arbeidsduur weer te verlengen. Dat kan vrouwen aanzetten om hun loonarbeid te verhogen en mannen om, naar hun behoefte, een stap te zetten in het deeltijds werk. Voor beiden een kans om het samenleven te verlichten.
De vertaling van deze tekst is verzorgd door Viona Westra.