Het Belgische Migrantendebat - Jan Blommaert en Jef Verschueren. Boek: EPO
Boekrecensie -

Het Belgische migrantendebat (bis): dertig jaar later

Jan Blommaert is er niet meer en dat is een groot verlies voor links in Nederlandstalig België. Zijn geschriften zijn er nog wel en de medeauteur van ‘Het Belgische migrantendebat’ Jef Verschueren ook. Hij schreef de inleiding bij deze heruitgave die exact dertig jaar geleden heel wat stof deed opwaaien. Ook bij tolerante Vlamingen. In dit boek brachten Blommaert en Verschueren voor het eerst de (explosieve) bouwstenen aan voor een diepgaander migrantendebat in België. 

dinsdag 22 februari 2022 17:18
Spread the love

Heruitgave van boek en … recensie

Dat de kern van de ideologie van waaruit ook deze tolerante Vlamingen volgens Verschuren en Blommaert spraken over de vreemdelingenproblematiek nauwelijks afweek van het gedachtegoed van extreemrechts, moet bij hen niet goed zijn binnengekomen.

Is dat dertig jaar later nu anders en beter? Nauwelijks, zegt Verschueren in zijn inleiding. Die extreemrechtse grondstroom is alleen maar sterker geworden. De mate waarin extreemrechts de politieke agenda al lang bepaalt, kan niet overschat worden. Een herdruk van deze publicatie is dus zeker op zijn plaats. Proficiat, uitgeverij EPO.

Is dat dertig jaar later nu anders? Nauwelijks, zegt Verschueren in zijn inleiding. Die extreemrechtse grondstroom is alleen maar sterker geworden. Een herdruk van deze publicatie is dus zeker op zijn plaats.

Ook een herdruk van de recensie die ik bijna dertig jaar geleden schreef, lijkt mij op zijn plaats. Het is een tijdsdocument dat ook nu nog zeer actueel aandoet. In een beweging besprak ik toen ook ‘Antiracisme’ van Blommaert en Verschueren, dat een vervolg is op ‘Het Belgische migrantenbeleid’, maar dan in een meer toegankelijke taal. Ook dit boek verdient een heruitgave.

De heruitgave van dit boek is tevens de heruitgave van een al even oude recensie. Ik neem geen woord terug van de lof die het toen en nu nog steeds verdient. ‘De Arkprijs van het Vrije Woord’ in 1993 voor beide heren is niet zomaar uit de lucht komen vallen.

Een te duchten tandem

Vlaanderen is niet rijk aan begenadigde debaters. Het hanteren van de disputatio, het in dispuut treden met andersdenkenden behoort niet tot onze sterkste zijden.

Dat ondervond onlangs nog PVDA-kopstuk Kris Merckx, die op een AGALEV-gespreksavond in Antwerpen een poging deed om Daniel Cohn Bendit te tackelen, maar zwaar op zijn bek terechtkwam. Tegenover de genuanceerde taal van een spitse rode Danny leek het maoïstische jargon van Merckx op het plompe getrappel van een Brabants trekpaard.

Gelukkig is er de laatste jaren in het Vlaamse landschap een geducht duo opgedoken (één van de twee is óók rood van haar), die door twee vrijmoedige publicaties – weinigen ontsnappen aan hun kritiek- het vaak steriele discussieniveau rond het Belgische migrantendebat fors hebben opgevijzeld.

‘Het Belgische migrantendebat’ was trouwens ook de weinig spectaculaire titel van het eerder academisch geschreven boek waarmee twee eerder onbekende UIA (Universitaire Instelling Antwerpen)-onderzoekers in 1992 uitpakten.

Alvast goed voor een voltreffer, want de moeilijk te vinden en niet gemakkelijk geschreven publicatie, uitgegeven door het eerder onbekende IPra (International Pragmatics Association) werd in 1993 bekroond met de Arkprijs van het Vrije Woord.

Tandartsen of pragmatici?

Wie zijn dan die (Jan) Blommaert en (Jef) Verschueren en wat hebben zij te maken met het migrantendebat? De ondertitel ‘Pragmatiek van de abnormalisering’ licht reeds een tipje van de sluier op. De auteurs vertrekken van de linguïstische pragmatiek, m.a.w. de studie van taal en communicatie vanuit een interdisciplinair cognitief, sociaal en cultureel perspectief. De van huize uit linguïsten, Blommaert en Verschueren, bewegen zich dus op een zeer breed terrein, dat raakvlakken vertoont met o.m. antropologie, sociale psychologie en sociologie.

Het interdisciplinaire karakter van deze benadering leidde tot de oprichting van het hogervermelde IPra, een vereniging waarin naast linguïsten, ook historici, sociologen, antropologen en psychologen actief zijn.

Pragmatici onderzoeken op welke manier een ideologie weerspiegeld wordt in taalgedrag, communicatie en retoriek. Ideologie tref je haast nooit aan in zijn pure vorm. Wat impliciet of net niet gezegd wordt, of anders alleen ‘off the record’, is vaak veel belangrijker. Om dat te kunnen achterhalen moet je als een tandarts te werk gaan, die de vaardigheid bezit om een spiegelbeeld te interpreteren.

Welnu, volgens Blommaert en Verschueren is de pragmatiek de wetenschap die het mogelijk maakt bekwaamheden te ontwikkelen om betekenissen te ontdekken die niet letterlijk worden uitgedrukt.

Als goede taalkundige tandartsen hebben Blommaert en Verschueren uit de stapels politieke documenten en krantenartikelen, het spiegelbeeld van de dominante ideologie weten te reconstrueren.

Tandartsenwerk dus over het Belgische migrantendebat. Een niet zo gewone invalshoek, maar binnen de onderzoeksoptiek van Blommaert en Verschueren zeer evident. Via IPra bestuderen ze het misschien wel meest relevante politieke item van dit ogenblik, met name een analyse van hedendaagse nationalistische ideologieën in Europa. [1]

Hun werk is niet de zoveelste analyse van geschriften van het Vlaams Blok, maar een ‘pragmatische analyse van de communicatie over de migrantenproblematiek’. Dat is de invalshoek van Blommaert en Verschueren. Als goede taalkundige tandartsen hebben ze uit de stapels (gematigde) politieke documenten en krantenartikelen waarmee de gemiddelde Vlaming dagelijks geconfronteerd wordt, het spiegelbeeld van de dominante ideologie weten te reconstrueren.

Homogeneïsme

En hun conclusies waren niet mals. Zeker niet voor progressief Vlaanderen. Uit hun analyse blijkt dat de kern van de ideologie van waaruit tolerante Vlamingen spreken over de vreemdelingenproblematiek nauwelijks afwijkt van het gedachtengoed van extreemrechts.

We prediken openheid, verdraagzaamheid en pluralisme, maar in feite vinden we dat de normale samenleving een homogene samenleving is.

Die ideologie noemen de auteurs het zogenaamde homogeneïsme. Wij prediken openheid, verdraagzaamheid en pluralisme, – dat is de retoriek van de tolerantie-, maar in feite vinden we dat de normale samenleving een homogene samenleving is. Dat hier grote groepen ‘vreemdelingen’ wonen, beschouwen we als abnormaal en problematisch. Een blijvende diversiteit is helemaal ondenkbaar, kan niet worden geduld.

Blommaert en Verschueren haasten zich eraan toe te voegen dat het homogeneïsme geen typisch Vlaams verschijnsel is, maar ruim verspreid is in vrijwel geheel Europa. Het hangt volgens hen nauw samen met een bepaalde opvatting van nationalisme als zouden volkeren natuurlijke, objectieve, haast biologische eenheden zijn die recht hebben op zelfbestuur binnen een eigen homogene leefruimte.

Een en ander moet als een zeer koude douche overgekomen zijn, zeker bij de grote pleitbezorgers van de multiculturele maatschappij waaronder ‘instituten’ als Paula d’Hondt.

Een en ander moet als een zeer koude douche overgekomen zijn, zeker dan bij de grote pleitbezorgers van de multiculturele maatschappij waaronder ‘instituten’ als Paula d’Hondt en Johan Leman, die flinke vegen uit de pan krijgen.

Gemeen worden Blommaert en Verschueren echter nooit. Zij schrijven niet als een Patrick Demompere. Hun kritiek, zo zeggen ze in de inleiding, “kan gelezen worden als een frontale aanval, niet alleen op extreemrechtse anti-migratiestandpunten, maar tevens op de meest tolerante leden van onze gemeenschap, waaronder vele vrienden en kennissen, mensen met intenties die voor ons boven alle twijfel verheven zijn en met een inzet die we grondig respecteren. Het schrijfproces was daarom erg pijnlijk, maar onze belangrijkste conclusie was onontkoombaar.”

Impotentie van het antiracisme

Ook in hun tweede boek ‘Antiracisme’, dat zo pas verschenen is, blijven Blommaert en Verschueren hun functie van hoffelijke, maar lastige knapen verder voorbeeldig verder vervullen. [2] Ze blijven in grote lijnen dezelfde dingen zeggen, maar nu op een meer toegankelijke manier en met duidelijk veel meer aandacht van de pers.

Op een behoorlijk druk bijgewoonde persconferentie kwamen beide heren in een zeer keurige en geargumenteerde taal (explosieve) bouwstenen aandragen voor een diepgaander migrantendebat in België.

Blommaert en Verschueren vertrekken van de constatatie dat, ondanks de toename van allerlei vormen van antiracistische actie, het probleem van het racisme in onze maatschappij zich steeds scherper begint te stellen.

Vanwaar die schijnbare impotentie van de antiracistische actie? Is het mogelijk dat ze verkeerd wordt gevoerd? Is ze misschien gebaseerd op een verkeerde analyse van het probleem? Dat is de vraagstelling waarrond ‘Antiracisme’ is opgebouwd.

Ook nu weer onderzoeken de ‘tandartsen’ Blommaert en Verschueren hoe racisme weerspiegeld wordt in het antiracistische discours. Er wordt echter niet alleen gezocht naar de ideologische basis waarop het ‘tolerante’ spreken over minderheden is gebaseerd, maar de retoriek wordt ook geconfronteerd met de praktijk: heel wat beleidsmaatregelen worden onderzocht in relatie tot de wijze waarop ze worden verwoord en verantwoord. In die zin is ‘Antiracisme’, meer nog dan ‘Het Belgische migrantendebat’ een expliciet politiek werk.

Blommaert en Verschueren stellen “een systematische combinatie van een zachte antiracistische retoriek met hard discriminerende maatregelen” vast.

Blommaert en Verschueren stellen “een systematische combinatie van een zachte antiracistische retoriek met hard discriminerende maatregelen” vast. In een eerste hoofdstuk wordt aan de hand van enkele boeken en een BBC-reportage ‘Are you a racist?’ geïllustreerd hoe het strategische taalspel rond al dan niet racistische voorvallen werkt.

Uiteindelijk komen ze dan zelf tot een ondubbelzinnige definitie waarin racisme “elke daad van uitsluiting is op basis van kenmerken van het slachtoffer die worden gezien als bepalend voor zijn of haar groepsgebonden identiteit.” (p.53) Een zeer heldere, maar ook zeer ruime definitie, die minder aanleunt bij het begrip ‘ras’ dan wel bij het veel bredere ‘discriminatie’, waardoor ook geminoriseerde groepen als gehandicapten, homoseksuelen, ongehuwde moeders en langdurig werklozen in het vizier komen.

Bovendien stellen de auteurs dat deze definitie slechts waarde heeft tegen de achtergrond van de bestaande machtsverhoudingen tussen meerderheid en minderheden, en tegen de achtergrond van het streven naar een radicale democratie. Daarom moet volgens hen de ervaring van het slachtoffer doorslaggevend zijn bij het onderzoeken van feiten op hun al dan niet racistisch karakter.

Reacties op racisme

In een tweede hoofdstuk ‘reacties op racisme’ stellen de onderzoekers dat het rechts-extremisme van het Vlaams Blok niet als de meest verontrustende factor in het debat moet worden beschouwd. De partij beschikt volgens hen niet over de machtsmiddelen om haar gedachtengoed ten uitvoer te brengen.

Zeker even nefast als het rechts-extremisme zijn volgens het duo de vaak verhullende of zelfs goedbedoelde gematigde racistische ideeën van de ‘tolerante meerderheid’ in onze samenleving, die via machtscentra als de overheid en de politieke partijen sneller hun weg naar de beleidsvorming vinden.

Zeker even nefast zijn de vaak verhullende of zelfs goedbedoelde gematigde racistische ideeën van de ‘tolerante meerderheid’ in onze samenleving, die via machtscentra als de overheid en de politieke partijen sneller hun weg naar de beleidsvorming vinden.

Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding hanteert volgens hen een veel te enge visie op racisme: alleen racisme met de grote R, d.w.z. vervolgbaar racisme waarvoor een strafmaat kan worden bepaald, wordt als dusdanig erkend.

Alle andere vormen van uitsluitingsgedrag gaan daardoor vrijuit. Bovendien, zo stellen ze, is het te simpel om racisme en kansarmoede met elkaar te verbinden, want dat is de favoriete strategie van de tolerante groep om te kunnen ontkennen dat racisme wel eens een kenmerk van de samenleving in haar totaliteit zou kunnen zijn.

Non-discriminatie, nonsens?

Ook het zogenaamde non-discriminatiepact in het onderwijs, dat een evenwichtige spreiding van migrantenleerlingen over scholen beoogt, staat bloot aan zeer zware kritiek. Volgens Blommaert en Verschueren is deze verklaring “helemaal geen anti- of non-discriminatieverklaring, maar een regeling van hoe men precies gaat discrimineren.” (p. 89)

Het zogenaamde non-discriminatiepact in het onderwijs, dat een evenwichtige spreiding van migrantenleerlingen over scholen beoogt, is niet meer dan een ordinair spreidingsbeleid.

Deze als progressief voorgestelde maatregel is niet meer dan een ordinair spreidingsbeleid, waardoor het migrantenprobleem in het onderwijs zou moeten ‘opgelost’ worden. Men lost echter niks op, men draait zich alleen een rad voor de ogen.

Door een groep die een speciale pedagogische begeleiding nodig heeft, uit de statistieken te laten verdwijnen (5% van de ‘buitenlandse’ leerlingen die op het einde van het schooljaar falen is normaal, 20% is een probleem), maakt men het probleem onzichtbaar.

Op de persconferentie benadrukte Blommaert nog eens extra dat het hier andermaal om een slecht omschreven probleemformulering gaat. “Het probleem zoals het nu wordt geformuleerd is de aanwezigheid van mensen met een migratieachtergrond in het onderwijs. Daarmee wordt eigenlijk het discours van het Vlaams Blok aanvaard.”

In plaats van een falend eigen ‘pedagogisch project’ in vraag te stellen, wordt de zwarte Piet alweer aan dezelfde doelgroep doorgegeven.

Meer slagkracht voor antiracisme

Het derde en kortste hoofdstuk is qua thematiek naar mijn gevoel het belangrijkste. In dit deel stellen de auteurs de vraag hoe de antiracistische actie meer slagkracht kan ontwikkelen. Zij merken op dat antiracistische bewegingen vaak uitgaan van een defensieve stelling.

‘Een dam vormen’ tegen extreemrechts en racisme voert de boventoon. Blommaert en Verschueren pleiten voor grondiger inzicht in het verschijnsel racisme, zodat racistische argumenten en attitudes gemakkelijker kunnen worden ontmaskerd. Vanuit hun interdisciplinaire belangstelling lanceren ze een oproep om te komen tot een ‘sociologie van het racisme’, een onderzoeksvorm die in België nauwelijks aan bod komt (p.123).

In de plaats van grootschalig en kwantitatief onderzoek moeten precieze gevallenstudies (etnografisch benaderd) ontwikkeld worden, anders blijft men, ook in antiracistische kringen, hangen in een stereotiep beeld van de ‘migrant’ of de ‘vreemdeling’.

Volgens de auteurs moet “het tegendiscours tegen racisme zich baseren op een maatschappijmodel waarin diversiteit en gelijkwaardigheid centrale ingrediënten zijn en waarin men zich afzet tegen elke vorm van discriminatie op basis van de identiteit van mensen, hoe die discriminatie ook wordt gemotiveerd.” (p.135)

Erger nog: “het antiracisme neemt vaak de basiscategorieën en concepten van het racistisch discours over.” (p. 122). Men beperkt zich tot een afwijzing van hoe er met die categorieën en concepten omgesprongen wordt. Volgens de twee auteurs moet “het tegendiscours zich baseren op een maatschappijmodel waarin diversiteit en gelijkwaardigheid centrale ingrediënten zijn en waarin men zich afzet tegen elke vorm van discriminatie op basis van de identiteit van mensen, hoe die discriminatie ook wordt gemotiveerd.” (p.135)

In heel hun betoog loopt een positieve rode draad: antiracisme wordt niet enkel als een strijd tegen bepaalde fenomenen gezien, maar ook als een strijd voor bepaalde dingen. Zij suggereren vijf actiepunten om rond te werken:

In de antiracistische beweging moet er ten eerste sterk gewerkt worden aan de politieke vorming van militanten. Ten tweede mag dit soort actie niet beperkt blijven tot leden van de meerderheid; er zal ook plaats moeten uitgetrokken worden voor participatie van individuele leden of organisaties van minderheden.

Ten derde moet er actief aan klachtenregistratie gedaan worden, zodat samenhangende en geordende gegevens kunnen worden aangelegd, die de ervaring van racisme als uitgangspunt hebben. Ten vierde moet men racisme uit de sfeer van het gefluister halen en ten vijfde moet racisme uitdrukkelijk op de politieke agenda geplaatst worden door een efficiënte antiracisme-lobby uit te bouwen.

Lastigaards

Blommaert en Verschueren zijn witte raven; zij behoren tot de toch wel zéér kleine categorie van lastige wetenschappers, die de discussie rond belangrijke maatschappelijke fenomenen verrijken met een radicaal tegendraadse benadering.

Die radicaliteit wordt hen niet in dank afgenomen. “Misschien hebben ze wel gelijk, maar in elk geval gaan ze niet tactisch te werk.  Politiek zijn hun voorstellen niet haalbaar.”

Die radicaliteit wordt hen niet in dank afgenomen. Natuurlijk niet. “Misschien hebben ze wel gelijk, maar in elk geval gaan ze niet tactisch te werk.  Politiek zijn hun voorstellen niet haalbaar.” Dat is de kritiek die je steevast hoort in kringen die dicht bij de beleidsvorming staan.

Wie een stuk retoriek doorprikt, trapt op zere tenen. Blommaert en Verschueren schieten weer met scherp. Om deze lastigaards te belonen zou men hen nu in plaats van de Arkprijs van het Vrije Woord misschien liever naar Antarctica kunnen sturen. Liefst zo ver mogelijk. Om er vanaf te zijn.

Blommaert en Verschueren zijn moedige intellectuelen, die weigeren de rol van vijgenblad in de politiek te spelen. “De intellectueel is het vijgenblad van de politiek geworden, dat de schaamte over een in essentie verwijderend en onproductief beleid moet vullen.”

Blommaert en Verschueren doen daar niet aan mee: zij onthullen, rustig en deskundig.

 

Het Belgische Migrantendebat – Jan Blommaert en Jef Verschueren. Boek: EPO

 

Jan Blommaert en Jef Verschueren, EPO, Berchem, 2022, 242 blz., ISBN 9789462673656

Notes:

(1) Detrez, R. en Blommaert, J., Nationalisme: kritische opstellen, EPO, Berchem,1994

(2) Blommaert, J. en Verschueren, J., Antiracisme, Hadewych, Antwerpen, 1994

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!