De ondermijning van het vredesplan voor Syrië
Nieuws, Syrië -

De ondermijning van het vredesplan voor Syrië

Het blijft onzeker of de missie van Kofi Annan om een einde te maken aan het geweld in Syrië zal slagen. Hoewel zijn vredesplan kon rekenen op de unanieme goedkeuring van de VN-Veiligheidsraad, zijn bepaalde 'Vrienden van Syrië' vooral in de weer om het te doen mislukken. Een analyse.

vrijdag 6 april 2012 13:17
Spread the love

Op 21 maart aanvaardde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties unaniem het vredesplan van Kofi Annan. Een week later liet de Syrische president Assad weten dat hij met de zes punten van het plan instemt. De stemming van de VN-Veiligheidsraad betrof geen gewone resolutie, maar een verklaring. Het verschil is dat een verklaring unanieme steun moet krijgen van de Veiligheidsraad, maar ook niet bindend is.

Met het vredesplan verbindt de Syrische regering er zich toe om werk te maken van een politiek proces dat tegemoet komt aan de “legitieme verlangens en bezorgdheden van het Syrische volk” en om een onderhandelaar aan te stellen als de gezant (Annan) daar om vraagt. Het belangrijkste punt is het engagement om de gevechten te stoppen, geen gebruik meer te maken van zwaar geschut en een begin te maken van de terugtrekking van grote troepenconcentraties in verstedelijkt gebied.

Om dit op te volgen spreekt het plan van de ontplooiing van een waarnemersmissie van de Verenigde Naties . Daarvoor is een aparte goedkeuring nodig in de vorm van een resolutie van de Veiligheidsraad. Belangrijk is ook dat ditmaal de oppositie gevraagd wordt om “gewapend geweld in al zijn vormen” te stoppen.

Het is iets waar Rusland en China al eerder op aandrongen. Damascus zal ook nooit tolereren dat eens de troepen zijn teruggetrokken, de stellingen opnieuw zullen worden ingenomen door de gewapende rebellen. Anderzijds tonen Rusland en China door hun instemming met het vredesplan dat Assad niet moet rekenen op onvoorwaardelijke steun en dat hij best gauw een einde maakt aan het geweld.

Begin april kondigde de woordvoerder van Kofi Annan aan dat de Syrische regering vanaf 1 april zou starten met de terugtrekking van haar troepen die tegen 10 april moet afgerond zijn waarna er ruimte komt voor een algemeen staakt-het-vuren.

Nog geen einde aan het geweld

Op het terrein is daar voorlopig niet veel van te merken en loopt de dodentol verder op. Volgens de oppositie wordt er nog steeds grof geschut ingezet, terwijl ook van de kant van de gewapende oppositie nog steeds wordt gevochten. Volgens de verslagen van de Lokale Coördinatiecomitées (LCC), die de protestbetogingen organiseren in de verschillende steden, vallen er elke dag tientallen doden. Maar de details ontbreken. Het is onduidelijk hoe zij aan hun cijfers komen. Evenmin is duidelijk in welke mate het gaat om slachtoffers als gevolg van gevechten dan wel van vreedzame betogingen waartegen regeringstroepen en Assad-getrouwen optreden.

Een voorbeeld. Op 5 april rapporteren de LCC’s 77 doden. In de lange lijst daaronder krijg je dan een beschrijving van een hele reeks demonstraties, maar nergens wordt vermeld dat ze met rechtstreeks geweld te maken krijgen. Wel zie je regelmatig verslagen van mensen die mishandeld worden en soms ook gedood, soms na razzia’s of als gevolg van gevechten met gewapende milities. Er wordt geen gewag gemaakt van slachtoffers tijdens een protestbetoging, hoewel er voldoende bewijsmateriaal en getuigenissen bestaan dat het regime in het verleden niet geaarzeld heeft om geweld te gebruiken tegen vreedzame betogers met talrijke dodelijke slachtoffers.

De VN-waarnemersmissie is noodzakelijk om de berichten onafhankelijk te kunnen verifiëren en de verantwoordelijken van het geweld te kunnen identificeren. Op dit ogenblik is die nog altijd niet ontplooit en gaat er kostbare tijd verloren. In de Veiligheidsraad dreigt daarover trouwens opnieuw onenigheid. Rusland is bereid om een resolutie op basis van het plan van Annan te steunen, maar wil daar geen deadlines in, zoals de VS dat onder meer wensen.

Dubbel spel van de ‘Vrienden van Syrië’

Het is bekend dat de VS, maar ook Frankrijk, het plan van Annan noodgedwongen hebben aanvaard wegens het gebrek aan een alternatief. Op het terrein bleken de gewapende groepen geen partij voor het Syrische leger dat opvallend weinig van zijn slagkracht heeft verloren. Het aantal deserteurs blijft vooralsnog beperkt. Het Vrije Syrische Leger is dan weer weinig meer dan een slecht georganiseerd en bewapend los platform van lokale milities, die relatief autonoom opereren. Zeer tot ongenoegen van de VS.

Tijdens de conferentie van de zogenaamde ‘Vrienden van Syrië’ in Istanbul is gebleken dat de verschillende westerse hoofdrolspelers, samen met Turkije, Qatar en Saudi-Arabië een dubbel spel spelen. Terwijl ze hun lippendienst betuigden aan het vredesplan, namen ze concrete maatregelen om het plan te ondermijnen. Op de conferentie kondigden Saudi-Arabië en Qatar aan dat ze een fonds zullen oprichten om de Syrische rebellen te financieren door in te staan voor hun soldij wat nieuwe deserties moet aanmoedigen.

Een duidelijke keuze dus om op het terrein de gewapende oppositie te versterken en beter te organiseren. Het Vrije Syrische Leger, dat zo al over slechts beperkte steun geniet van de Syrische bevolking, evolueert zo nog meer tot een huurlingenleger in dienst van de Golfstaten. Bovendien heeft het veel van haar glans verloren, en dat niet alleen omwille van de gebrekkige slagkracht. Een rapport van Human Rights Watch maakte bekend dat de gewapende oppositie zich aan zware mensenrechtenschendingen heeft bezondigd. Het Duitse weekblad Der Spiegel heeft daarop twee leden van de milities in Homs geïnterviewd die getuigden over folteringen en honderden executies vanaf de zomer van 2011.

De “Vrienden van Syrië” verklaarden eveneens dat ze de Syrische Nationale Raad (SNR) nu als legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk zien. Nagenoeg alle waarnemers en experts zijn het er evenwel over eens  dat de in het buitenland opgerichte en gefinancierde SNR zo goed als geen basis heeft. De westerse diplomatieke wereld is zich daar trouwens van bewust. De VS hebben al openlijk hun bezorgdheid geuit over het feit dat de SNR over weinig of geen interne steun beschikt.Een journalist van de Amerikaanse TV-zender CNN maakte de vergelijking met de steun aan het Iraaks Nationaal Congres, een Iraakse buitenlandse oppositiegroep onder leiding van Ahmed Chalabi tegen Saddam Hoesssein. Achteraf bleek dat ze opereerde zonder enige achterban  in Irak zelf.

Hassan Abdul Azim, de leider van het Nationaal Coördinatiecomité voor een Democratische Verandering (NCCDV), waarschuwde er dan ook voor om de SNR aan te stellen als legitieme vertegenwoordiger van de oppositie. Hij zei ook dat het Vrije Syrische Leger niet zou mogen worden bewapend omdat dit “de Syrische revolutie militariseert en in gewapend geweld doet uitmonden.” (New York Times, 3 april 2012). Het NCCDV is een oppositieplatform in Syrië zelf van Arabische nationalisten, linkse groeperingen en de meeste Koerdische organisaties. Het beschikt niet over dezelfde internationale contacten en daarmee ook over weinig middelen. Het NCCDV was niet vertegenwoordigd in Istanbul. Gerespecteerde intellectuelen zoals Michel Kilo, opposant van het eerste uur, waren ook afwezig.

Verdeelde oppositie

Tijdens en vooral in aanloop naar de conferentie bleek hoe verdeeld de oppositie is. Verschillende opposanten uitten hun ongenoegen over de SNR. Drie van de toen acht leden van het Uitvoerend Comité van de SNR, onder wie de prominente mensenrechtenactivist Haitham al Maleh, stapten op. Tijdens de voorbereidende bijeenkomst stapte ook het Koerdische Nationaal Congres op. De SNR liet vooral een chaotische indruk na.

Op vlak van politieke visie is de onenigheid binnen de SNR groot. Officieel – zo lezen we op de website – wil de SNR het geweldloos karakter van de revolutie bewaren en is het tegen een buitenlandse militaire interventie. Maar geregeld laten vertegenwoordigers van de SNR een compleet ander geluid horen. Op 2 maart kondigde Burhan Ghalioun, de leider van de SNR, de oprichting van een Militair Bureau aan, dat moet fungeren “als een ministerie van Defensie met vertegenwoordigers van alle fracties van het gewapend verzet en het Vrije Syrische Leger”. Ghalioun zei verder dat “alle vormen van interventie op tafel liggen” en dat de SNR “met verschillende landen discussieert over alle vormen van interventie – politiek, militair of humanitair – om het regime van Assad ten val te brengen” in wat hij eigenaardig genoeg een “vreedzame transitie” noemt.

Op 12 maart riep de SNR op tot een dringende militaire interventie en de installatie van een no-flyzone. De krant De Morgen (2 april 2012) citeert dan weer Yara Nseir, de woordvoerster van de SNR in Libanon, die haar eigen organisatie fel bekritiseert. “De SNR beweert representatief te zijn maar dat klopt niet. Ze praten alleen nog over het bewapenen van de rebellen. Ze hebben het nooit over het geweldloos verzet…” aldus Nseir, waarna ze aankondigt ontslag te willen nemen uit de SNR.

De eigen agenda van Saudi-Arabië, Qatar en Turkije

Saudi-Arabië is een absoluut ondemocratische Golfstaat die zelf in eigen land elk straatprotest hard onderdrukt. Dat net dat land het bewapenen van de oppositie een plicht noemt “omdat ze zichzelf niet kan verdedigen behalve met wapens”, is zowel cynisch als absurd. Saudi-Arabië en Qatar, die de steun genieten van de VS, zijn niet geïnteresseerd in de democratisering van Syrië. Het regime van Assad is een doelwit omdat het zich geallieerd heeft met Iran, het land dat zwaar geviseerd wordt door de VS. De Golfstaten hanteren een sectaire agenda waarbij ze vooral de soenni-islamistische fracties van het verzet steunen.

Die politiek zorgt voor groeiende onenigheid binnen de Arabische Liga, dat formeel het vredesplan van Kofi Annan steunt. Op de bijeenkomst van de organisatie in Bagdad in maart bleven de stoelen van de Saudische en Qatarese ministers van Buitenlandse Zaken evenwel leeg. De betrokken landen stuurden alleen diplomaten van lagere rang. Het irriteert hen dat het voorzitterschap  van de Arabische Liga het komende jaar in handen is van een land waarvan eerste minister Nouri al-Maliki een Sjiiet is. Bovendien onderhoudt Irak redelijk goede banden met Iran en Syrië. Premier Maliki is er bovendien voor beducht dat het geweld in Syrië ook destabiliserend zal werken in het zo al kwetsbare Irak. Hij sprak zich dan ook uitdrukkelijk uit tegen het bewapenen van de oppositie, en werd daarin gevolgd door Egypte.

Tot slot is er nog de rol van Turkije. Ankara sponsort de bijeenkomsten van de buitenlandse Syrische oppositie, biedt een thuishaven aan het Vrije Syrische Leger en verzorgt de publieke en diplomatieke relaties van de SNR. Voor de opstand in Syrië waren de relaties met Damascus nochtans uitstekend. Turkije heeft ingezet op een vlugge val van het regime met een belangrijke rol voor de Syrisch Nationale Raad. Daarbinnen is de invloed van de Moslimbroeders groot is, een strekking die ideologische verwant is aan die van de AKP-regering in Ankara. Nu de SNR de verwachtingen niet inlost, brengt dat Turkije in een diplomatiek moeilijke situatie die schadelijk kan worden voor de leidende rol die het land wil spelen in de regio. De confrontatiepolitiek met Syrië en de installatie van een radarinstallatie als onderdeel van het NAVO-raketschild heeft ook geen goed gedaan aan de relaties met Iran, een ander buurland. Syrië is als het ware een test voor de Turkse ambities als regionale macht.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!