Verzetslieden De Zwarte Hand betaalden een zware tol voor hun dapperheid
Boekrecensie, Samenleving, België -

Verzetslieden De Zwarte Hand betaalden een zware tol voor hun dapperheid

“Jarenlang is de publieke opinie bewerkt door een ideologie die de collaborateurs als grootste slachtoffers van de Tweede Oorlog in ons land voorstelde. Het resultaat van de beeldvorming uit een bepaalde hoek. Het waren de collaborateurs die met hun woede en frustraties het hoge woord voerden in het naoorlogse Vlaanderen”. Dat schrijft Tjen Mampaey in de herziene versie van zijn boek ‘De Zwarte Hand. Het verzet tegen de nazi’s in Klein-Brabant en de Rupelstreek’.

vrijdag 31 augustus 2018 11:18
Spread the love

Volgens de auteur misbruikten politieke partijen na de oorlog de belangen en aspiraties van de gewezen collaborateurs in hun strijd om de politieke macht. “Maar wat was er eerst?”, bedenkt Mampaey. “De collaboratie of de repressie? Is het wel normaal dat wie werd bestraft wegens collaboratie zich dikwijls nogal schaamteloos het slachtofferschap toe-eigent? En wat is de juiste verhouding tussen het aantal doden in beide kampen?” 

Na de oorlog werden in ons land doodvonnissen geveld tegen 2.940 personen, collaborateurs en Duitse oorlogsmisdadigers. In amper 241 gevallen werden die vonnissen daadwerkelijk uitgevoerd. Minder dan 1 op de 10 dus. Tijdens de oorlogsjaren spraken de Duitse Kriegsgerichte in België meer dan 1.200 doodvonnissen uit; daarvan werden er minstens 900 uitgevoerd! 

Bijna 5.100 collaborateurs kwamen om het leven, tijdens de oorlogsjaren en nadien. Onder de verzetsstrijders en bij de joodse gemeenschap uit ons land stierven 43.000 tot 48.000 mensen. “Dat is de echte balans van het nationaalsocialisme en zijn collaborateurs in België”, luidt het. 

Eén van de eerste verzetsgroepen 

Maar het boek van Tjen Mampaey gaat natuurlijk vooral over De Zwarte Hand, één van de eerste verzetsgroepen in ons land tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze groep, die bestond uit voornamelijk jonge mensen, wilde zich niet neerleggen bij de naziterreur en wilde vechten voor de bevrijding van ons land. Een groot aantal van deze verzetsstrijders kwam om het leven in de Duitse concentratiekampen.

Het werk van Mampaey, een vroegere onderwijzer, is in sterke mate gebaseerd op de getuigenis van wijlen Luc De Geyter, die lid was van de Zwarte Hand en die gedurende vele jaren lezingen gaf op scholen en rondleidingen hield in het beruchte Fort van Breendonk. Met de doorbraak van het Vlaams Blok – tegenwoordig Vlaams Belang – in de jaren 1990 besefte De Geyter dat het fascistische gedachtegoed nog lang niet dood en begraven was. Volgens hem moeten we ‘kritisch blijven en goed nadenken wanneer sommigen gemakkelijke oplossingen aanreiken voor moeilijke problemen’. Anno 2018 is extreemrechts DNA prominent aanwezig in ons politieke landschap, en dat zeker niet alleen via het VB. Het zondebokdenken uit de jaren 1930 en 1940 is nog altijd alive and kicking; alleen zijn de zondebokken nu anderen.

In 1940 was Luc De Geyter als 19-jarige knaap soldaat in het Belgische leger. De modern bewapende en goed uitgeruste nazi’s versloegen ons leger in een mum van tijd. Na een evacuatie naar Zuid-Frankrijk keerde Luc terug naar ons land. Meer bepaald naar Puurs. Bij zijn terugkeer merkte hij een grote gelatenheid bij de plaatselijke bevolking. Puurs had een oorlogsburgemeester gekregen, Richard Philips van het extreemrechtse VNV. In veel gemeenten namen VNV’ers de macht over. Al gauw ontpopten veel VNV’ers zich tot grote opportunisten, die vooral uit waren op eigen profijtjes.

Luc en zijn neef Toon vonden de bezetting maar niks en vroegen zich af wat ze konden beginnen tegen de bezetter. Met de voedselrantsoenering en de uitzendingen van Radio België via de BBC groeide de wrevel tegen de Duitsers. In november 1940 gingen Luc en Toon ’s nachts de straat op om het witte V-teken van de Geallieerden op muren en gevels te kalken. Een kleine verzetsdaad, maar ze bracht wel de tongen in beroering in Puurs.

Vlugschriften



De schuur van Louis Hofmans, het eerste hoofdkwartier van De Zwarte Hand.

Van het één kwam het ander, en Luc en Toon sloten zich na verloop van tijd aan bij De Zwarte Hand, een prille verzetsgroep die actief wilde zijn in Klein-Brabant en de Rupelstreek. De organisatie, die haar naam ontleende aan een Servische verzetsgroep van voor de Eerste Wereldoorlog, wilde vlugschriften en kranten verspreiden, de bevolking opruien tegen de gehate bezetter en collaborateurs zoals het VNV en de Zwarte Brigade bestrijden. Ze wilden ook spioneren voor Engeland en de Engelsen steunen in hun strijd tegen de nazi’s. Het eerste hoofdkwartier van De Zwarte Hand was gevestigd in een schuur van de jonge melkboer Louis Hofmans. ‘Voor vrijheid, vorst, volk en vaderland’, was het devies.

Marcel De Mol, koster in Tisselt, stichtte De Zwarte Hand. Zijn broer Remy kreeg de algemene leiding over de groep toevertrouwd. In mei 1941 kwam de leiding in handen van Clement Dielis, landmeter en ‘een heel ontwikkelde jongeman met een heel sterk karakter’. Dankzij Dielis kreeg De Zwarte Hand geregeld exemplaren van La Libre Belgique in handen die in de streek konden worden verspreid. Er werd ook werk gemaakt van een Nederlandstalige publicatie onder de naam ‘Vrij!’. Bladen werden geregeld opgehaald bij Alice, de codenaam van Maria Moens in de Stephensonstraat in Schaarbeek.



v.l.n.r. Marcel De Mol, de stichter van de Zwarte Hand. Clément Dielis, één van de leiders van de verzetsgroep.

De verzetsgroep werd snel heel bedreven in het produceren en verspreiden van vlugschriften in de streek. De kopstukken werkten op het gemeentehuis van Puurs en konden daar ongestoord gebruik maken van de gemeentelijke apparatuur. ‘Weg met die naziroovers en hun trawanten! Weg met Hitler!’, was te lezen in één van de vlugschriften.

Zendapparatuur 

De Zwarte Hand begon ook met radiozendapparatuur te werken. De leden probeerden nuttige informatie door te spelen aan Londen en organiseerden clandestiene uitzendingen, bijvoorbeeld om de Nationale Feestdag (21 juli) te vieren. Materiële steun kreeg de groep onder meer van de familie de Marnix (kasteel van Bornem). 



Eén van de zenders van De Zwarte Hand.

Een opmerkelijke actie was de sabotage van een grote brandstofketel op het militaire vliegveld van Hingene, waar zo’n 200 burgers tewerkgesteld waren en circa 100 Duitse militairen gekazerneerd waren. Leden van de groep speelden het klaar om de brandstofketel te saboteren en leeg te laten lopen. En er rijpte een plan om een spoorwissel op te blazen en zo Duitse treintransporten te dwarsbomen.

Na verloop van tijd telde de groep wel 111 officiële leden, van wie de leeftijd varieerde tussen 15 en 61. De gemiddelde leeftijd was 25 jaar, en bijna de helft was maar 20 of jonger. De leden waren arbeiders, zelfstandigen, bedienden. Sommige van hen waren beroepsmilitairen (geweest) of zonen van militairen en oorlogsveteranen. 

Naast de officiële leden had je ook heel wat sympathisanten en losse medewerkers. Vrouwen als Maria Moens (Schaarbeek), Rosalie De Saeger (Sint-Amands) en Leonia Peeters (Kalfort) zetten zich ook in voor de groep, zonder er formeel lid van te zijn. Katholieke geestelijken, zowel mannen als vrouwen, sympathiseerden eveneens. Drie nonnen van een klooster in Oppem stonden volledig achter de groep. Zij vertaalden vlugschriften naar het Frans en stuurden die teksten naar het moederklooster in Champion, bij Namen. 

Arrestaties 

Maar er trokken zich donkere onweerswolken samen boven De Zwarte Hand. In september 1941 werden de eerste leden opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Mechelen: Bert Demul uit Ruisbroek en Jos Thijs uit Puurs. Daarna volgden andere aanhoudingen. Op 24 oktober 1941 zaten al 23 leden opgesloten in Mechelen, onder hen bijna de volledige bestuursploeg. De plaatselijke collaborateurs, onder wie oorlogsburgemeester Philips uit Puurs, wilden maar wat graag de hele verzetsgroep oprollen. Toen de 111 netjes ondertekende aansluitingsverklaringen werden ontdekt, was het doodvonnis van veel van de leden getekend. Tegen eind oktober zat een groot deel van de leden vast. “Een tragedie voor vele families uit Klein-Brabant en de Rupelstreek”. 

Louis Houthooft kon ontsnappen uit zijn gevangenschap. Hij dook onder in Oostakker, nadien in Noord-Frankrijk. Louis zou de rest van de oorlog uit de handen van de nazi’s kunnen blijven. 

Zware folteringen

De aangehouden verzetsstrijders werden zwaar gefolterd en mishandeld, onder meer in het Fort van Breendonk. In Breendonk ging het er zeer sadistisch aan toe, en met name Vlaamse SS’ers toonden zich daarbij uitermate kundig in het schenden van de mensenrechten. “Overal hoorde je bewakers vloeken en schelden, slaan, schoppen en gevangenen bewerken met hun knuppels, met zwepen of met de kolf van hun geweer”, zo staat in het boek van Tjen Mampaey.

De Vlaamse SS’ers installeerden een waar schrikbewind. Net als hun nazi-meesters droomden ze van een maatschappij van ‘raszuiveren’ en wilden ze een compleet bestaansverbod voor ‘socialisten, communisten, joden, zigeuners en homoseksuelen’. Velen stierven in Breendonk van de honger. Voedselpakketten van het Rode Kruis werden geopend en voor de varkens gegooid. Honderden tegenstanders van het nazisme werden er opgehangen of gefusilleerd, voor zover ze al niet omkwamen door onmenselijk zwaar werk en ondervoeding.

Midden 1942 werd een groot aantal leden van De Zwarte Hand gedeporteerd naar Duitsland. In Wuppertal kregen 16 van hen de doodstraf opgelegd. Allemaal dienden ze een genadeverzoek in, en in vier gevallen werd dat ingewilligd. Andere leden kregen zware tuchthuisstraffen. De twaalf veroordeelden, die hun doodstraf niet omgezet zagen, werden nadien in Esterwegen doodgeschoten. ‘Genadeloos’. Tien van hen waren twintigers.



Appèl in het kamp van Buchenwald.

Leden van De Zwarte Hand kwamen nadien terecht in het kamp van Buchenwald, waar bij hun aankomst wel 71.000 mensen opgesloten zaten. Bij de bevrijding van het kamp zwoeren de overlevenden dat ze het nazisme zouden uitroeien tot in zijn trieste wortels. “Ons doel is de uitbouw van een nieuwe wereld van vrede en vrijheid”, zeiden ze. 

Theresienstadt 

Luc De Geyter zelf werd op 8 mei 1945 bevrijd in Theresienstadt, samen met acht anderen van De Zwarte Hand. “Maar niemand lachte, riep of was uitgelaten”, vertelde hij later. “Er was zelfs niemand die sprak. In de barakken heerste een stilte, een vermoeide stilte.” Toen Luc in juli 1945 thuis kwam in België, woog hij nog 48 kilogram, 20 kg minder dan bij zijn vertrek.

Veel van het oorlogsleed raakte vergeten. “De menselijke geest heeft de merkwaardige eigenschap veel te kunnen verdringen”, schrijft Mampaey. “Zwarte bladzijden uit de geschiedenis worden nogal dikwijls witgewassen om ze daarna te kunnen herschrijven met leugens of halve waarheden. Kwestie van de gemoedsrust van sommige mensen niet te veel te belasten.” Die vaststelling verklaart ook waarom Luc De Geyter jarenlang naar scholen trok om te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen van een nieuw fascisme.



Luc De Geyter vertelde zijn verhaal aan heel wat schoolklassen.

Tjen Mampaeys boek illustreert hoe weinig we nog écht weten van deze donkere jaren uit de Belgische en Europese geschiedenis. Tientallen jaren lang jeremieerden ex-collaborateurs over de naoorlogse repressie en eisten ze amnestie. Maar was en is er wel genoeg aandacht en respect voor het noeste verzet van talloze Belgen die de bezetting afwezen en bestreden? Staan we daar nu nog genoeg bij stil? Wellicht zou het een goede zaak zijn om de helden van het verzet uit de Tweede Wereldoorlog véél meer centraal te stellen, hen vaker te eren en om ons te herinneren wat zij in duistere tijden betekenden voor dit land.

 

‘De Zwarte Hand. Het verzet tegen de nazi’s in Klein-Brabant en de Rupelstreek’, uitgegeven bij EPO, 175 blz. Eerste druk 1993. Herziene versie uit 2018.

take down
the paywall
steun ons nu!