Martelarenkerkhof Algerije
Martelarenkerkhof van de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog in Bourokba. Foto: Saber68, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0
Mediakritiek - and

Uit de geschiedenis weggegomd: het bloedbad van Parijs

61 jaar geleden werden honderden Algerijnen in Parijs vermoord. Dat kaderde in de uiterst bloedige pogingen van de Franse overheid om de onafhankelijkheid van Algerije zoveel mogelijk naar haar hand te zetten. Over de echte verantwoordelijkheden van dit bloedbad wordt nog steeds met geen woord gerept.

vrijdag 21 oktober 2022 15:49
Spread the love

 

De ontkenning gaat door

Eenenzestig jaar geleden, op 17 oktober 1961, pleegde de Franse staat in de straten van Parijs een massamoord. Op die dag betoogden Algerijnse mannen en vrouwen vreedzaam na een oproep van het FLN (Front de libération nationale) ter ondersteuning van de onafhankelijkheid van hun land en tegen de racistische avondklok, die politieprefect Maurice Papon had afgekondigd. Racistisch omdat de avondklok alleen gold voor Algerijnen.

De politierepressie leidde tot honderden doden en duizenden gewonden. 61 jaar later blijft de officiële erkenning van deze staatsmisdaad nog steeds uit. Na vijf decennia van totale ontkenning werd de Franse staat dankzij mobilisaties en de vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek gedwongen de oorverdovende stilte rond deze tragedie enigszins te doorbreken.

Foto: Maxime Gruss/Hans Lucas, Solidair.

Pas in 2012 erkende toenmalig president François Hollande eindelijk de feiten, maar hij reduceerde ze tot een “bloedige repressie”. Hij verklaarde: “Op 17 oktober 1961 werden Algerijnen die demonstreerden voor het recht op onafhankelijkheid, gedood tijdens een bloedige repressie. De Republiek erkent deze feiten op duidelijke wijze. Eenenvijftig jaar na deze tragedie breng ik hulde aan de nagedachtenis van de slachtoffers.”

We hebben hier te maken met een pseudo-erkenning die de aandacht afleidt naar één misdadiger om de werkelijke verantwoordelijkheden te verbergen.

We hebben nog eens tien jaar moeten wachten voordat Emmanuel Macron ertoe kwam de term “misdaad” uit te spreken. Op 16 oktober 2021 verklaarde hij: “Frankrijk kijkt in elke eerlijkheid naar zijn hele geschiedenis en erkent de duidelijk vastgestelde verantwoordelijkheden. De misdaden die in de nacht van 17 oktober 1961 onder het gezag van Maurice Papon zijn gepleegd, zijn onvergeeflijk voor de Republiek. Vandaag brengen we hulde aan de slachtoffers.”

Maurice Papon

Maurice Papon. Foto: André Cros, Wikipedia / CC BY-SA 4.0

We hebben hier te maken met een pseudo-erkenning, een erkenning die de aandacht afleidt naar één misdadiger – Maurice Papon – om de werkelijke verantwoordelijkheden te verbergen. Dit soort erkenningen ‘om een rekening te vereffenen’ komt wel vaker voor. Denk maar aan de macabere balans van de Belgische kolonisatie in Congo, de Franse verantwoordelijkheid voor de genocide in Rwanda in 1994, of de tienduizenden inwoners van Madagaskar die in 1947 door het Franse leger werden gedood in hun strijd voor de onafhankelijkheid.

De context

De media-aandacht voor deze trieste verjaardag herhaalt voor het overgrote deel de officiële stelling dat alleen Maurice Papon verantwoordelijk is. Een simpele verwijzing naar de context van dit bloedbad weerlegt nochtans deze stelling.

Die context is die van een Frankrijk dat tot dekolonisatie wordt gedwongen door de gewapende strijd van het Algerijnse volk, door een groeiend internationaal isolement, door de vermoeidheid van het Franse volk door een eindeloze oorlog die resulteert in de terugkeer van dode dienstplichtigen, en ten slotte door een groeiende verzetsbeweging tegen de oorlog in Frankrijk.

Het ander element van de context is het strategische karakter van Afrika in het algemeen en Algerije in het bijzonder voor het Franse imperialisme. De plundering en overexploitatie van deze koloniën en voormalige koloniën van het Afrikaanse continent waren een conditio sine qua non voor het behoud, de expansie en uiteindelijk de macht van de Franse en meer algemeen de Europese economie.

De plundering en overexploitatie van de voormalige koloniën waren een conditio sine qua non voor de expansie van de Franse en meer algemeen de Europese economie.

Dat verklaart de opeenvolgende Franse strategieën na de Tweede Wereldoorlog. Zonder volledig te zijn, noemen we er enkele die doen denken aan sommige huidige praktijken. De eerste strategie wordt samengevat door de formule ‘Azië loslaten om Afrika te behouden’.

De tweede strategie bestond erin de onafhankelijkheid van de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara te bespoedigen door hen te controleren via ‘Afrikaanse managers’ en door hen op te sluiten in afhankelijkheidsovereenkomsten en een afhankelijkheidsmunt.

De derde strategie bestond erin een nieuwe staat uit te vinden op een strategische locatie om zowel Noord- als West-Afrika te controleren. Deze staat, Sahelistan genaamd, zou het zuiden van Algerije en het noorden van Mali omvatten. Parijs verdedigde dit voorstel tijdens de eerste onderhandelingen met het FLN.

Modibo Keita.

Modibo Keita. Foto: Diapitiledaouda, Wikimedia Commons / CC BY-SA 4.0

Deze strategie werd enkel verlaten door de standvastigheid van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijders en door de solidariteit tussen het Malinese en Algerijnse volk. Ze werd fel bekritiseerd door president Modibo Keita (Mali), die zich volledig inzette voor de verdediging van het recht van het Algerijnse volk op onafhankelijkheid.

Aanleiding tot het bloedbad

In oktober 1961 kon Parijs niet meer dromen van het opleggen van onafhankelijkheid zonder de Sahara. Er bleef slechts één mogelijkheid over om zijn greep op de Algerijnse Sahara te behouden, die essentieel was voor zowel de recente olie- en gasvondsten als voor de kernproeven die Frankrijk daar uitvoerde.

Voor Frankrijk was het behoud van de Algerijnse Sahara essentieel voor zowel de recente olie- en gasvondsten als voor de kernproeven die het daar uitvoerde.

Deze mogelijkheid was het opleggen van een nieuwe Algerijnse onderhandelaar die gunstiger was voor Parijs, een derde macht tussen de Franse regering en de voorlopige regering van de Algerijnse Republiek. De minister van Algerijnse Zaken in 1961, Louis Joxe, verklaarde op 30 maart: “Ik wil de MNA ontmoeten zoals ik de FLN wil ontmoeten”. Nu was deze MNA, de ‘Algerijnse Nationale Beweging’, sinds haar oprichting in 1954 een politieke kracht die zich verzette tegen het FLN.

Deze herintroductie van de MNA was voor het FLN de aanleiding om de onderhandelingen af te breken: “De bevestiging van heer Louis Joxe dat hij met de handlangers van het kolonialisme wil onderhandelen, zet de onderhandelingen die op 7 april in Evian zouden beginnen op losse schroeven”.

Deze feiten moeten in herinnering worden gebracht om de werkelijke oorzaken van het bloedbad van 17 oktober 1961 te begrijpen. De onderhandelingen werden op 20 mei 1961 hervat en op 13 juni 1961 opnieuw onderbroken. De Franse staat wilde de onderhandelingen hervatten vanuit een sterke positie. Dit leidde tot een hervatting van de repressie tegen Algerijnen in Frankrijk, waarop de FLN-militanten reageerden door in augustus 1961 de aanvallen te hervatten.

De kille realpolitieke reden die tot het besluit van een bloedbad leidde was precies: de onderhandelingen hervatten in een situatie van geweld om niet langer onafhankelijkheid af te dwingen zonder de Sahara, maar een neokoloniale onafhankelijkheid die gunstig was voor de Franse belangen. Voor het FLN kwam het er op aan om te bewijzen dat de immigratie massaal de onafhankelijkheid steunde.

Een dergelijk bloedbad kon alleen worden uitgevoerd met de goedkeuring van de hoogste autoriteiten van het land, namelijk De Gaulle.

De betoging werd in het geheim voorbereid. Algerijnen werden geïnformeerd over de betoging zonder de datum te kennen. Ze moesten klaar staan om ongewapend en in familie te betogen. In de ochtend van de 17e verspreidde de informatie dat een betoging zou plaats vinden op dezelfde dag zich snel. Aan het eind van de middag trokken tienduizenden demonstranten de hoofdstad binnen via de grote invalswegen.

Eén stoet vertrok vanaf de Etoile, een andere vanaf de Boulevard Saint-Michel en een derde vanaf de Grands Boulevards. De demonstranten waren met hun gezin naar Parijs gekomen en hadden hun ‘zondagse kleren’ aangetrokken, zoals het FLN had gevraagd. In totaal begonnen bijna 50.000 mensen vreedzaam te betogen. De vrouwen schreeuwden “youyous” en de mannen leuzen als “onafhankelijkheid, Algerije, tahia djazair, lang leve het FLN”, enz.

De politie kreeg het bevel om te schieten, waarop het bloedbad begon. Dankzij het werk van Jean-Luc Einaudi weten we dat er op 17 oktober en de daaropvolgende dagen meer dan tweehonderd mensen zijn vermoord, terwijl de officiële versie van de Franse regering slechts “twee” slachtoffers erkent.

17 oktober was ook de dag van de massale arrestatie van demonstranten: 11.518 mensen die dag zelf en nog eens 1.856 de volgende dag. De interneringscentra waren het toneel van systematisch misbruik. Veel van de doden van 17 oktober zijn gestorven door martelingen in deze centra, zoals op de binnenplaats van het hoofdbureau van politie en in het identificatiecentrum in Vincennes.

Men slaat niet echt een bladzijde van de geschiedenis om zonder deze tot het einde toe gelezen te hebben.

Charles de Gaulle

Charles de Gaulle. Foto: Bundesarchiv, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0

Deze staatsmoord wordt nog steeds niet als zodanig erkend. Ook de stelling dat alleen Papon verantwoordelijk was, is schandalig. Een dergelijk bloedbad kon alleen worden uitgevoerd met de goedkeuring van de hoogste autoriteiten van het land, namelijk De Gaulle.

De strijd voor de publieke erkenning van deze staatsmoord is noodzakelijk en dringend. Men slaat niet echt een bladzijde van de geschiedenis om zonder deze tot het einde toe gelezen te hebben.

 

Dit is de vertaling door Frans De Maegd van het tweede deel van een videoboodschap in de reeks ‘De wereld van onderuit’ op Investig’action.

Om meer te weten:

– Marise Terrier, Massacre du 17 octobre 1961: Des notes prouvent que De Gaulle savait, Huffpost.
– Jean-Luc Einaudi, La bataille de Paris, Le Seuil, 1991.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!