Sexueel geweld
Foto: Wikimedia Commons
Opinie - Mukesh Kapila, IPS

Waarom seksueel geweld door hulpverleners maar blijft voorkomen (en hoe dat te veranderen)

Het lukt maar niet om seksuele uitbuiting en seksueel misbruik bij humanitaire, ontwikkelings- en vredesmissies de wereld uit te helpen. Daders komen ermee weg omdat ze nauwelijks verantwoording hoeven af te leggen en slachtoffers stelselmatig worden genegeerd, schrijft Mukesh Kapila, expert Humanitaire Zaken en Volksgezondheid aan de Universiteit van Manchester.

woensdag 13 oktober 2021 20:08
Spread the love

 

In 1994 bezocht ik voor het eerst de provincie Noord-Kivu in de Democratische Republiek Congo (DRC) – ten tijde van de genocide in buurland Rwanda. In het noodhospitaal van Goma was ik getuige van rijen vol slachtoffers van verkrachting die de grens over waren gevlucht.

Nu, een kwarteeuw later, zie ik de pijn weer, op dezelfde plek, om dezelfde reden: seksueel geweld. Maar anders is dat de vermeende daders dit keer humanitaire hulpverleners zijn, gestuurd om de gemeenschap te redden van een dodelijke ebola-uitbraak. De hulpverleners zouden seksuele gunsten hebben geëist van vrouwen en meisjes die probeerden wat probeerden te verdienen met laaggeschoold werk bij internationale organisaties.

De eerste onthullingen, inclusief getuigenissen van slachtoffers, kwamen in 2019 en dwongen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om haar DRC-operaties te onderzoeken. Het daaruit voortvloeiende rapport van een Onafhankelijke Commissie kwam een jaar later. Het wees minstens 83 vermeende daders aan, voornamelijk Congolese maar ook buitenlandse werknemers. Dat is slechts het topje van de ijsberg; overlevenden zijn meestal terughoudend om hun verhaal naar buiten te brengen.

Ongestraft

Veel vrouwen werden gedwongen seks te hebben zonder condoom, een aantal kreeg kinderen en anderen werden gedwongen tot abortus. De psychosociale gevolgen en stigmatisering van getroffen vrouwen hebben gezinnen geruïneerd.

Het rapport schetst een weerzinwekkend beeld van breed voorkomende seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Seksuele uitbuiting betekent dat macht en vertrouwen worden ingezet om seksueel voordeel te halen bij een kwetsbaar of afhankelijk persoon. Leidt dit tot daadwerkelijke of dreigende fysieke inbreuk, dan is er sprake van seksueel misbruik (waaronder ook verkrachting).

Seksueel geweld en aanvallen op gezondheidswerkers waren wijdverbreid in het oosten van de DRC. Na zware kritiek op de slechte prestaties van de WHO bij de West-Afrikaanse ebola-uitbraak tussen 2014 en 2016 besloot de organisatie om het beter te doen in deze ebola-missie. Het breidde flink uit en zette uiteindelijk 2800 medewerkers in.

Die factoren verklaren de context, maar ze zijn geen excuus voor de onzorgvuldige inzet van niet-gecontroleerd, ongetraind personeel en managementstructuren die klachten over seksuele wandaden bagatelliseerden, bureaucratische obstakels creëerden voor slachtoffers om hun verhaal te doen en tijdig onderzoek in de weg zaten.

Dit grote falen heeft de aandacht opnieuw gevestigd op het seksuele wangedrag dat met schandelijke regelmaat aan de oppervlakte komt in humanitaire, ontwikkelings- en vredesmissies over de hele wereld. Ze komen ermee weg omdat slachtoffers stelselmatig worden genegeerd, er weinig verantwoordelijkheid bij de daders gelegd wordt en de instellingen die hen beschermen nauwelijks een prijs betalen voor het wangedrag.

Regelmatige incidenten

Seksuele uitbuiting en misbruik komt veel voor. Voorbeelden zijn onder meer het misbruik door Oxfam-medewerkers in Haïti, van wie sommigen van het ene land naar het andere verhuisden, en zo onder meer Tsjaad en de DRC aandeden. Er bleek seksueel wangedrag voor te komen op hoog niveau bij Save the Children, en ook het Rode Kruis is niet immuun voor beschuldigingen van wangedrag bij het Internationale Comité van het Rode Kruis, de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan (IFRC) en onder de 192 Nationale Verenigingen.

Ook verschillende VN-organen – waaronder de VN-vluchtelingenorganisatie en het Wereldvoedselprogramma – behoorden tot de veertig organisaties die betrokken waren bij een voedsel-voor-seksschandaal in West-Afrika. De reactie is bekend: de organisatie verontschuldigt zich, belooft beterschap en benoemt aanspreekpunten voor seksuele uitbuiting en misbruik. Er komt meer regelgeving, verdere richtlijnen, ze stimuleren gendergelijkheid en zorgen voor betere training van het personeel.

Dit zijn allemaal aanbevolen succesvolle interventies. Maar om publieke schade te voorkomen die de financiering van donoren ondermijnt, worden de schuldigen vaak niet vervolgd. In plaats daarvan worden ze stilletjes ontslagen of worden contracten niet verlengd.

Vanwege geheimhoudingsovereenkomsten worden gegevens over overtreders vaak niet gedeeld, waardoor daders zich bij een andere nietsvermoedende organisatie kunnen aansluiten en opnieuw een overtreding kunnen begaan. Nalatige managers onder wiens toezicht zulke dingen gebeuren, krijgen een milde tik op de vingers of een andere positie toegewezen. Misschien worden ze zelfs gepromoveerd. Daarmee is de cirkel van straffeloosheid rond.

Vredesoperaties

Vredesoperaties hebben een verleden met deze roofzuchtige seksuele cultuur. VN- en NAVO-personeel maakte zich schuldig aan ontvoering, verkrachting en prostitueren van minderjarige meisjes in Kosovo. In Bosnië bleken VN-agenten een cirkel van mensenhandel te hebben opgezet. Meer recent misdroegen vredeshandhavers uit Gabon en Frankrijk zich vreselijk in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Maar het dieptepunt voor verkrachting en misbruik door VN-vredessoldaten ligt in Congo: daar kwamen zevenhonderd van de tweeduizend wereldwijde beschuldigingen in twaalf jaar vandaan.

Uit de database van de VN blijkt dat misbruikers uit alle continenten komen. Afrikanen zijn prominent aanwezig als zowel slachtoffers als daders, wat wijst op het hoge aantal van zowel vredesmissies op het continent als de bijdragen van Afrikaanse strijdkrachten daaraan.

De VN hebben geen gebrek aan mooie woorden over seksueel misbruik en uitbuiting: er is een nultolerantiebeleid, een speciale coördinator op hoog niveau, een veelgenoemde strategie met een ‘cirkel van leiderschap’, een gedragsdienst en tal van tools en trainingen voor risicobeheer. Er is ook een do-no-harm-verdrag ondertekend door meer dan honderd lidstaten.

Deze indrukwekkende lijst wordt gesteund door ten minste zeven resoluties van de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering en vele verklaringen afgegeven door vergaderingen op hoog niveau.

Gedoemd om te mislukken

Dit systeem heeft lovenswaardige doelen, maar is gedoemd te mislukken. De VN heeft weinig andere bevoegdheden dan de schuldige vredeshandhavers naar huis te sturen. Bijna niemand wordt gestraft door de eigen autoriteiten; vaak worden zaken niet onderzocht of gesloten wegens “gebrek aan bewijs”.

De VN wil de lidstaten waarvan ze afhankelijk is voor vredeshandhavers doorgaans niet voor het hoofd stoten. Seriële misbruikers kunnen telkens bij nieuwe operaties worden ingezet. Landen die krap bij kas zitten, kunnen subsidie krijgen voor hun slecht opgeleide en ongedisciplineerde legers door middel van vergoedingen uit het enorme VN-budget voor vredeshandhaving. En kwetsbare staten houden hun soldaten vaak liever in het buitenland vanwege het risico op staatsgrepen in eigen land.

Ondertussen blijft het slachtoffer met lege handen achter, zonder zelfs maar te zien dat de dader ter verantwoording wordt geroepen. Uit angst de sluizen open te zetten, betalen de VN geen schadevergoeding aan slachtoffers die geleden hebben door toedoen van VN-manschappen. Het onrecht is duidelijk. Ironisch genoeg maakt een slachtoffer meer kans bij een nationale rechtbank in een land met een zwak rechtssysteem, dan in het gebied van internationale operaties waar immuniteit en straffeloosheid hoogtij vieren.

Daarom is het cruciaal wat de WHO nu doet. De directeur-generaal laat zijn eigen onafhankelijke onderzoek uitvoeren. Hij wint ook het vertrouwen door zijn bevindingen openlijk, zonder bewerking, vrij te geven. Moedig neemt hij de eindverantwoordelijkheid voor de wandaden van zijn medewerkers.

Wat moet er veranderen?

De WHO wordt met argusogen bekeken nu het interne veranderingen op langere termijn voorstelt om herhaling te voorkomen. Ondertussen mag het niet wachten met maatregelen die nú al iets goedmaken. Drie elementen zijn daarbij cruciaal.

Allereerst moeten de slachtoffers een zinnige financiële vergoeding krijgen, naast medische en psychosociale steun. Ten tweede moet er alles aan worden gedaan om de daders op te sporen en voor de rechter te brengen. Ten derde moeten WHO-managers die hebben nagelaten een veilige werkomgeving te creëren publiekelijk verantwoordelijk worden gehouden en boetes opgelegd krijgen die in verhouding staan met hun aandeel in het falende systeem.

De ebola-operatie in de DRC zal niet de laatste gelegenheid zijn waarbij kwetsbare mensen seksueel worden belaagd door mensen die zijn gestuurd om hen te helpen of te beschermen. Maar door de verantwoordingsplicht te versterken, te zorgen voor gerechtigheid en genoegdoening kan een  overtreding een hogere prijs krijgen. Dat zal ook laten zien dat ‘sorry zeggen’ zin heeft en zero tolerance meer is dan een mooie slogan.

 

Mukesh Kapila is Emeritus hoogleraar Global Health & Humanitarian Affairs aan de University of Manchester.

Deze opinie werd oorspronkelijk gepubliceerd bij IPS-partner The Conversation.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!