“Ik ben het levende podium waarop verschillende acteurs lopen die verschillende stukken spelen”, bleef het Portugese culticoon Fernando Pessoa (1888-1935) herhalen. “Pessoa beschouwde zijn hoofd als een bühne” onderstreept de redactie van Zuca-Magazine in haar speciaal nummer Fernando Pessoa Menig Een, “in zijn hoofd lagen de toneelspelers voortdurend met elkaar overhoop.” Ter illustratie verwijzen ze naar een fragment uit het detectiveverhaal Het smalle raam waarmee ze hun eerbetoon afsluiten.
Intellect als centrum van het bestaan
Dat kort verhaal is niet geschreven door een van Pessoa’s vele ‘heteroniemen’ (zie ook ‘Fernando Pessoa’: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2020/11/12/fernando-pessoa-het-universum-is-een-boek-waarin-elk-van-ons-een-zin-is/) maar introduceert een personage, Tio Porco, dat felle kritiek levert (“hopelijk voelt u zich niet beledigd”) op Pessoa’s meesterspeurder Abílio Quaresma, een arts in ruste die een van de vele afsplitsingen van de schrijver was, en op inspecteur Guedes. Tio Porco’s cerebrale aanpak, zijn intellectuele filering van detectivewerk, is vintage Pessoa.
Niet toevallig verschijnt, ook bij uitgeverij Koppernik, zijn bundel korte detectiveverhalen onder de titel De ontraadselaar. Speuren was voor Fernando Pessoa puzzelen, een rationele activiteit en een intellectuele bezigheid. “Feiten zijn twijfelachtige zaken. Tegen argumenten is geen feit bestand.” Dat statement van Abílio Quaresma vormde zowat het motto van Pessoa’s speurdersverhalen.
De dichter-schrijver weigerde de neus op te halen voor dit vaak als ‘minderwaardig’ beschouwd literaire genre. Tijdens zijn jeugd in het Engelstalige Zuid-Afrikaanse Durban had hij kennisgemaakt met de Amerikaans-Britse literaire misdaadgolf en later groeide het verlangen om zijn stempel te drukken op de detective. De botsing tussen intelligentie en mysterie, tussen een menselijk brein en raadsels, fascineerde de auteur die vooral in zijn eigen hoofd leefde, mateloos.
Van oer-misdaadverhaal tot speurdersroman
Met wat verbeelding kan men stellen dat het ‘Oedipus’-verhaal zowat de oerversie van het detectiveverhaal is: een duister verhaal waarin de speurder ook een moordenaar is. In de klassieke tragedie volgt de auteur vooral de chronologie van de gebeurtenissen. Een eerste stap in de richting van de detective-thriller wordt gezet wanneer de auteur zijn verhaal opbouwt via ontdekkingen, via een opeenvolging van elementen die de tragedie verklaren. We belanden zo bij de speurdersroman, een soort avonturenroman waarin het verhaal een methodische en rationele reconstructie is van een mysterieus evenement.
Een eerste aanzet daartoe gaf de Franse schrijver Honoré de Balzac. In het tot de Comédie humaine reeks behorende Une ténébreuse affaire (1841) voert hij een onzichtbare politie op, agenten die zich vermommen en onverwacht toeslaan. Een belangrijke pionier van het misdaad- en detective genre was de Amerikaanse schrijver Edgar Allen Poe. In De moorden in de Rue Morgue (1841) introduceert hij C. Auguste Dupin, het prototype van de excentrieke speurder.
De rationele deductiemethode waarmee het mysterie wordt ontrafeld, de donkere en gewelddadige wereld, het conflict tussen de privédetective en vertegenwoordigers van de overheid, … Heel veel elementen die in het detective genre zouden worden uitgewerkt zijn hier reeds – en in later Poe-werk zoals The Mystery of Marie Roget (1842) en The purloined letter (1844) – aanwezig.
De detective en de breinbrekers
Eind 19de, begin 20ste eeuw bouwden de Britse schrijvers Arthur Conan Doyle (1859-1930) en Agatha Christie (1890-1976) hier op voort. De detective werd dankzij hen een herkenbaar én populair genre. Conan Doyle verving fataliteit door logica. Zijn belangrijkste creatie, Sherlock Holmes (voor het eerst in A Study in Scarlet,1887), maakt het verschil door zijn observatietalent en dankzij zijn deductiegave.
Cruciaal is dat Holmes desondanks een outsider blijft. Hij is asociaal, arrogant, zet zich af tegen de heersende victoriaanse moraal, voert verboden experimenten (die hem een drugsverslaving opleveren) en haat gezag. De speurders van Agatha Christie, Miss Marple (in o.a. The Body in the Library en The Moving Finger) en Hercule Poirot (in o.m. The Murder of Roger Ackroyd, Death on the Nile en The Murder on the Orient Express), zijn minder extreem maar toch ook niet echt ‘normaal’ te noemen. Christie perfectioneert de detectiveroman tot een whodunit, een ingenieuze puzzel waar de speurtocht naar de dader centraal staat.
Conan Doyle en Agatha Christie duwden geweld, bloed, moord en dood naar de achtergrond in hun detectiveverhalen die vooral breinbrekers werden. Spanning en opwinding zouden samen met aandacht voor psychologie, angst en gruwel later terugkeren in gothic novels, thrillers en misdaadromans. Maar naast die irrationele, existentialistische stroming bleef ook de rationele, wetenschappelijk getinte detectiveroman bestaan.
Postuum werd Pessoa de patroonheilige van auteurs die van intellectuelen detectives maakten of van detectives intellectuelen. Umberto Eco, Leonardo Sciascia, Robert Saviano, Pier Paolo Pasolini, Sara Paretsky, Dan Brown, … Daarom is het fijn dat vijf van zijn detectiveverhalen nu in het Nederlands werden uitgegeven. De dood in de steeg, Misdaad, De diefstal in de Quinta das Vinhas en De dood van meneer João in De ontraadselaar; Het smalle raam in Fernando Pessoa Menig Een.
Pessoa in Lisboa
Het decor van De ontraadselaar is Pessoa’s geliefde Lissabon, voornamelijk de (ook toeristen bekende) Benedenstad. Sterdetective en betweter Abílio Quaresma is een voormalig arts en verwoed puzzelaar die wat slordig en onverzorgd oogt maar bijzonder scherp uit de hoek komt telkens hij “argumenten komt brengen” aan de afdeling Misdaadzaken. Al verkiest hij speurders en verdachten te ontvangen in zijn huurkamer, met sigaren en drank (naar het voorbeeld van Pessoa zelf) geïnstalleerd in zijn leunstoel. Om dan achteruit gezakt een ingewikkelde ‘zaak’ te fileren. Quaresma lost misdaden en mysteries immers niet op door te speuren naar aanwijzingen of bewijsmateriaal maar door verklaringen en onderzoeken te analyseren. Niet zonder daarbij bespiegelingen over de human condition te serveren aan zijn ‘publiek’. De detective is niet voor niets het alter ego van de schrijver.
Quaresma is net als Pessoa een intellectuele duizendpoot, een man van vele interessegebieden, voor wie het bestaan synoniem is voor intellectueel leven. Alles draait zowel voor de ontraadselaar als voor de schrijver rond hun geest, verstand, intellect. In hun hoofd ontleden ze de geest van een misdadiger, het ontstaan van een misdaad en de afwikkeling van een onderzoek. In zijn voorwoord geeft Pessoa aan dat hij de redenering van Quaresma omstandig uit de doeken doet omdat anders sommige gevallen “zouden worden verminkt wat de feiten en verzwakt wat de ontraadseling betreft als we het bij een soort samenvatting zouden laten.”
Pessoa onderstreept dat “het niet mijn bedoeling is de vorming van Quaresma’s geest te bestuderen maar om een aantal uitingen van die gevormde geest op te tekenen.” Sleutel daarbij is een Pessoa quote die we zelf ooit inschakelden in een rekruteringscommunicatie campagne: “Ieder mens heeft twee levens, het reële en het imaginaire.” Met De ontraadselaar wil de dichter-schrijver de link tussen beiden uitvergroten. “De normale dokter Quaresma was een zwak aanhangsel aan de mensheid”, lezen we in het voorwoord, “de dokter Quaresma van na het ontraadselen stond hoog op een innerlijk voetstuk, putte ongekende krachten, was geen slappeling meer maar de kracht van een conclusie. Hij veranderde niet – zo sterk wil ik het niet stellen – maar vervormde zonder te veranderen.”
De ontraadselaar in actie
In De laatste drie dagen van Fernando Pessoa verzint Antonio Tabucchi, hij spreekt zelf over ‘een delirium’, finale gesprekken tussen de schrijver en zijn verschillende incarnaties – afsplitsingen die Pessoa ‘heteroniemen’ noemde – in het ziekenhuis waar de 47-jarige auteur zou sterven. Álvaro de Campos bekent ècht van iemand gehouden te hebben, Caeiro reikt versregels aan (“ik neem ze met me mee naar de Overkant”), Ricardo Reis keert terug uit “mijn denkbeeldige Brazilië”, Bernardo Soares vertelt over een papegaai die Pessoa’s versregels kan opzeggen terwijl António Mora van Pessoa een bekentenis ontlokt: “Ik ben mezelf geweest, maar ook vele anderen, alle anderen die ik maar kon zijn.”
Het zijn speelse stukken, fijne experimenten in het verstrengelen van verbeelding en realiteit maar ze verbleken bij de fantasierijke detectiveverhalen van Pessoa zelf. Die dompelen de lezer onder in een taalbad en een fel geritmeerde zondvloed van reflecties en analyses. Met een dokter Quaresma die net als Pessoa een begenadigd quote leverancier is. “Ik ben nergens getuige van geweest en ik weet alles.” “Een hoge graad van intelligentie wordt gewoonlijk talent genoemd.” “Wat ik u kom brengen zijn geen feiten maar redeneringen; dat levert geen elementen voor de waarheid maar de waarheid zelf.” “Trots is onderdrukte ijdelheid en onderdrukte ijdelheid is de ijdelheid van een intelligent (en inactief) wezen.”
Het is opvallend dat de detective bij Pessoa autoreflexief is. Zo krijgen we in de zaak Vargas (De dood in de steeg) een uiteenzetting over de drie procedés bij abstracte redenering (psychologisch, hypothetisch en historisch) en een illustratie van de toepassing hiervan. Na zo in de geest van de speurder te zijn gedoken wordt ook de psyche van de moordenaar (drie type moordenaars eigenlijk) onder de loep genomen. Terwijl er zowaar een parallel met literatuurkritiek opduikt: “De criticus vergelijkt de dingen die er zijn met elkaar, het genie daarentegen draagt iets aan wat nog niet bestond. De criticus kan het alleen maar vergelijken met wat al bestaat, en wat het genie maakt ligt dicht bij wat bestaat en dan kan het met meer of minder gemak daarmee vergeleken worden, of staat verder af van wat er is.”
De menselijke speurder
De intellectuele activiteit van de ontraadselaar wordt zowel met arrogantie en superioriteitsgevoel als met humor en zelfrelativering verbonden. “Ik weet niet goed of ik geluisterd heb naar de redenering van een mens of naar de uiteenzetting door een mens van het resultaat van het werk van een redeneermachine”, zegt de rechter-commissaris na een lange quasi-monoloog van Quaresma.
Maar vooral ook: het ontraadselen staat voor ‘detective’ Quaresma los van de afrondende ‘oplossing’. Als er al een einde is. “De rest is aan u” krijgt inspecteur Guedes te horen in De diefstal in de Quinta das Vinhas wanneer de puzzel gelegd is. Terwijl in De dood van meneer João “de moordenaar en de puzzelaar” afscheid nemen nadat ze “traag hun passen op elkaar afgestemd” hebben.
De detective is bij Fernando Pessoa een denker, een intellectueel, en geen ordehandhaver of rechter. Puzzelen is geen oordeel vellen maar speuren naar inzicht en tonen van begrip. Zijn intellectuele detective is dan ook een menselijke detective. De grijze hersencellen gebruiken is ratio laten spreken maar het tevens een emotionele activiteit en een moreel gebeuren. Er zit heel wat ‘ontraadselaar’ in de Hercule Poirot die Kenneth Branagh in de geest van Pessoa – ze delen de opvallende snor – tot leven brengt in Murder on the Orient Express (2017) en Death on the Nile (2021). De “little grey cells” zijn die van een mens.
Fernando Pessoa, De ontraadselaar, Uitgeverij Koppernik, Amsterdam, 2020, 218 pag.
Antonio Tabucchi, De laatste drie dagen van Fernando Pessoa, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2020, 70 pag.
Zuca-Magazine, Fernando Pessoa Menig Een, Uitgeverij Koppernik, Amsterdam, 2020, 127 pag.