De eerste Amerikaanse presidentsverkiezing die ik bewust volgde was de strijd tussen zetelend Republikeins president Gerald Ford en Democratisch tegenstander Jimmy Carter in 1976. Ford was amper anderhalf jaar president nadat hij door het ontslag van Richard Nixon – het eerste in de Amerikaanse geschiedenis – de eerste niet-verkozen president was geworden. Hij was een jaar daarvoor al de eerste niet-verkozen vice-president geworden onder Nixon – als Senaatsvoorzitter, zoals de Grondwet voorziet – nadat vice-president Spiro Agnew door een corruptieschandaal tot ontslag was gedwongen.
De ‘outsider’, telkens weer
Jimmy Carter presenteerde zich als de ‘outsider’ die het corrupte, oorlogszuchtige Washington mores zou leren. Mensenrechten zouden voortaan de leidraad worden van het buitenlands beleid en sociale vooruitgang de binnenlandse prioriteit. “De belangrijkste verkiezingen van de eeuw” werden vanaf dan om de vier jaar een vaste slogan in de mediacommentaren. Hij kreeg de steun van een jonge senator in zijn eerste mandaat: Joe Biden.
Met de uitzondering van George Bush senior (1989-1993) heeft sindsdien elke winnende kandidaat zich als een outsider aan de Amerikaanse bevolking gepresenteerd en de meme ‘belangrijkste verkiezingen van de eeuw’ worden eveneens in een of andere vorm om de vier jaar gerecycleerd. Bill Clinton, gouverneur van Arkansas, na hem W. Bush (zoon van Bush senior), gouverneur van Texas, Barack Obama, amper twee jaar federaal senator uit Chicago en na hem Donald Trump, een door de media groot gemaakte Bolsonaro-brulboei met een eigen reality-show en bizarre, excentrieke uitspraken.
Allen waren ze zelfverklaarde ‘outsiders’ die stelden niet tot het politiek establishment te behoren. Die bewering was het meest grotesk in het geval van W. Bush, kind van de rijke toplaag, zoon van een president, afgestudeerd aan Harvard met matige resultaten, dankzij de connecties van papa. Naast allerlei beloftes over binnenlands beleid hadden ze telkens een ‘ander’ buitenlands beleid in petto.
Machtig land, niet altijd machtig president
Buiten de VS overschat men de reële macht van de president over de binnenlandse politiek. De federale president heeft vooral indirecte impact op de deelstaten, door zijn hand op de beurs van federale subsidies voor zaken als infrastructuur en gezondheidszorg (Medicare en Medicaid) en door het toekennen van militaire leveringscontracten voor wapenbedrijven in deze of gene staat.
Zelfs dan is de gouverneur van eender welke deelstaat in zijn gebied veel machtiger dan de president. Op vlak van justitie bijvoorbeeld is een gouverneur haast soeverein. Hij (zeer zelden ‘zij’) kan internationale verdragen gewoon naast zich neerleggen, onder andere door consulaire bijstand te weigeren aan buitenlandse personen onder vervolging.
Een constante in de verkiezingsretoriek van alle presidentskandidaten sinds 1976, winnaars en verliezers, is de diepe kloof tussen de beloften en het concrete buitenlands beleid. Jimmy Carter, de mensenrechtenpresident, steunde het regime van de sjah in Iran tot de laatste dag, net als de dictatuur van Somoza in Nicaragua. Wapenleveringen aan autoritaire regimes in Latijns-Amerika, Afrika en Azië namen nog toe (en op binnenlands vlak: niet Republikein Reagan maar Democraat Carter was de eerste president om neoliberale maatregelen te nemen en op sociale programma’s te besparen. Reagan voerde datzelfde beleid met veel meer ijver en inzet uit).
Bush senior kon als vice-president nog nipt president worden onder de paraplu van de populaire Reagan. Die slaagde er als geen ander in zich voor te stellen als de gewone man, terwijl hij de economische elite op hun wenken bediende en de vakbonden radicaal kortwiekte. Reagan gaf ondertussen voluit steun aan de contra’s in Nicaragua en aan de doodseskaders in zowat heel Latijns-Amerika, de gruwelijke jaren 1980.
Bush senior had niet de flair van Reagan en verloor na één mandaat tegen ‘outsider’ Bill Clinton, gouverneur van de kleine landelijke staat Arkansas1. Onder Democraat Clinton begon de explosie van de gevangenispopulatie en de privatisering van heel het penitentiair systeem. Hij breidde de misdaden uit waarop de doodstraf staat, zag streng toe op de toepassing van de ‘three strikes, you’re out’-regel, die uitsluitend zwarten, etnische minderheden en arme witten voor kleine misdrijven levenslang gaven.
Clinton, W. Bush, Obama, zoek de verschillen
Eenmaal president was de eerste belofte die hij brak de steun aan de Haïtiaanse bevolking. Hij voerde daarentegen de steun aan de militaire dictatuur nog op nadat hij verkozen president Aristide afzette. Het budget voor defensie brak onder hem een nieuw record. Zijn verkiezingsbelofte was ‘een humaner beleid’, met meer aandacht voor ontwikkelingssamenwerking. Hij was in werkelijkheid nog agressiever dan Reagan en Bush senior voor hem.
Na acht jaar Clinton kwam W. Bush die met de buitenlandse oorlogen van Clinton doorging, voor het eerst drones als aanvalswapen kon inzetten en de oorlog tegen Irak begon op basis van de leugen van massavernietigingswapens. Op advies van zijn raadgevers was hij in het gebruik van drones nog enigszins terughoudend. Die bezwaren liet zijn opvolger Obama volledig vallen.
Obama beloofde onder meer een ander Midden-Oostenbeleid en een andere aanpak van de onderontwikkeling in Afrika. Zijn briljante redenaarstalent voor en na zijn verkiezing gaf een sterke indruk van verandering. Obama ging echter voluit voor nog meer militaire agressie en bracht het defensiebudget in reële en historisch comparatieve cijfers naar een nieuw record.
Geen enkele president liet meer klokkenluiders vervolgen dan hij. Zijn ministers van buitenlandse zaken Hillary Clinton (in zijn eerste vier jaar) en John Kerry zetten zich vol overtuiging in voor erkenning van frauduleuze verkiezingen in Honduras en voor de oorlog in Libië, enzovoort. En vooral, hij had voor zijn buitenlands beleid de onvoorwaardelijke actieve steun van zijn vice-president Joe Biden.
Nog een constante over al die jaren sinds 1976: alle VS-presidenten staan volledig achter de bezetting en kolonisatie van Palestina door Israël. De retoriek verschilt. Obama bijvoorbeeld was heel ‘kritisch’ in toespraken en persconferenties maar voerde concreet de militaire steun aan de bezettingstroepen nog op. Eerste minister Netanyahu is zeer tevreden over Trump na de volgens hem vijandige Obama.
Trump is een cultuurschok, zelfde beleid met totaal andere stijl
Trump in het Witte Huis was voor vele commentatoren een cultuurschok. Deze man zei openlijk en onomwonden waar het op staat: het behoud en de uitbreiding van onze overmacht over de wereld. Make America Great Again, ook in het buitenland. Hoe gehaat hij ook is bij de economische elite en hun megabedrijven, waaronder alle mainstream media, het enige terrein waar zij hem voluit toejuichen is het buitenlandse en het defensiebeleid. Zij verwijten hem op buitenlands vlak vooral zijn brutale eerlijkheid, niet de omfloerste retoriek van Carter, Clinton en Obama en veel openlijker dan Bush junior. We zijn het bijna vergeten dat W. Bush in zijn tijd de slechtste president ooit van de VS werd genoemd.
Wanneer Trump voor het eerst doelwitten bombardeert in Syrië slaken talrijke commentatoren in de media echter een zucht van verlichting. Eindelijk gedroeg hun president zich ‘presidentieel’. Zijn toenadering tot het regime in Noord-Korea werd daarentegen minder gesmaakt. Er was zelfs even paniek. Een vreedzaam onderhandelde oplossing hield immers het risico in dat het Amerikaans leger zich uit Zuid-Korea zou terugtrekken. Het behoud van die troepen aan de grens met China én Rusland is voor het militair-industrieel systeem te belangrijk.
Trump is een van de eerste presidenten die haast niets weet over de reële bevoegdheidsverdeling van het Amerikaanse federalisme. Van George W. Bush werd dat ook al gezegd, maar in vergelijking met Trump was hij nog te doen. Hij luisterde tenminste nog naar adviseurs met kennis van zaken. Trump ondervond zijn onwetendheid onder meer toen hij moest vaststellen dat meerdere staten zich verzetten tegen zijn anti-migratiebeleid en hij zijn dreigementen met represailles niet waar kon maken.
Continu beleid sinds 1944
De echte macht van een Amerikaanse president situeert zich dus op deze twee vlakken, in feite twee kantjes van dezelfde munt: defensie en buitenlandse zaken, niet toevallig de twee overheidsbevoegdheden die in alle Westerse democratieën – ook in België – nog het meest aan democratische controle, zeggenschap of inspraak ontsnappen. Het zijn de domeinen die voor niet-Amerikanen het zwaarst doorwegen in hun appreciatie van de president van de VS.
Er valt over de hierboven al vernoemde presidenten nog veel meer te zeggen wat betreft hun buitenlands beleid. Wie focust op de verschillen ziet echter de rode draad niet. Wie daarentegen dieper graaft kan niet anders dan een zeer stabiele continuïteit vaststellen. In grote lijnen komt het buitenlands en daarmee volledig samenhangend beleid van alle presidenten sinds Harry Truman in 1944 op volgende vaste kenmerken neer:
- het behoud en als het enigszins kan een uitbreiding van de militaire superioriteit over de rest van de wereld;
- het behoud en als het enigszins kan een uitbreiding van de militaire aanwezigheid over heel de wereld, met honderden basissen, vooral aan de grenzen van aartsvijanden China en Rusland;
- het behoud en als het enigszins kan een uitbreiding van de economische overmacht van Amerikaanse en bevriende westerse bedrijven over de rest van de wereld, wat in deftig jargon ‘vrije markteconomie’ heet;
- onvoorwaardelijke steun aan Israël, alle verschillen in retoriek ten spijt;
- Amerikaanse regeringen en presidenten zijn niet principieel gekant tegen democratie in andere landen; die tegenstand is vooral pragmatisch: democratieën hebben nu eenmaal de neiging de belangen van de eigen bevolking hoger in te schatten dan die van Amerikaanse en bevriende westerse bedrijven; daarom is een vijfde aspect van de continuïteit het voorkomen en als dat niet lukt saboteren van regeringen die de belangen van de eigen bevolking hoger inschatten – eventuele al dan niet reële gebreken van die regeringen worden daarbij ingezet en uitvergroot als argument voor inmenging en/of interventie.
Tegenstanders van de VS klagen dit schijnheilige aspect van het buitenlandse beleid aan. Dit is een verkeerde inschatting. Het Amerikaanse buitenlandse beleid is reeds sinds 1944 zeer consistent en volledig samenhangend: steun voor eender welk land, autoritair, militair of democratisch, als het de Amerikaanse belangen dient; vijandschap, inmenging, interventie in eender welk land, autoritair, militair of democratisch als het die belangen niet dient.
Geen electoraal thema, ook niet in het machtigste land ter wereld
Buitenlands beleid ontsnapt bijna volledig aan de aandacht van de Amerikaanse kiezer. Daarin verschillen de VS niet van andere landen, België inbegrepen. Het cruciale verschil is dat de VS de sterkste grootmacht ter wereld zijn.
In de media wordt altijd benadrukt hoe Democraten en Republikeinen vechten voor ‘de stem’ van de Latijns-Amerikaanse kiezers, zoals de Cubaanse diaspora in Florida of de Joods-Amerikaanse kiezer. Bovendien, de niet-witte stemgerechtigden nemen jaar na jaar toe. Zij hebben dikwijls nog roots en banden in andere landen. Die invloed wordt echter zwaar overdreven. Zo wijst ernstig onderzoek uit dat een groot deel van de Cubaanse diaspora net wél voor de opheffing van de blokkade van Cuba is, niet noodzakelijk uit voorliefde voor het politieke systeem in Havana, maar om louter menselijke, familiale, sociale, culturele redenen.
Biden is ‘terug naar normaal’
Wat betekent dit ten slotte voor deze presidentsverkiezingen? Joe Biden staat voor een terugkeer naar de ‘normaliteit’ voor Trump, voor het beleid van Obama, W. Bush en Bill Clinton. De militaire escalatie van de Amerikaanse zeemacht in de Chinese Zuidzee werd reeds gestart onder Obama. Kandidaat vice-president Kamala Harris geeft openlijk haar steun aan Israël, onder meer met verklaringen dat er op vlak van mensenrechten geen enkel probleem is in Palestina.
De sancties van Trump tegen Venezuela zijn een verderzetting van de reeds genomen sancties onder Obama. Obama heeft de staatsgreep in Honduras erkend, net als de frauduleuze herverkiezing van de huidige president daar. De muur van Trump aan de grens met Mexico is niet af geraakt, maar hier moet zeker worden aangemerkt dat de bouw van die ‘muur’ reeds begonnen werd onder Democraat Bill Clinton.
Joe Biden was als vice-president onder Obama een vurig verdediger van het buitenlands beleid van zijn president, in die mate zelfs dat hij zeer regelmatig de eigen ministers van buitenlandse zaken Hillary Clinton en John Kerry voor de voeten liep met eigen initiatieven.
Vote for the lesser evil
De voornaamste reden waarom progressieve politici als Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortez (AOC) oproepen om voor Joe Biden te stemmen is die van het ‘lesser evil’, het minste kwaad. Biden heeft de steun van hun kiezers nodig. Of hij als president echt een Green New Deal en openbare gezondheidszorg Medicare For All zal steunen mag echter sterk worden betwijfeld.
Biden was als senator – hij werd voor het eerst verkozen in 1973 – een vurig tegenstander van gelijk loon voor gelijk werk, van een federaal minimumloon, tegen een uitbreiding van Medicare, voor een uitbreiding van de doodstraf en een supporter van subsidies voor de petroleumbedrijven en de steenkoolindustrie, tegen positieve discriminatie van etnische minderheden in de overheidsdiensten, enzovoort. Hij kan zich dus moeilijk een ‘outsider’ noemen, maar dat kan Trump na vier jaar in het Witte Huis ook niet meer.
Voor zijn buitenlands beleid krijgt hij van Sanders en AOC de vrije baan. Zij zijn tegen een invasie van Venezuela, maar noemen president Maduro wel een dictator. Geen van beiden hebben een progressief profiel op buitenlands vlak. Het zijn klassieke Amerikaanse politici die geloven in dat voor buitenlandse toekijkers zo bizarre concept van ‘American exceptionalism’.
Verschillen met president Hillary Clinton?
Een president Hillary Clinton zou nooit Jeruzalem hebben erkend als hoofdstad van Israël en al evenmin het akkoord met Iran hebben opgezegd, idem voor de kernwapenverdragen. Biden gaat die beslissingen echter niet meer terugdraaien. Men mag zich verwachten aan een argument als ‘we moeten nu vooruit kijken’. Clinton zou meer dan waarschijnlijk veel agressiever geweest zijn dan Trump in Syrië en al helemaal geen toenadering hebben gezocht tot Noord-Korea.
Er zijn met andere woorden wel verschillen tussen Joe Biden en Donald Trump. Dit zijn echter tactische en strategische verschillen. Over de grond van de zaak zijn beiden het eens: de VS moeten en zullen de enige militaire en economische grootmacht ter wereld blijven. De manier waarop die centrale doelstelling moet worden verwezenlijkt verschilt hier en daar, maar de essentie blijft dezelfde.
Het gevaar van een tweede mandaat voor Trump is desondanks aanzienlijk. Deze president kent niets van buitenlandse politiek of van diplomatieke zeden. Bovendien wordt hij omringd door geradicaliseerde fanatici die het idee van de VS als goede kracht in de wereld voor letterlijke waarheid nemen. De presidenten voor hem hadden tenminste nog adviseurs die zeer goed weten waar het echt om draait.
Het is pover, maar dit laatste is volgens mij de enige reden waarom Biden moet winnen: Trump is onvoorspelbaar gevaarlijk. Biden is wel voorspelbaar en kan tenminste onder druk worden gezet door de publieke opinie. De sociale strijd voor een ander Amerika gaat verder na 3 november.
Bron:
Een uitstekende bron van informatie is de website Foreign Policy in Focus, die vanuit Washington DC zeer degelijke artikels, opinies, analyses, interviews aanbiedt met een andere kijk op de buitenlandse politiek van de VS dan de mainstream media.
Note:
1 De zuidelijke staat Arkansas (boven Louisiana) heeft 3,1 miljoen inwoners, hoofdstad Little Rock, oppervlakte 1377.733 km2 (tweemaal de Benelux).