Interview - and

Jan Blommaert over zijn leven in het teken van kennisactivisme

Jan Blommaert vloekt. Net nu het coronavirus de hele wereld dooreenschudt, vecht hij tegen een terminale kanker. “Het is van de kloten dat ik nu net buiten strijd ben. Op het moment dat zo’n dingen gebeuren." Maar doceren en analyseren kan hij niet loslaten, zo blijkt al snel als we plaatsnemen in de kleine stadstuin in Berchem.

vrijdag 7 augustus 2020 09:34
Spread the love

 

Hoe gaat het?

“Op zijn laatste benen hé. Dat is de brutale realiteit. Ik weet niet hoe lang het nog zal duren, maar heel lang in ieder geval niet. De prognose die ik kreeg is zeer slecht. Ik heb daar op zich geen moeite mee. Mijn leven is grotendeels geleefd, daar heb ik vrede mee. Er is geen grote bucketlist die ik nog moet afwerken. Ik moet niet per se de Taj Mahal nog zien of zo.”

“Het enige wat echt frustrerend is, is dat je als persoon voortdurend verzwakt. En dat kan heel snel gaan. Tot gisteren had ik dit interview bijvoorbeeld niet aangekund. Ik heb de afgelopen twee weken een gigantische pijncrisis meegemaakt. Ik heb een enorme hoop uitzaaiingen op mijn geraamte, altijd op vervelende plaatsen. Je moet eens proberen plat liggen onder een scanner, met extreem pijnlijke knobbels in je nek. Vorige week hebben ze in het midden van mijn ruggengraat ook zo’n metastase weggehaald die uitstraalde naar mijn ribben. Verschrikkelijk was dat. En geen enkele pijnstiller werkt daartegen. Ik neem nochtans pijnstillers waar iedere drugverslaafde stikjaloers op zou zijn. Dat is de pech die ik heb. Ik ben blij dat ik vandaag gewoon kan stappen zonder stok. Het kan morgen letterlijk gedaan zijn. Als één van die metastates op een foute plek zit, als dat op een ruggenwervel zit kan dat gewoon je rug breken. Dus ja …”

Het is opvallend hoe rationeel je lijkt om te gaan met je ziekte. Een zelfde distantie is ook merkbaar in de recent gepubliceerde tekst Looking back: what was important, waarin je de balans opmaakt van een lange en intense academische carrière.

“Die tekst heb ik geschreven op vraag van mensen, mensen die me ook vroegen om mijn memoires te schrijven. Maar dat zag ik niet zitten. Daar ben ik te onbelangrijk voor. Maar die tekst heeft wel te maken met mijn karakter in de zin dat … (aarzelt) Kijk, wat frustrerend is, naast het gegeven van aftakeling en het zichtbare, voelbare einde, is het feit dat een heleboel dingen niet zullen kunnen afgewerkt worden. Dingen waar ik de laatste tijd met plezier over nadacht heb en met plezier over bezig was. Dus mijn reactie is: geven wat ik nog te geven heb. Dat kan in zeer onafgewerkte vorm zijn. Gewoon een idee, of een definitie. Of een verhaaltje. Een lezing die ik geef. Of iets dat ik schrijf, hoewel schrijven moeilijker wordt.”

“Ik heb de laatste tijd ook heel veel filmpjes opgenomen. Op zeer korte tijd. De reden is, zeer concreet, dat mijn stem voortdurend in de gevarenzone zit. Al vanaf dag één. Dus het gezwel zit hier (wijst naar zijn keel), in de luchtpijp, vlak onder de stembanden. Het wordt daar bestraald, maar door die bestraling worden de stembanden aangetast. Vanaf de eerste dag heb ik moeten leven met het risico dat die stembanden worden weggenomen en ik dus niet meer kan spreken. Dan is bij mij de reflex: zolang ik kan spreken zal ik zoveel mogelijk babbelen, want er komt een moment dat ik dat verlies.”

“Maar de centrale drijfveer is voor mij dus geven, geven wat ik nog te geven heb. In de hoop dat anderen daarmee aan de slag kunnen. Of tenminste een minuut langer durven nadenken dan normaal. Degene die mij gekend hebben zullen ook een antwoord hebben op de vraag waarom dat belangrijk zou kunnen zijn. In dat opzicht, wil ik een legacy creëren, maar een actieve legacy. Niet iets in de trant van ‘hier is alles wat ik verwezenlijkt heb’, maar eerder: hier is alles waar ik nog aan het werken ben. Hier zijn dingen waarvan ik dacht, dit zal de mensheid nog vooruit helpen.”

“Als ik spreek over de mensheid vooruit helpen, dan meen ik trouwens wat ik zeg. Ik ben daar niet ironisch in. Een nieuwe sociale verbeelding bijvoorbeeld, dat zal de mensheid helpen. Et voilà, ik geef daarbij wat ik te geven heb.”

Wat bedoel je precies met een nieuwe sociale verbeelding?

“De sociologie die ze ons voorhouden, klopt gewoon niet meer. De manier waarop we onze wereld en onze samenleving inbeelden, die werkt niet langer. We moeten veel preciezer zijn. Mijn vertrekpunt is altijd geweest: kijk naar de acties van mensen, naar hoe ze concreet handelen. Maar vaak doen we dat niet, redeneren we op basis van modellen en dan loopt het dus fout. Kijk bijvoorbeeld naar die bubbels. Een probleem met die bubbels is dat die bubbels worden gelieerd aan aantallen mensen. Maar dat wordt gedaan vanuit een verbeelding waarin wordt uitgegaan van het idee dat die mensen sedentair zijn. Ik heb bijvoorbeeld de perfecte bubbel in de zin dat ik met mijn vrouw en mijn twee kinderen in een huis woon met een tuintje aan. Dat is de sociologische verbeelding die aan de maatregelen ten grondslag ligt. Nu, als je de bubbels zou beginnen definiëren op basis van gedrag van mensen, dan krijg je iets veel effectiever. Het enige wat trouwens tot nu toe echt gewerkt heeft, dat is ingrijpen op gedrag. Handen wassen, afstand houden, mondmaskers aandoen.”

“Of neem nu het begrip middenklasse, dat begrip waar de hele politiek constant naar verwijst. Hoe stemt dat overeen met de werkelijkheid? Het idee dat je zoiets hebt als de armen, de middenklasse en de rijken. Iedereen zal daarover zeggen dat dat een soort van hellend vlak is. Maar in de werkelijkheid heeft dat een veel meer gestold karakter. Diegenen die in verkavelingen wonen, met villa’s die gemiddeld meer dan een half miljoen euro waard zijn, dat is een vaste groep. Dat is niet tijdelijk. En die zijn ook anders dan ‘wij’. Die hebben een ander leven en ook een andere beleving van de wereld. Die definiëren hun behoeften op een heel andere wijze dan ons. Tegelijk is het erg moeilijk te bepalen wie nu precies in die middenklasse zit. We hebben daar een veel preciezer beeld van nodig. Wie zit daar allemaal in? Ik ben daar zeer benieuwd naar. Dan gaat je sociologie misschien beginnen kloppen.”

Een villa in Brasschaat.

“Of de arbeidersklasse. Wie is dat de arbeidersklasse? Als je de sociale groepen enkel op basis van externe criteria definieert, bijvoorbeeld de arbeidersklasse als die gemeenschap van mensen die onder contractuele voorwaarden alleen hun arbeid kunnen verkopen, en die arbeidskracht als enige kapitaal hebben, dan blijft die arbeidersklasse nagenoeg universeel. Maar wanneer je daar een aantal andere dingen aan vastkoppelt zoals handelingen, bepaalde vormen van gedrag, een bepaald soort cultuur, een ideologie of een reeks ideologische stellingnames, mobiliseerbaarheid rond een aantal klassieke thema’s die rechtstreeks te maken hebben met de sociale positie, dan zal je zien dat dat allemaal niet zo evident is en op zeer losse schroeven staat.”

“Tegelijk zien we dat vandaag, door toedoen van de online wereld natuurlijk, groepen op een heel andere manier vorm krijgen. De traditionele sociologische benadering van wat een groep is en hoe die gevormd wordt, gaat niet langer op. Wat we daar zien, zijn  reële groepen die opgebouwd zijn rond heel andere diacritica, die zich heel sterk en heel duurzaam gaan organiseren rond heel andere kwesties. Er was bijvoorbeeld een heleboel onderzoek gaande naar de klimaatcoalitie die zich online vormde, wie zit daar precies allemaal in? Dat is een ingewikkelde coalitie waar we maar een half beeld van hebben. Maar dat zijn de nieuwe belangrijke sociale groepen, die druk kunnen uitoefenen en die beantwoorden niet langer aan de klassieke beelden die we daarvan hebben.”

Het valt op hoe snel je opnieuw overschakelt op het geven van een college, en dat bedoelen we niet pejoratief. Het bewijst gewoon, zoals je ook zelf aangegeven hebt in Looking Back: What is Important, dat lesgeven voor jou bijzonder belangrijk was.

“Lesgeven was voor mij zeer belangrijk inderdaad. Dat is het moment waarop je geeft. Als academicus heb je een opdracht tegenover studenten. Die opdracht is hen opvoeden. Dat is misschien een vies woord en het botst met een heleboel pedagogische prietpraat. Maar eigenlijk volg ik gewoon het devies van EP Thompson: if you have to teach, teach. Dat is ook wat studenten uiteindelijk willen. Als lesgever moet je die figuur zijn die in dat anderhalf uur een verschil maakt en een wetenschap doorgeeft. Na dat anderhalve uur college moeten studenten andere mensen zijn dan er voor. Na een opleiding van een jaar of vier jaar moeten ze als mens verbeterd zijn. Dat is onze opdracht. Het is voor mij dus altijd veel meer dan een verplicht nummertje geweest.”

Blommaert, de docent. Foto: Christophe Legasse

“Het doel van het lesgeven is leren. Geleidelijk aan heb ik ontdekt dat de best manier om andere te doen leren erin bestaat om te laten zien hoe ik zelf leer. Om te tonen welke moeite het kost om te leren, hoeveel twijfels en onzekerheden daarmee gepaard gaan. Maar ook over welke bezetenheid je moet beschikken om dingen te willen weten. Dat betekent dat je ook altijd politiek moet durven zijn. Je moet durven zeggen: ik doceer een vak over racisme omdat ik antiracist ben. Dat is waar onderwijs geven op neerkomt. En tegelijk is het ook meer dan de inhoud van de vakken, het is een totaalpakket dat je in staat stelt om verder te kunnen leren en om te gaan met informatie.”

Wat ligt er aan de oorsprong van je politiek engagement?

“Heel eenvoudig: confrontaties met armoede en ongelijkheid toen ik jong was, in de late jaren zeventig en de jaren tachtig. Ik ben veldwerk gaan verrichten in Tanzania. De vormen van armoede die ik daar heb gezien, waren onbeschrijflijk. Tanzania was toen het op twee na armste land ter wereld. Daar kwam ik als jongeling midden in terecht en dat heeft een diepe indruk op me nagelaten.”

“Bij mijn terugkeer in België ben ik iemand tegen het lijf gelopen die in de bijzondere jeugdzorg werkte en die een opvoeder zocht voor ’s nachts. Prima, ik zal dat doen, zei ik. Twee jaar heb ik gewerkt als opvoeder. Wat je daar allemaal ziet en meemaakt. Dat heeft iets teweeggebracht. Terwijl ik zelf gemarginaliseerd was. Voor de witte woede losbarstte, verdiende ik 20.000 frank per maand. En onderhield daarmee mezelf en twee vrienden die op de dop stonden.”

Je kan natuurlijk ook als student naar een Afrikaans land trekken en terugkeren als een volleerde koloniaal.

“Ik ging naar Tanzania omdat dat de bron was van alles wat ik op dat moment ijverig bestudeerde en omdat ik er van uitging dat ik net daarover heel veel zou leren. Het momentum van het tiersmondisme was nagenoeg voorbij. Niemand las nog Walter Rodney (auteur van How Europe Underdeveloped Africa, nvdr), maar hij heeft dat wel in Tanzania geschreven. Ik wou die traditie van het Afrikaanse socialisme en het pan-Afrikanisme snappen en ik vond Nyerere, de toenmalige president van Tanzania heel belangrijk. Zijn generatie was al afgedankt door de Mobutu’s van Afrika. Hij was ongeveer de laatste overlevende. Hij stond aan het hoofd van een socialistische eenpartijstaat.”

Julius Nyerere, de eerste president van Tanzania en één van de kopstukken van de anti-koloniale beweging in Afrika.

“Zes maanden na mijn eerste bezoek is die afgeschaft. Toen is het IMF binnengewalst en was het gedaan. Ik heb mij serieus moeten verdiepen in het pan-Afrikanisme. Het heeft me doen nadenken over schaal. Het heeft mij ook geconfronteerd met Afrikaans socialisme. Met een ideologie waar dat integraal deel van uitmaakte. Ik beschrijf nu de doodsreutel van een systeem. Ik heb dat enkele maanden in actie gezien. Dat was het meest democratische systeem dat ik ooit heb meegemaakt. Daar werd over alles gestemd door iedereen. Ieder document van het partijbureau moest helemaal naar beneden tot het niveau van de partijcel en dan terug naar boven. In termen van checks en balances was dat heel straf, amai. Voor iedere vacature moesten er minstens 15 kandidaten zijn. Bijna allemaal onafhankelijken. En toen kwam het IMF en moesten er meer partijen komen en vrije verkiezingen. Raad eens welke partij nog altijd alle verkiezingen wint? De oude socialistische partij. Die nu natuurlijk door de oliebelangen iets helemaal anders is geworden. Nu heb je daar ook restaurants met twee helikopterlandingsplaatsen om mensen uit de files te houden.”

“Bij mij was dat het moment waarop politiek zeer concreet werd. Als je zoals Dirk Van Duppen in Libanon gaat werken als dokter, dan wordt politiek heel concreet. Dan worden dingen als ongelijkheid en ras zeer concreet. Het is een feit dat mensen bijna als vanzelfsprekend naar mij kwamen wanneer ze in geldnood zaten, hoewel ik een onbemiddelde student was. Dat stond nergens geadverteerd, enkel de kleur van mijn huid was voldoende. Daardoor word je op een heel andere manier behandeld. Onmiddellijk van bij aankomst in de luchthaven. Er zit geen enkele ruis op dat systeem.”

Hoe verklaar je dat die traditie verdwenen is? Je ziet jonge generaties activisten auteurs uit de vorige eeuw herontdekken, maar toen Immanuel Wallerstein vorig jaar stierf bleef het stil. Ook de veertigste verjaardag van de moord op Walter Rodney veroorzaakte geen rimpel. 

“In Gent hebben we de Wallerstein-leerstoel opgericht. Het is niet dat we het niet het geprobeerd hebben. Waarover gaat die traditie? Over het feit dat je feiten en fenomenen niet kan isoleren. Een figuur als Mobutu moet je verklaren vanuit een wereldsysteem dat dat soort mensen nuttig maakt voor bepaalde belangen. Je moet voortdurend leren denken in termen van systemen en belangen en dat is totaal iets anders dan emoties.”

‘Afrika lijdt onder slechte leiders.’

“Ja, dat soort onzin bijvoorbeeld. Wij maar geld geven en zij die dat dan verbrassen. En ze kopen te veel wapens. Allemaal waar, maar naast de kwestie. Die hele traditie van het tiersmondisme verplicht je te denken over een wereld die samenhangt en die dat doet op een niet-willekeurige manier. Daar zit een systeem in. Iemand als André Gunder Frank, mensen zouden dat allemaal moeten opnieuw lezen. De vragen worden in die boeken veel preciezer gesteld en de antwoorden zijn er. Ook de teksten van Wallerstein en Balibar over racisme zouden de onnozelaars in de discussie meteen de mond moeten snoeren. Maar dat behoort allemaal tot de ‘forgotten science’. Zo is er nogal wat. Zo staan er veel boeken in mijn rekken.”

Die auteurs hebben zich ook altijd gegooid in het maatschappelijk debat. Jij hebt ook altijd je handen vuil gemaakt. Het begon met het boek Het migrantendebat. Hoe rolde je van de Afrikanistiek in dat debat? 

“Laat mij de eerste stap uitleggen. De ander zit niet in Afrika maar in uzelf. Kijk niet te ver. Begin bij je eigen deurdrempel. Dat engagement viel ook samen met de opkomst van het Vlaams Blok. Je kreeg in dit land, deze regio een heel luide en vulgaire racistische stem die inging tegen alles waar ik voor stond. Die stap was dus zeer klein. Dan is dat kennisactivisme begonnen. Ik moest voor mezelf natuurlijk een reden vinden waarom ik vier avonden per week ergens in Vlaanderen een lokale afdeling van de KAV of het ABVV stond toe te spreken. Mijn uitleg was: ik ben een specialist over een aantal dingen en daarom heb ik de verplichting om mijn mond open te doen want dit kan ik niet laten passeren.”

Het Belgische migrantendebat, verschenen in 1992, verbazend actueel.

“Net omdat ik expert ben moet ik die expertise inzetten voor de samenleving. Dat is een argument dat ik ook gebruikte tegen de tegenstrevers in de Rotaryclub. Hoeveel heb jij betaald voor je opleiding als apotheker of ingenieur? Ik ben het product van een samenleving en die samenleving heeft het recht om iets terug te vragen van mij.”

“Ik heb dat dus jaren met plezier gedaan. Ik vond niet dat ik daarvoor mentale acrobatie moest uit halen. Het was vaak enorm plezant. Niet iedere student is een geboren activist. Maar als je voor een zaal staat van 500 syndicaal afgevaardigden kan je wel wat activisme kwijt. Dan verschiet je dat anderen nog veel activistischer kunnen zijn. Ik heb nooit gezien dat er een muur stond tussen het academisch werk en het zogenaamde niet-academisch werk. Het gaat allemaal om kennisactivisme. In je laboratorium ontwikkel je je kennis. Dan moet je dat begrijpelijk formuleren en zo snel mogelijk naar de samenleving brengen. De meest recente inzichten moeten zo rap mogelijk bij mensen gebracht worden zoals bij jonge leerkrachten. Ik heb vaak gezien hoe zij op studiedagen met kennis uit de jaren 70 werden geconfronteerd.”

“Iedere syndicalist moet een businessplan kunnen lezen, maar niet iedereen moet dat kunnen schrijven. Iedereen moet bullshit herkennen wanneer ze het onder ogen krijgen. Die slimheid wou ik altijd stimuleren. Zodat mensen de onzin leren doorprikken. Dat was mijn opdracht. De meerderheid van mijn boeken zijn geschreven op een paar weken tijd. EPO kwam dan zeuren over een nieuw boek en als het begon te jeuken zette ik me er aan. Mensen die iets op een academische manier kunnen uitleggen, maken ook geen enkele indruk op mij.”

We hebben wat van die teksten uit de jaren 90 herlezen. Verveelt het niet dat sommige debatten steeds opnieuw herhaald worden? 

“Er zijn momenten dat ik progressie zie. Neem wat er nu gebeurt rond de link tussen racisme en het koloniaal verleden. Die connectie is nog nooit op zo’n grote schaal en op zo’n legitieme manier gemaakt. Ik was er bij toen Vangroenweghe het boek Rood Rubber uitbracht in eigen beheer. De publicatie werd gevolgd door 150 dagvaardigingen van zogenaamde vaderlandslievende verenigingen omdat hij Leopold II aanviel. Die mens heeft elke frank die hij verdient heeft met die boeken uitgegeven aan processen. Die hebben hem afgejakkerd.”

“Als je nu ziet wat er met Leopold gebeurt hebben we een wezenlijke verandering meegemaakt en bovendien een onverwachte verandering want drie tot zes maand geleden stond dat niet op de agenda. Dat stond niet in de sterren geschreven. Dat is een wezenlijke verbetering. Antiracisme moet gedragen worden, moet groot zijn. Je moet snel schakelen van Floyd naar Leopold en dat is gebeurd. Die druk moet aangehouden worden. Je kan het één niet begrijpen zonder het ander. Toen ik dat zag, die bekladding van die standbeelden…. (even stilte). Laat dat niet los. Dat is het punt waarop je mensen tot verandering kan brengen. Door over die pater De Deken te praten. ‘Je moet dat begrijpen in die tijd, dat was geen slechte mens.’ Ok, maar hoe komt het dat nu nog altijd dezelfde mensen op dezelfde manieren misbruikt worden? Hoe kunnen we dat uitleggen? Dat is het punt waarop mensen gaan leren over zichzelf. Dat is buitengewoon hoopgevend en ook structureel. Nu zijn dat twee verhalen die in één geklonken zijn. Dat vind ik fenomenaal.”

Het standbeeld van pater De Deken in Wilrijk beklad.

“Ook de discipline, de mondigheid, de logica en de transparantie van die beweging. Ik vind dat geweldig. Dat ze mijn oude rommel niet meer lezen of citeren, tot daar. Maar in mijn leven is dat een veel grotere verwezenlijking, ook al heb ik er niets mee te maken en geen verdienste aan. Ik heb minstens zeer frequent op die connectie gewezen. Black Lives Matter heeft een heleboel nieuwe mogelijkheden geschapen. Geniaal ook hoe ze netwerken en hoe ze bepaalde zaken viraal laten gaan.”

Je was altijd een publieke intellectueel, maar had tegelijk een zeer kritische houding tegenover de media. Je besliste ooit om de mainstream te vermijden. 

“Ja, de voorlopers van de Afspraak en De Zevende Dag. Ik heb het mij geen minuut beklaagd. Dat is het forum van de oneliner en de clickbait. Het schandaal dat je ’s ochtends schopt mag je ’s avonds uitgebreid relativeren of goedpraten. Wat is de meerwaarde daarvan? Nul. Ik blijf bij dat standpunt. De massamedia zitten zodanig in de klem van hun eigen formats dat ze bepaalde stemmen en gesprekken gewoon onmogelijk maken. Het gesprek dat wij nu hebben is onmogelijk in de kranten of op tv. Ik ben er altijd vanuit gegaan dat kennisactivisme net het omgekeerde is van het verspreiden van oppervlakkigheden. Het ‘ne keer goe gaan zeggen bij Phara’. Dat is nutteloos. Do it yourself. Je moet uitgaan van: ik ben mijn eigen massamedium. Als ik via mijn sociale media duizenden mensen bereik, dan is dat een hoop volk. Dat is meer dan er naar Waasland-Beveren gaan kijken. Op mijn blog of op DeWereldMorgen.be bereik ik tienduizenden mensen. Dat is geen klein medium.”

“Als kennisactivist gebruik je dat getrapt systeem: van Twitter en Facebook naar langere teksten op een alternatieve website of je blog en dan later een boek en lezingen. Je houdt de regie zelf in de hand. Er is niemand die je de mond kan snoeren of onderbreken. ‘Nu ga je te ver’ of ‘stop want de mensen begrijpen dat niet’. Ik heb daar een absolute vrijheid van meningsuiting. Dan sta je versteld hoe rap mensen dingen snappen. Dat was ook de ervaring toen ik vormingen gaf. Moeilijke woorden moet je niet bannen of omzeilen, maar uitleggen.”

Al te vaak op de Afspraak.

“Dat is een strategie die me in staat stelde om gedurende jaren een zeer groot publiek te bereiken. Door met een langzame en zorgzame manier om te gaan met opinievorming creëer je ook een multiplicatoreffect. Door een leeromgeving te scheppen waarin ze zelf stappen kunnen vooruit zetten. Zodat mensen ook een idee krijgen van kwaliteit. Niet door zomaar iets schreeuwen. Dat kan geen enkel massamedium mij bieden. Ze hebben mij twee weken geleden nog uitgenodigd op de VRT. Ik doe dat niet. Dan moet je daar een uur op voorhand zijn, voor een voorgesprek. Dat hoort bij het ritueel. Je mag ook geen groen dragen want Phara draagt al groen. Moet ik mij dan nu echt met die onnozelheden bezig houden?”

Dan krijg je ook nog een ideologische tegenstander die jou moet tegenspreken.

“Of iemand die daar zit voor een ander onderwerp maar die me de hele tijd mag onderbreken. Ik geef altijd mijn voorwaarden. Ten eerste: hebben jullie nagedacht over werktijd? Je breekt nu met je telefoontje in in mijn werktijd. Ten tweede, onderbreek mij één keer en ik zal er een opmerking over maken, onderbreek mij twee keer en ik ben weg. Mensen onderbreken elkaar alleen bij ruzies. Na die voorwaarden houdt het meestal op.”

Maar dan laat je de plaats over aan schertsfiguren die wel altijd staan aan te schuiven voor een stoel in die programma’s.

“Wat blijft daarvan hangen? Wie weet nog wat één van die figuren vorige week zei? Mijn activisme gaat over leren. Over het scheppen van een leeromgeving. Leren gaat per definitie over dingen die blijven plakken. Waar je gedachten van veranderen. Ik heb al die shows gedaan in de jaren 90. Elke zender, elk programma, elk boekske. Na zo’n optreden krijg je ’s anderendaags dan mails. Die gaan nooit over de inhoud of wat je hebt gezegd. Maar wel, amai, je zag er wel heel boos uit. Of: je hebt het toch eens goed kunnen zeggen. Dat is niet mijn ambitie in de wereld. Er zijn er genoeg die de clown willen uithangen. Ik wil ook met recht en reden kunnen zeggen dat ze clowns zijn.”

En dan kan je niet zelf meedraaien in het circus.

“Ik wil een goede wetenschapper zijn. En ik wil er voor zorgen dat ze al van ver moeten komen om te ontkrachten wat ik zeg. Je spreekt niet over dingen waar je niets van af weet. Daar schakel je al heel veel programma’s uit. Want je moet toch even gezellig inpikken in het volgende gesprek over voetbal.”

Doorheen je werk heb je ook benadrukt dat die mediatisering een grote impact op de aard en de kwaliteit van de politiek.

“Zeer zeker. En dat zien we nu ook heel duidelijk tijdens de coronacrisis. De politicus wordt tegenwoordig niet meer verkozen als probleemoplosser, maar als entertainer. Er wordt niet voor Van Grieken gekozen omdat hij bepaalde problemen zou oplossen. Dat staat er helemaal los van. Degene die dat op de eerlijkste manier naar buiten brengt, is Trump. Die is over niks anders bezig dan ratings. Omdat dat uiteindelijk doorslaggevend is: wie het best scoort, wie het best overkomt op tv. Dat geldt ook voor Bolsonaro of Macron.”

En met de coronacrisis vallen die maskers af?

“Precies. We leven in een land waar de besluitvorming doorgaans redelijk gesmeerd liep, mede dankzij de particratie. Nu zien we dat die besluitvorming totaal gaga is. De armoede van het hedendaagse politieke denken is volledig blootgelegd. Nu is het voor iedereen duidelijk hoe weinig er in de politieke frigo’s ligt. Er blijkt letterlijk niks in te liggen, buiten hetgeen we gisteren en eergisteren al hebben gegeten. Dat is verbijsterend. Maar het is net op dit cruciale moment dat we ook de kansen niet mogen missen. We moeten, ten eerste, die schraalheid aantonen, maar we moeten, ten tweede, ook wijzen op wat er in andere frigo’s ligt.”

“Sommige dingen zijn nu zeer helder. Er moet bijvoorbeeld een herschaling plaatsvinden. Al was het maar voor mondmaskers of ander medisch materiaal. Die moeten geproduceerd worden in Lokeren en Vielsalm, en niet alleen in de provincie Hubei in China. Daar mogen we niet langer afhankelijk van zijn. Er moet gewoon heel wat productie en onderhoud opnieuw naar hier worden gebracht.”

“Wat er, ten tweede, ook moet gebeuren is: de idee van de commons en ‘demarketisering’ ingang laten vinden. Minstens een aantal goederen en diensten moeten aan de markt onttrokken worden. En dat we die dus gewoon moeten nationaliseren. Punt uit. Laten we ook een aantal dingen verbieden. Het opbod rond medische goederen bijvoorbeeld. Stel daar minstens enkele limieten aan. Je maakt geneesmiddelen of medische goederen gewoon zelf en erkent niet langer de geldende licenties. Alles generisch maken, is perfect mogelijk. Zuid-Afrika heeft het destijds gedaan.”

“Dat zijn dus een aantal maatregelen die klaar liggen en die de vraag naar ‘wie gaat dat betalen’ een stuk makkelijker beantwoordbaar maakt. Het zijn dit soort kansen die we nu moeten grijpen. Ik zal het zelf wellicht niet meer meemaken, maar dit soort zaken moeten binnen dit en een jaar opnieuw op tafel komen.”

“Het is van de kloten dat ik nu net buiten strijd ben. Op het moment dat zo’n dingen gebeuren. Ik probeer het allemaal te volgen, maar het lukt me niet om dat op een systematische wijze te doen.”

Wat is, als oudgediende, je advies voor mensen die zich willen mengen in het debat en de strijd die zich nu aandient? 

“Ga niet zomaar in op iedere uitnodiging voor een programma of interview. Bepaal de condities waarin je wil spreken. Als het niet klopt in de lijn die je zelf wil bewandelen, dan zeg je fuck you, niet beschikbaar voor uw format. Of als je gevraagd wordt voor één of ander duidingsprogramma, informeer dan altijd naar wie de tegenstrever is. Verspil je tijd niet met iemand die deze tijd niet waard is, met een debat dat toch niks oplevert. Tijd is te kostbaar om te verprutsen.”

“Laat je niet in het defensief drukken. Ter linkerzijde laten we dat zo makkelijk toe. Gebruik geen vocabularium dat komt overgewaaid uit de extreemrechtse scene. We worden overspoeld met zinledige woordenschat die geweven wordt rond zeer ernstige maatschappelijke problemen waarin we dan verloren lopen. Je zag dat eerder ook op andere terreinen zoals alles wat te maken heeft met de ‘arbeidsmarkt’. Als je de zogenaamde arbeidsmarktspecialisten hoort praten is dat geen veld meer van strijd, een veld waar mensen afzien, maar een terrein waar kansen worden geschapen, waar mobiliteit is en flexibiliteit en nog van dat soort modewoorden. Door dergelijk discours en vocabularium mogen wij ons nooit laten leiden. We moeten iedere keer onze eigen agenda en onze eigen woordenschat blijven benadrukken. We belanden voortdurend in die defensieve positie. Terwijl wij diegenen zouden moeten zijn die zeggen: ‘gij hebt daar niets over te zeggen, dit is ons thema’. Over vrijheid bijvoorbeeld of over gelijkheid.”

Wie dertig jaar aan kennisactivisme doet in Vlaanderen kreeg ook wel enkele messen in de rug geplant. 

“Die doet nu ook pijn zonder die messen. Het kan me niets schelen. Ik ben nooit iemands lieveling geweest in dit land. Ik was de person they love to hate. Maar het heeft mij nooit echt beroerd. Ik ben de minst ambitieuze en de minst competitieve persoon ever, maar je wordt omringd door mensen die denken dat je dat wel bent en die zich daar dan naar gedragen. Ik gunde iedereen het licht in de ogen, maar dat was niet altijd wederzijds. Plots zie je dan figuren die je proberen te dwarsbomen omwille van … naijver of iets anders, maar het boeit me niet eens wat hun drijfveren zijn.”

“De beste beslissing die ik ooit nam, is te leven volgens het principe dat Vlaanderen of hoe je het ook noemt, een kluit is die de moeite niet waard is om je mee bezig te houden. Dat er daar buiten een ongelooflijke interessante wereld bestaat met mensen wiens oordeel ik veel meer vertrouw dan dat van mijn Vlaamse peers. Ik heb dit land nooit nodig gehad om een antwoord te krijgen op de vraag of ik goed bezig was. Ik had een andere, internationale gemeenschap aan wie ik mijn visie kon toetsen, die me ook in staat gesteld hebben om mezelf bij te sturen waar nodig, om kritisch te blijven. Ik heb altijd in zo’n gemeenschap geleefd.”

“In dat opzicht, Vlaanderen en alles wat erbij hoort, het kan me niet schelen. Echt waar. Hierbinnen staan de boeken die ik schreef en waar misschien ooit nog wel eens iemand zal over struikelen, of ze oprapen en eens doorbladeren. Misschien zal die daar iets nuttig in vinden of zal mompelen: hé, kijk in de jaren 90 schreven ze dat ook al. En zo niet, ik heb mijn leven geleefd. Ik heb mijn best gedaan.”

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!