De mainstream berichtgeving over Venezuela roept ‘herinneringen op aan de donkerste dagen van het Zuid-Amerikaanse continent in de jaren ’70 en ’80 (en in feite ook aan de jaren ’50 en ’60). De mentale voorbereiding van de publieke opinie op een gewelddadige overname van de macht in Venezuela is bijna letterlijk copy-paste van wat tussen 1970 en 1973 gebeurde in Chili (en van andere pre-coup-situaties in Argentinië, Brazilië en andere Latijns-Amerikaanse landen). “Militaire regimes in onder meer Argentinië en Chili hanteerden toen geweld, ontvoering en bedreiging als routine-instrumenten van de dagelijkse politiek”. Toch nog even vermelden dat die toenmalige regimes volledige westerse steun genoten, laat staan dat men de grove en grootschalige schendingen van de mensenrechten daar redenen vond om de afzetting van presidenten te eisen.
Chili, the sequel
In Chili werd in 1973 op de eerste 11 september een democratisch verkozen socialistisch president afgezet met een militaire staatsgreep, nadat het land door een Amerikaanse economische blokkade was vervallen in chaos. Die ontstond met volle medewerking van de oligarchie die de transport- en distributiesector in handen had, die hun fabrieken met een lock-out gesloten hielden en hun werknemers zonder loon aanzetten tot stakingen. In de dagen voor de staatsgreep lag het land lam door een staking van de vrachtwagenchauffeurs, die al maanden geen loon hadden gekregen van hun privé-werkgevers. De commerciële media in handen van diezelfde oligarchie zorgden er voor dat de bevolking hierover de ‘juiste’ boodschap kreeg.
Getuigenissen van gevluchte Colombianen, Mexicanen, Guatemalteken, Hondurezen, Salvadoranen, Paraguayanen, Brazilianen schetsen al jaren – in het geval van Mexico en Colombia al decennia – “een huiveringwekkend beeld van de tirannieke praktijken van” hun door het westen (in het algemeen) en de VS (in het bijzonder) gesteunde regimes. Mensenrechtenorganisaties schrijven er al jaren zeer lijvige rapporten over.
De informatie is met andere woorden beschikbaar en bekend. Ze wordt echter grotendeels genegeerd of in een context geplaatst die geen vragen stelt naar de aard van de ‘regimes’. In geen geval legt die berichtgeving een link naar de ruime steun die de VS en zijn westerse bondgenoten aan die ‘regimes’ geven. Soms verandert dat. Nu er voor het eerst in Mexico een linkse president verkozen is wordt het slechts aftellen voor de mainstream media de grove schendingen van de mensenrechten in dat land gaan ‘ontdekken’.
Venezuela is sinds 2013 aan het verglijden in de richting van de politiestaat zoals die in buurland Colombia al tientallen jaren bestaat. Om tot Colombiaans niveau te zinken zal het ‘regime’ toch nog meer dan een tandje moeten bijsteken. Human Rights Watch en Amnesty International klagen dat ook aan. Hun rapporten worden gretig geciteerd. Minder aandacht is er voor wat ze in hun jaarrapporten zeggen. Over landen als Venezuela melden ze dat het feit (!) dat het in andere landen nog erger is géén excuus is. Correct. Maar bovendien distantiëren ze zich ook van het selectief gebruik van hun rapporten om bepaalde landen aan te vallen, terwijl hun rapporten over andere landen worden genegeerd.
Feiten en framing
Het is natuurlijk niet zo dat de gruwelijke feiten in die andere landen onbekend zouden zijn. Er wordt soms zelfs ruim over bericht, echter altijd in achtergrondartikels, in de binnenpagina’s. Nooit wordt een verband gelegd met de aard van het ‘regime’. De selectieve blindheid van de mainstream media voor deze verbanden is geen geregisseerd complot of strak georganiseerde samenzwering. Het is de aard van het beestje. De grote media zijn niet ontworpen om kritisch te zijn voor misdaden die door eigen regeringen of hun bondgenoten worden begaan. Het zit – om het met de hedendaagse uitdrukking te zeggen – niet in hun DNA. De ideologische filters zitten er in gebakken: eigendomsstructuren, selectieve keuze van bronnen, reclame als voornaamste bron van inkomsten.
Het maakt dat het bombardement van een school in Pakistan door het Amerikaans leger, onmiddellijk kaderende commentaar krijgt, met persverklaringen van Amerikaanse militairen die ‘de zaak onderzoeken’ en het hebben over ‘tragische vergissingen’, ‘verkeerde informatie’, ‘slechte communicatie’ of ‘extremisten die burgers als schild gebruiken’. Wanneer daarentegen exact dezelfde oorlogsmisdaden worden begaan door Russische troepen in Syrië is de verontwaardiging unaniem en onmiddellijk., afwachten van nader onderzoek is niet nodig.
Mainstream journalisten beantwoorden deze systemische kritiek graag met de dooddoener dat niemand hen komt zeggen wat ze wel mogen zeggen, schrijven of uitzenden. Dat klopt. Het is immers niet nodig. Ze zijn opgeleid, aangeworven, gepromoveerd of topjournalist geworden omdat ze reeds de juiste overtuigingen hebben. Ze moeten niet gedwongen worden om selectief met het nieuws om te gaan, want ze zijn het met die aanpak eens.
Er zijn veel verklaringen voor de ingebouwde vooringenomenheid van de grote media over landen als Venezuela, maar de onderliggende gedachte is vooral dat ‘wij enkel goede en eerlijke bedoelingen hebben’ die soms ‘verkeerd aflopen’, of tot ‘blunders’ leiden (de kritische berichtgeving). Het idee dat onze eigen regeringen en bondgenoten even schuldig zouden kunnen zijn aan oorlogsmisdaden of eveneens niet met goede intenties in andere landen ageren is onbespreekbaar, een taboe, dat hoort niet.
Wie het niet met deze weergave eens is, wordt dan weggezet als ondersteuner van deze ‘regimes’. Debatten worden gekaderd binnen nauwkeurig afgelijnde grenzen: voorstanders van een militaire aanpak tegenover voorstanders van diplomatieke oplossingen.
Enkele lukrake voorbeelden
De politie van Brazilië heeft de eer de meest moorddadige ter wereld te zijn. Nergens sterven meer mensen tijdens arrestaties, razzia’s, huiszoekingen, ondervragingen of confrontaties op straat dan hier, niet toevallig bijna uitsluitend in arme stadswijken en op het platteland. Zelfs de Filipijnse politie moet er voor onderdoen, ook al doet dat korps sinds president Duterte zijn uiterste best om Brazilië naar de kroon te steken. President Bolsonaro heeft al aangekondigd de reeds zeer zwakke vervolging van politieagenten helemaal stop te zetten. Een duidelijk signaal. Het wordt dus nog erger.
Honduras is sinds de door de VS gesteunde staatsgreep van 2009 – in verhouding tot zijn bevolkingsaantal – het gevaarlijkste land ter wereld voor journalisten (!), vakbondsactivisten en inheemse leiders. Deze gruwel wordt niet verzwegen. De vlucht van duizenden Hondurezen naar de VS was zelfs wekenlang hoofdnieuws. Wat er in de berichtgeving over deze menselijke karavaan volledig ontbreekt is – weeral – enige link met de aard van het ‘regime’ in Honduras (en al helemaal niet dat dat regime de volle steun geniet van de VS en het ‘vrije’ westen). Daar is een president aan de macht die in 2017 tegen de eigen grondwet in zichzelf een tweede mandaat gaf na flagrant frauduleuze verkiezingen (zie de artikels in het Dossier Honduras).
Colombia heeft al tientallen jaren het hoogst aantal interne vluchtelingen ter wereld. Volgens de recentste telling van het UNHCR gaat het om 7,7 miljoen Colombianen die binnen eigen land op de vlucht zijn voor de terreur van het ‘regime’. Er leven zelfs nu tijdens de crisis in Venezuela nog steeds meer dan 2 miljoen Colombiaanse vluchtelingen in buurland Venezuela. Die vluchtelingencrisis sleept al meer dan twintig jaar aan. Er worden in Colombia in absolute cijfers meer journalisten, vakbondsactivisten, inheemse leiders vermoord dan in Honduras, maar in verhouding tot het bevolkingsaantal is het er ‘minder erg’ dan in Honduras.
Paramilitaire privé-milities betaald door de oligarchie en/of door multinationals terroriseren terug de gebieden die door de linkse guerrilla FARC werden opgegeven na het vredesakkoord. Reeds tientallen voormalige FARC-leiders werden vermoord, tegen de garanties van het vredesakkoord in. President Duque werd verkozen met verkiezingen die allesbehalve correct verliepen. Tegenkandidaten werden tijdens de campagne met de dood bedreigd, tientallen medestanders van deze kandidaten werden vermoord. Ze hadden geen enkele toegang tot de commerciële media die (net als in buurland Venezuela) stevig in handen zijn van steeds weer diezelfde oligarchie.
Colombia, al vijftig jaar het meest repressieve land van Latijns-Amerika en buurland van Venezuela is het enige land op het continent dat zich openlijk schaart achter ‘alle opties op de tafel, ook militaire’ van president Trump, omwille van de schendingen van de mensenrechten in Venezuela… (zie Echte reden voor militaire invasie Venezuela? Olie natuurlijk (en cocaïne)!). De VS hebben zeven militaire basissen in Colombia. De drugshandel vanuit het land blijft ondertussen toenemen. Venezuela heeft ook een probleem met drugshandel, maar dat is nog altijd veel kleiner dan in buurland Colombia. De band tussen paramilitaire groeperingen, de oligarchie en talloze politici is al lang bekend (zie Eén op drie Colombiaanse parlementsleden heeft paramilitaire banden). Toch wordt Colombia als een goed en betrouwbaar bondgenoot gezien in de strijd tegen de drugshandel. Mythe en realiteit…
Paraguay verglijdt sinds de afzetting van president Lugo met uitgebreide Amerikaanse steun, terug naar de situatie onder dictator Stroessner, met milities die het platteland terroriseren en inheemse leiders afmaken, grote bedrijven die alle akkerland monopoliseren voor exportproducten en hele dorpen verjagen. Geen nieuws, geen eisen tot afzetting van de president.
Neen, Venezuela dus
Blijkbaar is het een schande dat de ‘goed opgeleide’ bevolking van ‘een olieproducerend en vruchtbaar land’ onder ‘twee opeenvolgende links-populistische presidenten’ tot ‘de bedelstaf’ worden veroordeeld. Ook hier mag best enige context en achtergrond bij, zoals de vraag sinds wanneer Venezuela een ‘goed opgeleide’ bevolking heeft. En die bedelstaf geldt in ieder geval niet voor 2012, het laatste jaar dat Venezuela het economisch nog goed deed.
Eerst en vooral wat betreft 1998, het jaar waarin Hugo Chávez voor het eerst werd verkozen. Zijn verkiezing is toen gebeurd onder de geldende verkiezingsregels van het bestaande politieke systeem, met media die volledig in handen waren van de oligarchie, privé- én openbare media inbegrepen. Niemand trok de legitimiteit van zijn verkiezing toen in twijfel, ook de Vlaamse media niet. De commentaren waren wel zeer cynisch. Ook deze president zou zijn ‘populistische’ beloften wel snel inbinden net als zijn voorgangers.
De rechtse partijen die sinds de onafhankelijkheid van Venezuela om beurten de macht hadden (tussen militaire dictaturen door – de laatste eindigde in 1958) hadden niet door dat deze populist met zijn boodschap arme kiezers aansprak, die anders nooit deelnamen aan verkiezingen, bij gebrek aan een alternatief voor de twee varianten van hetzelfde beleid.
Wat daarenboven zijn critici snel verbaasde was dat hij zijn belofte om de inkomsten van de olie voor de eigen bevolking te gaan gebruiken – in feite de enige inkomstenbron van het land – echt begon uit te voeren. Voorgangers als Carlos Andrés Pérez (1989-1993) hadden die beloften ook gedaan maar lieten ze na hun verkiezing snel varen.
Caracazo 1989 en een jonge kapitein
President Pérez legde nauwelijks twee weken na zijn eedaflegging het land een zwaar sociaal inleveringsprogramma op volgens de voorwaarden van het IMF en de Wereldbank, te beginnen met de afschaffing van de subsidies voor het openbaar vervoer en voor basisvoedselproducten. Protesten tegen zijn woordbreuk werden gewelddadig onderdrukt. Tijdens de drie dagen van de Caracazo in februari 1989 werden duizenden betogers door het leger afgeschoten. De westerse wereld keek toe en eiste geen regimewissel.
Deze afslachting door het leger leidde een jonge kapitein vol afschuw tot het idee van een staatsgreep tegen dit ‘regime’. Die staatsgreep mislukte in 1993, maar onder druk van de populariteit die hij daarmee bij de arme bevolking verwierf werd hij vrijgelaten en won hij eind 1998 de presidentverkiezingen. De commerciële media dachten hem tijdens de campagne nog belachelijk te maken met zijn retorisch flamboyante stijl. In hun eigen peilingen was hij kansloos, maar hij won toch.
Nauwelijks drie jaar na zijn eerste legitieme verkiezing werd hij afgezet met een militaire staatsgreep, die onmiddellijk door de VS en door media als de New York Times werd erkend als ‘een herstel van de democratie’. Massaal protest verdreef zelfverklaard president Pedro Carmona – Guaidó was niet de eerste – na amper 47 uur uit het presidentieel paleis Miraflores. Een jonge overijverige rechtse politicus met de naam Leopoldo López riep tijdens de staatsgreep in de media op voor het vermoorden van alle ministers van de regering.
Het werd een misrekening. Het leger bleek grotendeels niet achter de staatsgreep te staan en een bevel tot executie door ‘president’ Carmona werd openlijk geweigerd door de officier die Chávez moest bewaken. De New York Times zag zich verplicht een excuus af te drukken voor hun steun aan deze staatsgreep. Volgens De Standaard duurde die staatsgreep van 47 uur toen twee maanden en was het geen staatsgreep maar ‘een stap terug’, wegens de chaos die Chávez zelf zou hebben ontketend. Daarna volgde de economische blokkade van 2002.
Eigen fouten van het ‘regime’
Chávez – en later Maduro – heeft onmiskenbaar veel fouten gemaakt. Hij kon zijn sociale programma’s financieren met het oliegeld dat massaal toestroomde dankzij de zeer hoge olieprijzen. Hij financierde die projecten rechtstreeks, omdat het door het oude regime beheerste overheidsapparaat hem volledig tegenwerkte. Tijdens zijn bestuur verzuimde hij daarna om dat overheidsapparaat te hervormen.
Het succes van die sociale programma’s was ondertussen onmiskenbaar en werd door de VN erkend als een van de grootste successen van die periode. Armoede daalde spectaculair, analfabetisme werd bijna volledig uitgeroeid, arme gezinnen kregen voor het eerst toegang tot betaalbare gezondheidszorg. De witte middenklasse en elite moest met lede ogen toezien hoe niet-witte studenten met studiebeurzen ‘hun’ universiteiten kwamen overspoelen. Dat Venezuela vandaag inderdaad ‘een zeer goed opgeleide bevolking’ heeft, klopt dus. Het is de grootste verandering die Chávez heeft bewerkstelligd.
Naast het verzuim om de overheidsadministratie te hervormen maakte Chávez echter een veel grotere kapitale fout. Hij wilde niet begrijpen dat olieprijzen cyclisch zijn en dat de hoge prijzen niet eeuwig zouden blijven duren. Lage olieprijzen schaden Venezuela bovendien dubbel, zoals het land nu al enkele jaren ondervindt. Het land mag dan wel de grootse oliereserves hebben ter wereld, groter dan die van Saoedi-Arabië. Het gaat echter over taaie zeer vettige olie. In het Midden-Oosten zit daarentegen vloeibare olie in de bodem die je zo kan oppompen. In Venezuela is olie boren veel duurder, want technisch veel complexer. Dalende olieprijzen hebben daarom niet alleen directe financiële gevolgen. Het maakt het dure boren naar de vette olie in Venezuela veel minder interessant.
De crisis slaat toe, de boycot doet de rest
De crisis begon reeds toe te slaan in 2012-2013, maar in Chávez’ laatste levensjaar had vice-president Maduro de touwtjes reeds volledig overgenomen. Het was de periode dat die olieprijzen beginnen in te zakken. Maduro heeft de verkeerde visie van Chávez verdergezet met noodlottige economische gevolgen. Zonder de economische boycot van de VS zou Venezuela er even slecht aan toe zijn als omringende landen. Zeggen dat die boycot er niet toe doet is echter onzin. Dit is wel degelijk de factor die de catastrofale situatie veroorzaakt.
Deze boycot is immers inhakken op een gekwetste persoon, hem beschuldigen dat hij niet meer kan opstaan en dat volledig aan hemzelf verwijten. De gelijkenis met Chili in 1973 is meer dan treffend. Ook president Allende nam een aantal economisch onverstandige beslissingen, maar hem verantwoordelijk stellen voor de ineenstorting van de economie in de weken voor de staatsgreep is onjuist.
Net als toen heeft de economische blokkade van Venezuela andere drijfveren dan enig verlangen naar democratie en mensenrechten. Het volstaat te kijken naar de passiviteit/onverschilligheid/ontkenning tegenover veel ergere en reeds veel langer aanslepende schendingen van de mensenrechten (zie hierboven) in de rest van Latijns-Amerika om de huidige verontwaardiging als schijnheilig te doorprikken.
Maduro niet populair? Guaído nog minder
Wat de gewone Venezolaan daar ondertussen over denkt? Opiniepeilingen van het Venezolaanse bedrijf Hinterlaces, dat allesbehalve vriendschappelijk staat tegenover Maduro en zijn illustere voorganger, schat zijn populariteit volgens wisselende cijfers tussen 20 à 30 procent, niet bepaald schitterend voor een zetelend president, maar wel even hoog als pakweg Frans president Macron. Juan Guaidó scoort in diezelfde peilingen 15 à 20 procent, nog minder dan Maduro. Dat hoeft ook niet te verwonderen, op de dag van zijn ‘eedaflegging’ hadden vier op vijf Venezolanen nog nooit van hem gehoord.
Om te stellen dat met Guaidó ‘voor het eerst’ ‘de oppositie een gezicht’ zou hebben moet men ofwel creatief met de feiten omgaan ofwel aantonen dat men Venezuela nauwelijks kent of volgt. Figuren als Henrique Capriles Radonski, de al eerder vermelde Leopoldo López, Antonio Ledezma en Henri Falcón zijn veel bekender. Capriles was hét gezicht van de oppositie in 2014 en verloor slechts nipt van Maduro, in verkiezingen die door alle waarnemers en organisaties, waaronder het Carter Center van voormalig president Carter werden erkend als fair, transparant én correct. Carter zei daar toen over : “Het is onbetamelijk om de resultaten van verkiezingen niet te erkennen, enkel omdat men het met het politiek programma van de winnaar niet eens is”.
De strafste recente uitschuiver qua factuele desinformatie kwam van commercieel zender VTM. Die noemde Guaidó ‘de uitdager van Maduro tijdens de laatste (presidents)verkiezingen’. Hij nam niet eens deel en was zelfs niet prominent aanwezig in de campagne. Op dat ogenblik was hij nog steeds een onbekende backbencher in zijn partij Voluntad Popuar onder voorzitter Leopoldo López.
Henri wie?
Henri Falcón was de echte uitdager van Maduro in 2018. Hij haalde 20,9 procent, wat overeenkomt met het percentage dat de rechtse oppositie in de peilingen scoort. Waarom werd hij dan niet vooruitgeschoven als vervanger van Maduro na de volgens de VS frauduleuze verkiezingen van 2018? Hij zou toch heel wat geloofwaardiger zijn dan Guaidó? De reden is eenvoudig. Falcón mag dan wel een rechtse oppositieleider zijn, hij heeft het resultaat van de verkiezingen van 2018 erkend en wijst openlijk de boycot en de inmenging van de VS in Venezuela af. Niet goed genoeg dus. Bovendien, hij had deelgenomen aan die verkiezingen tegen de richtlijnen in van de VS-ambassade. Die had de rechtse oppositie opgeroepen deze verkiezingen te boycotten (zie Waarom de verkiezingen in Venezuela echt onaanvaardbaar zijn).
In een normaal functionerende democratie zou Maduro verliezen van een centrumkandidaat met een sociaal-democratisch profiel, maar een dergelijk politiek centrum bestaat in Venezuela (en in de rest van Latijns-Amerika) niet. Als er al een meerderheid van de Venezolanen tegen Maduro is, dan is hun weerzin voor figuren als Guaidó nog groter. Bovendien. Meer dan 80 procent van alle Venezolanen is volgens dezelfde opiniepeilingen van Hinterlaces tegenstander van een militaire interventie in hun land en van de economische boycot door de VS..
De VRT liet tweemaal beelden zien van pro-regeringsmanifestaties onder de hoofding van anti-regeringsprotesten. Dat is niet zo flagrant fout als wat de VTM deed, er waren immers ook wel grote betogingen van de oppositie. Erger was dat de openbare zender bij die beelden verzweeg dat er ook die pro-regeringsmanifestaties waren en dat ze eveneens massaal werden bijgewoond. De betogingen van de oppositie zijn nochtans niet zo moeilijk te onderscheiden van de medestanders van Maduro. Je ziet veel meer blauwe dan rode kledij en slogans, het publiek is overwegend wit en welgesteld. Bovendien gaan hun betogingen altijd door in meer welvarende wijken van de steden, zoals in het oosten van de hoofdstad Caracas. Niet toevallig.
Rode Kruis weigert mee te werken aan USAID-konvooi
Bij de berichten over de weigering van Maduro om het ‘humanitaire konvooi’ van USAID door te laten werd cruciale informatie verzwegen. Volgens de VRT riep het Rode Kruis op tot snelle onderhandelingen. Klopt. De organisatie zei echter veel meer. Het Rode Kruis en de VN-missie in Colombia weigerden in niet mis te verstane bewoordingen elke medewerking aan het USAID-konvooi, dat ze veroordeelden als een ‘pro-coup-PR-stunt’ (hun bewoording!). Beide organisaties riepen zelfs op het konvooi niet door te laten.
Bij de berichten over de weigering van Maduro om het ‘humanitaire konvooi’ van USAID door te laten werd cruciale informatie verzwegen.
Dit konvooi is een eerste idee van Elliot Abrams, de door Trump benoemde gezant voor Venezuela. Abrams paste deze tactiek al eerder toe in El Salvador, Guatemala en Nicaragua. Hij was de man die de contra’s bewapende en toekeek op de slachtpartijen van de speciale brigades die hun opleiding in de VS en Panama gebruikten voor gruwelijke aanslagen en de bevolking terroriseerden in de aanloop naar de presidentsverkiezingen. Hij werd veroordeeld voor valse getuigenis over die praktijken aan het Congres, waarvoor hij van president George Bush senior een presidentieel pardon kreeg. Deze man leidt nu het streven van de VS naar democratie in Venezuela.
Het ziet er naar uit dat hij aanstuurt op een provocatie met nog meer van dergelijke initiatieven. Militaire (!) toestellen voeren cargo’s aan naar luchthavens in de grensstreek met Venezuela. Het is wachten op een eerste incident. Ondertussen gaan de voedselleveringen van he Rode Kruis in Colombia gewoon verder, zonder enige aandacht van de media te krijgen.
De mainstream media deden met de beelden van het eerste USAID-konvooi perfect wat van hen verwacht werd. De toespraak van de VS-ambassadeur in Colombia werd overal uitgezonden. Zijn oproep ‘tot het Venezolaans leger’ om dit konvooi door te laten sprak hij in het Engels uit. Ze was dan ook niet bedoeld voor dat leger maar voor de westerse media.
De volgende poging om een zwaar incident uit te lokken en een excuus voor militair ingrijpen te fabriceren wordt ondertussen voorbereid. Amerikaanse militaire toestellen vliegen voedselhulp naar de grensstad Cúcuta in Colombia. Guaidó roept op om massaal naar de grens te gaan en de doorgang van de USAID-konvooien te forceren, waarvoor hij als ‘president’ militaire begeleiding zal vragen. Alle humanitaire ngo’s actief in Colombia en Venezuela weigeren hier aan mee te werken. Zij zijn principieel tegen deze eenzijdige actie van de VS. Bovendien vrezen zij dat hierdoor hun leveringen – die wel ongehinderd doorgaan – in gevaar komen. De camera’ staan klaar.
De tijden zijn toch veranderd
De vergelijking met Chili in 1973 gaat niet helemaal op. Het leger in Venezuela zal niet zomaar vallen voor de dictaten van de VS. Het heeft eerst en vooral altijd al een andere traditie gehad dan de rest van Latijns-Amerika. In de rest van het werelddeel zijn topfuncties in het leger het exclusieve domein van de elite, terwijl de arme bevolking het slecht betaalde, slecht opgeleide en gevaarlijke werk krijgt. Zij dienen niet voor defensie maar voor binnenlandse ordehandhaving.
In Venezuela heeft het leger echter steeds meer opengestaan voor de opleiding van armere burgers tot officieren, een voorbeeld van die andere aanpak was Hugo Chávez zelf. In buurland Colombia zou een man met zijn inheemse afkomst nooit meer dan een gewone soldaat geworden zijn.
Chávez en Maduro wordt verweten dictators te zijn die het land naar hun hand hebben gezet. Vreemd genoeg hebben zij in al die jaren nooit verhinderd dat leden van de rechtse oppositie tot gouverneur van deelstaten (wat machtige posities zijn in het federale systeem) of burgemeester van grote steden waaronder de hoofdstad verkozen werden. Tweemaal hebben ze verkiezingen verloren en éénmaal een referendum. Dat zij de overheidsmedia volledig controleren is een feit. Die macht konden ze overnemen van de presidenten voor hen. Maar beweren dat er geen persvrijheid zou zijn wordt compleet tegengesproken door het feit dat de commerciële massamedia van de oligarchie in Venezuela na bijna twintig jaar ‘dictatuur’ nog altijd meer dan 80 procent van alle mediabereik in handen hebben.
Chávez heeft wel het leger verder hervormd. Hij is van de generatie die in geen enkel geval een tweede Caracazo wil. De VS kon geen bevriende topgeneraals te vriend maken zoals in Chili in 1973 en andere Latijns-Amerikaanse landen. Recente pogingen om hen over te halen tijdens geheime gesprekken in de Dominicaanse Republiek liepen op een sisser uit. Er zijn wel een aantal officieren met rechtse sympathieën, maar voorlopig kunnen die geen vuist maken.
Dit alles gebeurt bovendien in een context waarin de VS het moeilijker hebben om hun wil aan Latijns-Amerika op te leggen. Dat was al duidelijk onder Obama toen die op een top van de Organisatie van Amerikaanse Staten niet langer kon verhinderen dat Cuba terug als lid werd opgenomen, wat zelfs de steun kreeg van zijn meest trouwe bondgenoten als Colombia (zie Top Organisatie Amerikaanse Staten isoleert VS). De oprichting van de informele Groep van Lima is een poging om de bestaande instellingen te omzeilen.
Maduro mag dan wel de steun van de meerderheid van de bevolking kwijt zijn, zijn aanhang is nog altijd meer dan zes miljoen Venezolanen groot. Wie met andere woorden denkt dat hij met steun voor Guaidó de democratie gaat herstellen in Venezuela is ofwel slecht ingelicht ofwel te kwader trouw.
Sociaal-democraat?
Guaidó heeft trouwens al duidelijk gemaakt wat zijn plannen zijn: afschaffen van alle sociale programma’s, teruggeven van de olieëxploitaite aan buitenlandse bedrijven, privatisering van overheidsbedrijven, afschaffing van gratis onderwijs en gezondheidszorg, van gesubsidieerd openbaar vervoer.
Volgens de VRT is hij lid van een gematigde sociaal-democratische partij. In werkelijkheid is de partij Voluntad Popular de meest extreem-rechtse groepering binnen de rechtse oppositie. Hun leider Leopoldo López werd in 2014 tegengehouden als eenheidskandidaat van de oppositie omdat hij volgens de VS te extremistisch was en nooit veel stemmen zou halen. Capriles had wel het zelfde politieke profiel maar verstond beter de kunst van het evenwichtig taalgebruik. Tijdens de kiescampagne van 2014 beloofde hij zelfs de sociale programma’s vanChávez te zullen behouden. Uit door WikiLeaks gelekte interne verslagen bleek dat hij dat totaal niet van plan was. Hij was met andere woorden hetzelfde van plan als Carlos Andrés Pérez.
Guaidó heeft met zijn functie als parlementsvoorzitter overigens geen democratische legitimiteit verworven. Hij werd pas begin januari 2019 aangeduid als voorzitter in het kader van een jaarlijkse beurtrol, omdat de rechtse oppositie er niet toe komt een eenheidskandidaat te verkiezen. Hij was binnen zijn eigen partij slechts vierde keuze, López leeft onder huisarrest wegens zijn aandeel in de gewelddadige betogingen van de vorige jaren. De tweede man en derde man in de rij waren om gelijkaardige redenen niet beschikbaar. Buiten hun gemeenschappelijke haat voor Chávez gunnen deze politici elkaar het licht niet, laat staan een leiderspositie.
Wie denkt dat de val van Maduro en een presidentschap van Guaidó democratie zal brengen vergist zich schromelijk of negeert moedwillig die onvermijdelijke uitkomst. Het betekent de terugkeer van het regime van Carlos Andrés Pérez en de Caracazo, en vooral de terugkeer van de Amerikaanse, Canadese en Britse petroleumbedrijven en multinationals.
Wat de mainstream media met hun selectieve, eenzijdige en vooringenomen berichtgeving doen is de publieke opinie voorbereiden op een bloedige burgeroorlog. De zoveelste. Het is niet de eerste keer …
Bronnen:
- In dit artikel werden een aantal citaten uit de Commentaar van 10 februari in de Standaard geparafraseerd: Geen overjaarse demagogie voor Venezuela
- Colombia has highest number of internally displaced people
- Robert Fisk: There’s Something Eerily Familiar About the West’s Approach to Venezuela
- Facts Don’t Interfere With Propaganda Blitz Against Venezuela’s Elected President