De column van Peter De Keyzer in De Tijd deed mij de wenkbrauwen fronsen. Los van het feit dat het nogal pervers is om een CEO van een frauduleuze bank duiding te laten geven over hoe ons stelsel moet evolueren, zit het betoog vol logische denkfouten en bewust gekozen insinuerende termen.
Het begint al met de titel: “Goed in gelijkheid, niet in ondernemerschap”, een titel die meteen een causaal verband tussen beide insinueert. Hoewel dit ook in het artikel nergens expliciet wordt vermeld, wekt zijn woordkeuze op verschillende plaatsen op zijn minst deze indruk. Een gelijke inkomensverdeling en een lage arbeidsparticipatie lijken de oorzaak te zijn van een laag aantal startende bedrijven. En deze “obsessie voor gelijkheid” dreigt de “welvaartstak waarop we zitten af te zagen”.
Dit causaal verband tussen beide sociale gegevens wordt echter op geen enkele manier onderbouwd en is niet meer dan een retorisch vernuftige manier om een redenering die niet klopt, toch aannemelijk te maken, in de taalkunde een ‘sofisme’ genaamd. Volgens de Britse filosoof Jeremy Bentham konden ze enkel dienen om wat krom is schijnbaar recht te praten: “Abuse can only be defended by fallacies.”
Als er al een verband bestaat tussen beide gegevens, dan is het niet causaal maar wel dat ze met elkaar gemeenschappelijk hebben dat ze beide het gevolg zijn van hetzelfde neoliberale beleid dat de heer De Keyzer zo vurig verdedigt.
De ongelijkheid is nergens zo klein als in België. De heer De Keyzer vergeet blijkbaar dat dit argument niet bepaald in het voordeel is van het neoliberalisme. Dat België het (voorlopig) niet slecht doet op gebied van ongelijkheidscijfers is juist het resultaat van een sociaaldemocratisch beleid tot 2014. Het is trouwens net om deze reden dat België ook bovenaan staat als het gaat om landen die het best de economische crisis zijn doorgekomen. Het kan dus bezwaarlijk worden gebruikt om het neoliberale beleid vandaag te verdedigen. Integendeel, dat is nu bezig alle instrumenten die zorgden voor een zekere mate van herverdeling te vernietigen en kiest voor een afbouw van publieke diensten, privatiseringen, en besparingen bij de gewone mens terwijl het de grote vermogens en bedrijven ongemoeid laat en zelfs met cadeaus overlaadt. Het zijn alle ingrediënten van het recept dat de armoede en ongelijkheid zal doen toenemen en allerminst een einde zal maken aan de crisis.
Om hiervoor bewijs te vinden, hoef je niet ver te zoeken. Zowat alle topeconomen zijn het er vandaag over eens dat de besparingspolitiek de ongelijkheid vergroot, zelfs het IMF gaf in zijn laatste rapport toe dat dit beleid heeft gefaald. En er zijn inmiddels zijn meer dan voldoende landen te vinden waar de theorie ook in de praktijk blijkt te kloppen. Het is dus een compleet foute stelling dat “we om de oren worden geslagen met de stelling dat de gelijkheid hier helemaal scheef zit”. Wie zich kant tegen de keuzes die de regering vandaag maakt, doet dit precies vanuit een bezorgdheid voor de toekomst en waarschuwt voor een niet te ontkennen groeiende ongelijkheid.
Bovendien laten de cijfers niet alles zien, want één op zeven Belgen leeft in armoede, en de kinderarmoede is wel degelijk verdubbeld. De 10% rijkste Belgische gezinnen zijn goed voor 32% van het totale inkomen. De loonkloof tussen de meest verdienende en de laagste lonen zijn gegroeid tot zowat 40 op 1. Dat de rijken niet rijker zijn geworden de laatste jaren wordt bovendien tegengesproken door dossiers als Luxleaks en Swissleaks, welke ongetwijfeld nog maar het topje van de ijsberg zijn.
Maar de topman van Fortis heeft het bewust niet over deze groep ‘superrijken’, de 1% rijkste Belgen die evenveel bezitten als 60% van de bevolking. Nee, hij stelt ‘de succesvolle ondernemer’ tegenover de ‘individuele kansarmoede’. Let vooral op de keuze van adjectieven bij beide groepen, welke verre van onschuldig zijn. Hij heeft het ook nog over “succes dat als verdacht wordt gezien”, alsof wie pleit voor een sociaal beleid wordt gedreven door afgunst.
Niet de ‘irrationele obsessie voor gelijkheid’ ontmoedigt het ondernemen, het is net deze regering die mensen ontmoedigt om zelfstandig te worden. Terwijl grote multinationals miljoenen subsidies krijgen, bijna geen belastingen betalen en CEO’s onverdedigbare bonussen opstrijken, onder het mom van ‘buitenlandse concurrentiekracht’, wordt die van de kleine zelfstandige in eigen land volledig gefnuikt. Die betaalt immers wél alle mogelijke taksen en belastingen om te kunnen produceren en moet op geen enkele toegeving van de regering rekenen. Integendeel, de controles bij kleine zelfstandigen zijn bijzonder streng.
Eén van de frappantste voorbeelden die wel algemene verontwaardiging oproepen, is U-Place. De zogenaamde creatie van de 3.000 jobs waar bepaalde partijen graag mee uitpakken, staat lijnrecht tegenover de talloze kleine zelfstandigen die zo goed als zeker failliet zullen gaan ten gunste van de H&M’s, Vandenborre’s en andere multinationals. Maar hetzelfde geldt voor de grote bouwconsortia, energieleveranciers, de horeca, supermarkten (of wie heeft nog een buurtwinkel in zijn wijk?), etc…
Deze grote ondernemingen maken – in tegenstelling tot wat de heer De Keyzer wil doen geloven – geen winst door het door hem geprezen ‘ondernemen’ of door eigen verdienste, wel door te speculeren en door alle regels aan hun laars te lappen of naar hun hand te zetten. Dit kan bezwaarlijk ‘ondernemen’ worden genoemd, dit is roofbouw – op onze planeet en op menselijke en sociale waarden, met als enige doel een niet te stillen geldhonger. Met hun financiële vermogen stijgt bovendien ook hun politieke gewicht, en kunnen zij steeds meer druk zetten op politici voor nog meer gunsten.
Waar stopt deze ‘obsessie voor concurrentiekracht’? Van werknemers wordt steeds meer flexibiliteit verwacht, langere werkuren, dalende lonen. Daarentegen moeten de loonlasten omlaag, die moeten dienen voor de financiering van onze sociale zekerheid, onder andere gezondheidszorg, pensioenen en een opvangnet bij tegenslag, want “we kunnen niet concurreren met het buitenland”. Maar wie zegt dat onze buurlanden niet opnieuw de werktijden opdrijven, de lonen drukken, taksen verlagen en dergelijke. Het doet ons belanden in een neerwaartse spiraal zonder einde.
Moest men deze maatregel enkel invoeren voor de kleine zelfstandige, dan zou de overheid en ook deze CEO van Fortis enige geloofwaardigheid kunnen verdienen als ze pleiten voor ‘het stimuleren van het ondernemerschap’. Maar net door het destructieve besparingsbeleid dat meer mensen in de armoede zal duwen, zal ook de consumptiekracht afnemen. De eerste slachtoffers daarvan zijn… de ‘succesvolle ondernemers’. Spijt van wie ’t benijdt, wie vandaag nog wil ondernemen, moet bij wijze van spreken bijna gek zijn.
Maar het allergevaarlijkste van zijn betoog zit ‘m in de staart. “Iemand met een briljant idee zal veel sneller vooruit raken dan de rest van de samenleving… Ondernemen is bij uitstek beter willen doen dan de rest, de middelmaat willen overstijgen, meer vooruit willen dan de rest.” De heer De Keyzer kent een waardeoordeel toe aan degene die kiest voor ondernemen en degene die dat niet doet. Alsof alleen ondernemen loont en alle anderen in de hangmat liggen te wachten tot de uitkering waar de ondernemer voor werkt wordt gestort. Wat is er trouwens mis met de ‘middelmaat’? Is de middelmaat niet goed genoeg? Veel hangt af van wat we als maatschappij verwachten en de normen die we zelf stellen.
Uiteraard is er niet zoiets als ‘dé’ ondernemer en de rest. Net als ondernemers creëren leerkrachten, vuilnisophalers, verplegers, bedienden, arbeiders, artiesten, maatschappelijk werkers etc… evenzeer een meerwaarde in een samenleving, en willen zij net zozeer in hun vakgebied ‘vooruit’, wat dat dan ook betekent – voor de ene is dat financiële vooruitgang, voor de andere persoonlijke groei of nog iets anders. Het is net deze diversiteit die de échte rijkdom van een maatschappij creëert, meer nog, mogelijk maakt. Er is dus ook helemaal geen allergie voor verschil, integendeel, we pleiten voor verschil. Maar niet alleen een verschil in inkomen, ook verschil in talenten, verschil in interesses, verschil in afkomst. Zonder dat het ene hoger wordt aangeschreven dan het andere. Zonder dat de ene tegen de andere wordt uitgespeeld. De enige gelijkheid die we vragen, is gelijk-waardig-heid, en de mogelijkheid voor iedereen om in alle vrijheid zijn eigen keuzes te maken en zijn talenten te ontplooien. Een overheid die voor elkeen de nodige ondersteuning biedt en een solidariteit met degenen die uit de boot vallen.
Ik verzin niks nieuws, integendeel, deze waarden, samengevat ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederlijkheid’ zijn de pijlers waar het in een democratie om draait. Democratische waarden verdedigen we graag als we allemaal Charlie kunnen zijn. We ontketenen er zelfs oorlogen voor. Maar als het gaat om een maatschappijmodel waarin ‘elke mens telt’, vergeten we maar al te gemakkelijk dat dit de ware betekenis is van democratie, zoals de grondlegger ervan, Montesquieu het bedoelde.
Ten slotte nog een bedenking over het begrip ‘vooruitgang’? We stoten op de grenzen van onze planeet, en het idee dat ‘meer’, ‘beter’ en ‘groter’ gelijkstaat aan vooruitgang is stilaan voorbij gestreefd. Willen we deze planeet leefbaar houden voor iedereen, dan zullen we ook rekening moeten houden met een heel aantal andere factoren, zoals de grenzen aan onze planeet, menselijke waarden (waardigheid) en diversiteit. Ongebreidelde groei en een puur financiële verrijking heeft in een toekomstgericht verhaal geen plaats meer.
Misschien moet de heer De Keyzer eens nadenken over het bewijs dat in landen met meer sociale gelijkheid, ook de gemiddelde levensstandaard hoger is. Dit komt iedereen ten goede, ook de ondernemer. Alleen de multinational zal misschien een miljoentje of wat moeten inleveren. Maar dat zal het verschil niet maken, toch?