Prokofiev – de dagboeken
Boek, Rusland, Klassieke muziek -

Prokofiev – de dagboeken

zaterdag 2 november 2013 11:46
Spread the love

Je kan Prokofiev rustig als schrijver in bijberoep bestempelen. Naast zijn dagboeken (de Engelse vertaling is goed voor drie dikke boekdelen) bleef eveneens zijn zeer uitgebreide briefwisseling met familie, vrienden en muzikale collega’s bewaard. Die neemt op haar beurt meerdere volumes in beslag. Daarnaast schreef hij twee autobiografieën. De eerste is beknopt, heeft vooral een officieel karakter en eindigt in 1936, de periode van zijn terugkeer in Rusland. De tweede is uitgebreider, met een meer persoonlijke tint en in zeer levendige taal geschreven. Maar jammer genoeg bleef deze ‘lange’ autobiografie onvoltooid en beperkt tot Prokofievs kinderjaren voorafgaand aan zijn intrede op 13-jarige leeftijd in het conservatorium te Sint-Petersburg. Verder zijn er nog een groot aantal kortere essays en geschriften van uiteenlopende aard, een handvol kortverhalen en natuurlijk de operalibretto’s (inclusief buitenbeentjes als Peter en de Wolf), die Prokofiev stuk voor stuk zelf schreef, in zijn latere jaren in samenwerking met zijn tweede echtgenote Mira Mendelson. Veel van het bovenstaande is slechts in beperkte mate of helemaal niet in vertaling beschikbaar. Maar sinds eind 2012 beschikken we eindelijk over een volledige Engelse vertaling van de dagboeken.

De dagboeken van Prokofiev werden voor het eerst in 2002 uitgegeven. Die uitgave, in de originele Russische taal, kwam er vooral onder impuls van Prokofievs oudste zoon Sviatoslav. Deze leverde samen met zijn zoon Sergej Prokofiev junior een waar titanenwerk omdat ze eerst het zelfbedachte kortschrift waarin Prokofiev sinds 1914 zijn dagboeken bijhield woord voor woord moesten translitereren. Het principe van dat kortschrift was eenvoudig genoeg : Prokofiev schreef enkel medeklinkers. Heel wat minder vanzelfsprekend was het om vertrekkend van dat gegeven steeds weer de namen te achterhalen van de eindeloze reeks van personen uit de meest uiteenlopende milieu’s waarnaar de dagboeken verwijzen. Het is een bewonderenswaardig staaltje van kunde en doorzettingsvermogen dat die reuzenpuzzel uiteindelijk tot een goed einde werd gebracht.

Dat we vandaag over de eerste jaargangen van Prokofievs dagboeken beschikken mag trouwens een wonder heten. Toen Prokofiev Rusland in mei 1918 Rusland verliet, liet hij immers zijn dagboeken achter in het appartement dat hij met zijn moeder in Petrograd deelde. Vrienden wisten een deel van de dagboeken te redden van de plunderingen die al gauw zouden volgen. Ze overhandigden ze aan Prokofiev tijdens zijn triomfantelijke ontvangst in Rusland in 1927. Een ander deel werd door Prokofievs zo goed als blinde moeder meegenomen bij haar vlucht uit Rusland in het spoor van het Witte Leger. Na een incidentenrijke tocht van duizenden kilometers belandde ze via de Zwarte Zee op de Prinseneilanden voor de kust van Istanboel. Daar wachtte haar een maandenlang verblijf vol ontberingen in een vluchtelingenkamp. In juni 1920 arriveerde ze uiteindelijk in Marseille met in haar bagage het door haar geredde deel van de dagboeken.

Voor zijn definitieve terugkeer naar Rusland midden de dertiger jaren vertrouwde Prokofiev zijn dagboeken toe aan Sergej Koussevitzky, toen muzikaal directeur van het Boston Symphony Orchestra. Dat was een begrijpelijke keuze, vermits de ongeremde openhartigheid van de dagboeken Prokofiev in het toenmalige Rusland in moeilijkheden had kunnen brengen. Via Koussevitsky belandden de dagboeken in een kluis in de Verenigde Staten. Pas in 1955 werden ze overgebracht naar Rusland en vandaag bevinden de manuscripten zich in het Russisch Staatsarchief van Literatuur en Kunst in Moskou.

Een selectie met uittreksels uit de dagboeken werd in het Nederlands vertaald door Arie van der Ent en uitgegeven bij de Arbeiderspers in 2007 (Sergej Prokofiev – Dagboek – 429 bladzijden). De volledige vertaling van de dagboeken in het Engels verscheen over verschillende jaren verspreid en in drie delen bij Faber and Faber in Londen. De vertaling is van de hand van Anthony Phillips en beslaat 2583 bladzijden. Een grote meerwaarde in de Engelstalige editie zijn de uitgebreide nota’s die Anthony Phillips aan zijn vertaling toevoegt. De lezer krijgt hierdoor de mogelijkheid de bonte schakering van personen en gebeurtenissen die in de dagboeken aan bod komen beter te kunnen plaatsen in hun historische en culturele context. De overzichtelijke en goed gestructureerde registers vormen de kers op de taart en maken van deze editie een vlot hanteerbaar naslagwerk.

Prokofiev begint aan zijn dagboeken in 1907 als 16-jarige conservatoriumstudent in Sint-Petersburg (ook als kind hield hij reeds dagboeken bij, maar die zijn verloren gegaan). Zijn jaren in Sint-Petersburg vallen volop samen met de culturele hoogbloei in die stad. Het nieuwbakken muzikale genie gaat daar al snel deel van uitmaken en heeft contacten met zowat alle cultureel prominente figuren. Tegelijkertijd geven de dagboeken uit die periode een dagelijks verslag van binnenuit over het laatste hoogtepunt van de Russische adellijke en burgerlijke kringen, waar de jonge Prokofiev kind aan huis is, maar ook van de eerst nog broeiende en uiteindelijk krachtig exploderende radicale maatschappelijke omwenteling die alles verandert. De totale ontreddering veroorzaakt door de eerste wereldoorlog maakt het plaatje compleet. Via de dagboeken ervaart de lezer vanop de eerste rij een cultureel, sociaal en politiek gistende samenleving en ontmoet hij een breed-maatschappelijke schakering van mensen van vlees en bloed die haar bevolken.

Na zijn vertrek uit Rusland in 1918 komt Prokofiev in een meer globale biotoop terecht. De dagboeken blijven echter hun fascinerende veelvoud van invalshoeken op de wereld waarin hij leeft behouden. Hij raakt snel ingeburgerd in de literaire, beeldende, filmische en uiteraard ook muzikale milieus die bepalend waren voor het culturele leven in het Noord-Amerika en Europa tussen de twee wereldoorlogen. Maar invloedrijke industriëlen, diplomaten, politieke activisten en zelfs schaakkampioenen (Prokofiev was een fervent schaker) maken evenzeer deel uit van Prokofievs bontgeschakeerde wereld. Zijn alerte sensibiliteit en brede belangstelling maken van de dagboeken een ware schatkist waaruit steeds nieuwe verrassingen te voorschijn komen.

De dagboeken geven ook een beeld van de persoonlijke evolutie van Prokofiev. De 16-jarige weerbarstige en over-kritische puber wordt langzaam volwassen met vallen en opstaan en krijgt zijn eerste grote schok door de zelfmoord van zijn beste vriend Max Schmidthof. Dan volgt de keiharde en vaak frustrerende strijd voor artistieke erkenning. Zijn liefdesleven is een boeiende en gevarieerde zoektocht maar botst op een niet te miskennen bindingsangst (en ook wel de vrees dat een vrouw zijn kunst in de weg zal staan). Als hij uiteindelijk toch de grote keuze maakt voor Lina Codina, volgen snel de zorgen die de verantwoordelijkheid voor een gezin met zich meebrengen. Hij leert de geneugten maar ook de genadeloze druk van een bestaan als muzikaal vedette in al zijn aspecten kennen. En hij probeert aan zichzelf te schaven, onder andere door het toepassen van de beginselen van Christian Science (niet te verwarren overigens met Scientology)

Liefhebbers van kleurrijke reisverhalen komen in de dagboeken volledig aan hun trekken. Voor de eerste wereldoorlog brengt Prokofiev tal van zomervakanties door op de door de Sint-Petersburgse burgerij zo geliefde Karelische landengte of in de prachtige natuur rond de chique badsteden aan de Zwarte Zee. Meer avontuurlijke trips door Oekraïne schrikken Prokofiev al evenmin af. Later krijgen de reizen een nog gevarieerder karakter. Zelfs Japan, Honolulu en Havana passeren de revue. Al trekt Prokofief tijdens de tweede helft van de twintiger jaren in de zomer vooral naar op Franse plattelandslocaties of badsteden, bij voorkeur met de wagen (hij brengt steeds enthousiast en minutieus verslag uit van rijtijden en reisomstandigheden). De geleidelijke terugkeer naar Rusland is begin jaren dertig dan weer een gelegenheid om door Rusland geännexeerde gebieden, zoals Armenië, ter verkennen.

Diepgravend-intellectuele maatschappelijke of politieke bespiegelingen en inzichten moet men van Prokofiev niet verwachten. Wel brengt hij een spontane menselijke getuigenis in eerste lijn van de angst en ontwrichting die de wereldschokkende gebeurtenissen van zijn tijd teweegbrachten. De schrijnende en vaak verwoestende gevolgen van oorlog en een totalitaire staat op de levens van veel van zijn generatiegenoten worden in zijn dagboeken vaak pijnlijk duidelijk. Binnen de Russische diaspora, die zich na de Russische revolutie over Europa en Noord-Amerika had verspreid, ontmoet hij naast succesverhalen een groot aantal aan lager wal geraakte Russische vluchtelingen die moeten vechten om te overleven. In de praktijk van de correspondentie met vrienden en familie in zijn thuisland dringt het gaandeweg tot hem door dat er in Rusland over de schouders wordt meegelezen. Langzaam maar zeker leert hij de codetaal begrijpen, bijvoorbeeld dat een ‘ziek’ familielid moet worden beschouwd als ‘gevangen gezet’. Tijdens zijn eerste na-oorlogse bezoek aan Rusland in 1927 krijgt hij een bewaker mee en tracht hij (vergeefs) zijn status en invloed aan te wenden om zijn neef uit de gevangenis te krijgen. Regelmatig maken de dagboeken melding van financiële steun of voedselpaketten voor de in Rusland achtergebleven familie.

Vermeldenswaard is zeker dat België in de dagboeken regelmatig aan bod komt. Prokofiev beschrijft er uitvoerig zijn levendige contacten met het Brusselse en Antwerpse muziekleven en op die manier krijg je door de ogen van een buitenstaander enkele boeiende impressies van de muzikale dynamiek in ons land eind jaren twintig/begin jaren dertig. Hij wijdt verschillende bladzijden aan de voorbereidingen van de wereldpremière van zijn opera ‘De Speler’ in de Brusselse Munt in maart 1929 en is bijzonder lovend over de medewerking die hij er krijgt. Een bezoek aan het Antwerpse Plantin en Moretus Museum ontlokt hem de bedenking dat dit het gedroomde kader zou zijn voor een enscenering van een andere opera van hem, ‘De Vuurengel’. Eveneens ontmoet hij enkele keren Henri Le Boeuf en tekent hij present voor een aantal concerten in het pas geopende en door Le Boeuf gefinancierde Paleis voor Schone Kunsten. Toevallig is hij er op 11 december 1930 getuige van een orkestrepetitie onder leiding van Ernest Ansermet naar aanleiding van de wereldpremière van De Psalmensymphonie van Stravinsky. ‘Op die manier’, schrijft Prokofiev ‘werd ik de eerste persoon om dit werk te horen, zelfs nog voor Stravinsky’.

Uiteraard zijn de dagboeken een unieke en verhelderende bron van informatie over de ontstaansgeschiedenis en de achtergronden van zijn muzikale oeuvre. Zo blijkt de ultrakorte vision Fugitive nr. 5 geïnspireerd te zijn door het huwelijk van een vriendin en de klank van de traditionele Russische huwelijksklokken. En het donkere tweede pianoconcerto ontstond niet, zoals vaak wordt beweerd, naar aanleiding van de zelfmoord van Max Schmidthof. Want het werk was op dat moment zo goed als klaar en Prokofiev had het al aan Schmidthof voorgespeeld. Prokofiev heeft ook uitgesproken opvattingen over muzikale esthetiek en is het wat dat betreft vaak grondig oneens met bijvoorbeeld een door hem nochtans zeer gerespecteerde collega als Stravinsky. Als actief muziekcriticus geeft hij uitvoerig commentaar op tal van composities die hij rond zich ziet ontstaan en kan hij best meedogenloos zijn. Maar anderzijds doet hij er wel alles aan om de werken van zijn Russische collega’s in het Westen bekend te maken.

De dagboeken eindigen in 1933. Op dat moment had Prokofiev voldoende garanties gekregen (zowel materieel, artistiek als qua mogelijkheden op het vlak van internationale reizen) om hem definitief te doen besluiten naar Rusland terug te keren. Hij ging er steeds meer tijd doorbrengen en in 1936 vestigde hij zich met zijn echtgenote en twee zonen definitief in Moskou. De terugkeer viel min of meer samen met het begin van Stalins Grote Zuivering, maar toen was er voor Prokofiev al geen weg meer terug. Het vervolg is bekend : na 1938 mocht Prokofiev Rusland niet meer uit en de gruwel van de grote zuivering liet zich al snel tot in zijn onmiddellijk omgeving gevoelen. Bovendien kreeg hij vanaf 1945 zware gezondheidsproblemen, die mee de oorzaak waren van zijn voortijdig overlijden in 1953. In 1948 werd Prokofiev samen met een aantal andere vooraanstaande componisten officieel uitgespuwd door het regime. Prokofievs verwoede maar vergeefse pogingen om terug in de gunst te komen kostten hem een stuk van zijn artistieke vrijheid en sommige van zijn laatste werken zijn hierdoor zeker geen hoogtepunten.

Ondertussen was in 1941 ook zijn huwelijk stukgelopen. Het verhaal van Prokofievs eerste echtgenote Lina Codina, zelfs meer dan hem iemand met roots over de ganse wereld, is ongemeen boeiend maar bijwijlen ook wel verbijsterend. Ze gaf voor Prokofievs carrière een comfortabel bestaan in het Westen op en volgde hem naar Rusland. Na zijn vertrek bleef ze alleen achter met de twee kinderen in een voor haar vijandige en gevaarlijke omgeving (Prokofiev betaalde wel trouw alimentatie). Enkele jaren later werd ze veroordeeld tot het strafkamp, waar ze 8 jaar zou verblijven, voornamelijk in Siberië. Het relaas van haar leven (dat uiteindelijk toch nog een happy end kende) en van de minder fraaie bladzijden in Prokofievs biografie verscheen enkele maanden geleden in het Engels (Simon Morrison, ‘The Love and Wars of Lina Prokofiev’). Maar dat is natuurlijk een ander verhaal.

take down
the paywall
steun ons nu!