Bart Caron
Opinie, Nieuws, Cultuur, België -

Het Kunstendecreet een dodendans?

Filosoof Robrecht Vanderbeeken brandde het nieuwe Vlaamse Kunstendecreet af. Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen) die vanuit de oppositie meeschreef aan het nieuwe decreet schreef een stevig antwoord.

zondag 8 september 2013 23:04
Spread the love

Beste Robrecht Vanderbeeken, je vond het nodig om het nagelnieuw voorstel van Kunstendecreet als een dodendans voor te stellen. En het vervolgens te kapittelen als een werkstuk van neoliberale snit. Dat had me veel pijn kunnen doen, mocht het nog waar zijn ook. Ik wil je toch een paar dingen zeggen, als rechtgeaarde linkse politicus, met een groot hart voor kunst en cultuur.

Beste Robrecht, als ik zo vrij mag zijn je voornaam te gebruiken. Ik zal je niet pamperen, wees daar alvast maar niet bevreesd voor, ik zal je integendeel stevig van wederwoord dienen. Omdat je dit keer de bal misslaat, het gevolg van het feit dat je de richting van waaruit de bal komt verkeerd inschat. Nee, de bal komt niet van rechts, maar van links. Eerder centrum-links, dat is waar. De vreemde capriolen die jij aan het voorstel van Kunstendecreet toeschrijft, zijn veroorzaakt door een foute lezing, of noem het zeer vrije interpretatie van de tekst en een stevige veralgemening, van het soort waar vooral de rechterzijde in ons landje het patent op heeft. Niet alleen blijkbaar.

Als medeondertekenaar van dit decreet, blijf ik niet aan de kant staan, maar engageer me voor deze tekst.

Vooreerst een algemene reactie. Je verwijt het Kunstendecreet een rode loper uit te leggen voor de creatieve industrie, ten koste van de niet-commercieel georganiseerde kunstenorganisaties en kunstenaars. Dat is natuurlijk niet zo. Ook ik breng een onderscheid aan tussen de creatieve industrie en de artistieke creatie. Dat zijn twee handelswijzen die een totaal verschillende finaliteit hebben. De eerste heeft als finaliteit winst maken, de tweede wil een artistiek proces doorlopen of een artistieke productie maken. Daarbij is winst nooit het oogmerk, wat niet betekent dat de kas niet moet kloppen. Maar de kas staat ten dienst van het artistieke, niet andersom.

Is elke vorm van commerciële cultuur afschuwelijk? Heb jij iets tegen tegen platenfirma’s, uitgevers, mode-ontwerpers, filmproducenten e.d. die van een cultuurproduct een commercieel product willen maken en er geld aan willen verdienen? Ik niet, zolang ze geen beroep doen op publieke middelen. Wat niet kan: de kosten bij de overheid leggen en de baten privatiseren. Wat evenmin kan, is de artistieke sector zover drijven dat die commerciële technieken (o.a. Fondsenwerving en commerciële toegevingen op het artistieke werk) moet ontwikkelen om rond te komen, net omdat de overheid zich (deels) terugtrekt. Dat kan het artistieke product alleen negatief beïnvloeden.

Een uitloper daarvan is de vrees die je in je artikel uit, nl. dat kunstenaars, onder druk van de commerciële sector, minder ongekleurde (vrije) middelen (centen) zullen krijgen en zich, net als de concullega’s, noodgedwongen naar de markt moeten wenden. Dat laatste zal ik nooit verdedigen. Dit Kunstendecreet heeft dit op geen enkele wijze voor ogen.

Ik zie echter ook wel dat de culturele (vrijetijds)markt oprukt, drukt en soms versmacht. Nogal wat politici ontsnappen niet aan de retoriek die ervan uitgaat. Er is een gevaar, ja. We moeten ons daartegen wapenen, en daarbij is elke steun welkom. Ook die van jou. Willen we net niet de vrije ruimte van kunstenaars garanderen, vrij van marktinvloeden en vrij van ideologische invloeden? Daarom is zo’n Kunstendecreet nodig.

Zonder zo’n regeling zullen de kunstenaars veel meer de speelbal worden van de genoemde invloeden. Niet omgekeerd. Als je een beter model voor ogen hebt, beschrijf het mij aub. Dit decreet heeft zuivere doelen. Wellicht is net dat de verklaring waarom de Open VLD tijdens de besprekingen ervan afhaakte. Omdat het te weinig marktgericht is.

Hoe dan ook, ik houd er niet van om beide sectoren te vermengen. Ook in de regelgeving: er is een regeling voor de creatieve industrie (via PMV) en een regeling voor de non-profit kunsten, nl. het Kunstendecreet. Vermengen is niet gewenst.

Dat de Europese leiders, in de slipstream van de Amerikanisering van de cultuurindustrie, overhellen naar het marktmodel, erken ik ook. Een kloteboel is dat. De strafste uiting is de houding van de Europese Unie, en onze eigen Karel De Gucht, in de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Deze hoge dames en heren zijn niet bereid een uitzondering voor de cultuursector te bepleiten, of in heel beperkte mate.

Als kunst en cultuur daar behandeld wordt als een blik tomatensoep, dreigen we straks aangeklaagd te worden voor ongeoorloofde staatssteun. Daar moeten we een oorlog tegen ontketenen. De Fransen hebben dat beter begrepen dan de Belgen. Toch is een resolutie, waar ook mijn naam onder staat, aanvaard in het Vlaams parlement. Ik hoop dat Joke Schauvliege haar federale collega’s al aangepord heeft.

Het Kunstendecreet is geen afleidingsmanoeuvre, het is een tegenkracht. Ja, je bekommernis is terecht. Hoe zullen onze cultuurpolitici het subsidiebudget voor volgend jaar verdedigen bijvoorbeeld of wat is hun mening over het Europabeleid Creative Europe dat vanaf 2014 wordt uitgerold. Daarover blijft het oorverdovend stil.

We trekken ons inderdaad al te snel terug op ons eilandje dat Vlaanderen heet. De blik naar binnen gekeerd. Maar het is niet juist dat we een mooi afleidingsmanoeuvre fabriceerden om de aandacht vooral niet te vestigen op de radicale omslag die in het cultuurbeleid in de stelling staat: op naar de markt. Dat zullen we nog wel eens zien. Ik heb stevige vuisten. En ja, er zijn collega’s die de evidentie dat de gemeenschap in een publieke culturele sector voorziet, omdat kunst en cultuur nu eenmaal intrinsiek waardevol zijn, proberen onderuit te stampen. Ze zijn nog in de minderheid, en zwak, maar ze worden sterker. We zijn hierin bondgenoten.

Een ander aspect is de instrumentalisering van het cultuurbeleid. Ik weet niet of dat zo’n ramp hoeft te zijn. Het hangt ervan af waar het een instrument voor is. In de geschiedenis hebben we cultuur ook ‘gebruikt’, als bouwsteen van een democratische samenleving, om mensen te vormen (bildung), om (culturele) identiteiten te versterken, om zich als stad te profileren, toeristisch potentieel te promoten en te ontsluiten, enz. Het gaat wel fout als cultuur een return on investment moet opleveren. Al blijkt paradoxaal dat elke euro die de overheid in cultuur investeert, een veelvoud laat terugvloeien naar de samenleving en de overheid.

Je onderbouwt je betoog met de vaststelling dat het Kunstendecreet en dus het subsidiebeleid voor cultuur open staat voor tal van andere economische activiteiten. Oh ja, voor welke dan wel? De ‘schottenloosheid’ van het nieuw Kunstendecreet is een cruciaal uitgangspunt, en het is geen – ik herhaal het formeel ‘geen’ – openheid van cultuur naar handel. Hoe moet dat dan met nieuw instrumentarium dat “inspeelt op hedendaagse tendensen en noden zoals culturele en creatieve sectoren, het stimuleren van ondernemerschap, de internationale promotie van kunst(enaars) en de aankoop van kunst”? Het gaat om leningen aan kunstenaars om duur werk te prefinancieren, om subsidies aan galeries die beeldende kunstenaars presenteren in het buitenland omdat dat nu eenmaal zo gaat – in die verderfelijke kunstenwereld; juist, maar dat is niet de schuld van de kunstenaars niet waar; of laten we ze liever stikken – , om buitenlandse tournees /tentoonstellingen te helpen financieren … Mag dat niet?

De zoektocht naar andere financiering door kunstenorganisaties. Die zoeken ze al vele jaren. Helaas, misschien, maar de subsidies zijn altijd te laag. Het blijft immers de verdeling van de schaarste. En dan zoeken organisaties naar sponsors en coproducenten. Zolang dat additionele middelen zijn die niet in de plaats komen van reguliere subsidies, is daar geen probleem mee. Als ze echter in de plaats zouden moeten komen … dan zit het fout. Dat is bij ons niet zo.

En er staat een mogelijkheid in om partnerprojecten tussen culturele actoren en bedrijven te begeleiden en te ontwikkelen. Ja, dat gebeurt wel. Is het niet goed dat bedrijven een artistieke partner zoeken om mee samen te werken? Waar zit de competentie? Of heb je liever dat de bedrijfswereld zelf artiesten selecteert, met hen onderhandelt over vergoedingen, over de finaliteit van projecten… Hoe dan ook, er gaat geen cent naar die bedrijven, wel naar de artistieke partners. Niet oké?

Het Kunstenloket bestaat ondertussen zo’n tien jaar. Dat het Kunstenloket en het nieuw Kunstensteunpunt ook – en niet ‘vooral’ – moeten inzetten op het stimuleren van ondernemerschap, is deels juist, maar ook deels een foute interpretatie. Er zijn nu eenmaal tal van kunstenaars die een precair statuut hebben. Sommigen zijn zelfstandige, anderen loontrekkende maar met veel dopdagen, anderen krijgen het moeilijk gecombineerd met andere opdrachten. Het Kunstenloket helpt hen hun administratieve problemen op te lossen, hun sociaal statuut te verbeteren. Het duwt hen niet de markt op.

De paragraaf over onze cultuurhuizen, is een lege uitval. Je schrijft “Inzake onze cultuurinstituten stelt de zich terugtrekkende overheid het eigen verwachtingspatroon hier ook al meteen als een realiteit voor: ‘Organisaties fusioneren, vormen clusters, gaan samenhuizen en zoeken naar nieuwe vormen van zelforganisatie en gepaste juridische organisatievormen.’ Samenwerking en kostenbesparende ‘synergie’ worden ook hier gek genoeg voorgesteld als iets dat sowieso goed is.”

Wel, deze bewegingen worden door organisaties zelf gestart. Er is een groeiend besef dat samenwerking meestal meerwaardes oplevert, artistiek én zakelijk. Of vind je het beter dat elke organisatie alles op eigen houtje organiseert, van de telefonie tot het repetitielokaal? Elk een eigen zaal? Nee toch? Wel, deze paragraaf beschrijft een reële evolutie, een verandering die mee helpt aan de perceptie dat de kunstenorganisaties potverteerders zijn. Nee, ze proberen hun subsidies goed te besteden.

Een aantal bezorgdheden zijn, principieel, niet onterecht. Ik kan volgen als je schrijft: “wat Creative Europe voor onze cultuurpolitici dus zo interessant maakt, is dat dit discours hen op korte termijn heel wat gezichtsverlies bespaart: in plaats van een onpopulair saneringsbeleid op cultuur unilateraal te moeten doordrukken, (…) kunnen zij (…) het besparingsbeleid te verpakken in een misleidende, zelfs voorgelogen ‘investeringspolitiek’ in functie van de creatieve economie.” Ja, we moeten waakzaam zijn. Maar doemdenken is niet aan de orde. Zeker niet als we een dergelijk Kunstendecreet voorstellen. Mocht je discours de werkelijkheid weergeven, dan zou dit decreet nooit gestemd geraken.

Kortom, het is moedig van alle indieners, ook die van de linkerzijde, dat ze een nieuw Kunstendecreet indienen. In bedreigende neoliberale tijden zie ik dit decreet als een krachtig tegengif tegen die dreiging. Misschien ben ik naïef, maar ik ben ook een believer. Een sterker alternatief kan ik als eenvoudig Vlaams parlementair niet voor mekaar krijgen. En naar Merkel bellen en haar proberen te overtuigen van mijn visie op kunsten, ligt iets boven mijn macht. Ik ben maar één bouwsteen, maar ik probeer wel het gebouw overeind te houden. Mijn collega’s roep ik bij deze op mee te doen.

Als dat geen linkse koers is … Noem mij maar nog een land of regio waar een vergelijkbaar maar veel beter kunstendecreet bestaat: open, gemaakt voor de kunstenaar, gebouwd op kwalitatieve beoordeling, vrij van commerciële motieven, en met een behoorlijk budget.

Och, ik weet het. Het kan nog veel beter. Maar dan moet Vlaanderen echt links worden. Niet eenvoudig, zo ondervind ik elk uur van elke dag.

Bart Caron is Vlaams Parlementslid voor Groen

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!