(Dit artikel werd geschreven in juli 2012 naar aanleiding van de plannen van de Britse conservatieve regering van David Cameron om terug massaal te investeren in het spoor met openbaar geld, zonder de privé-treinmaatschappijen terug te nationaliseren, als reactie op hun catastrofale financiële toestand, lamentabele dienstverlening en peperdure prijzen, nvdr, 31 december 2015)
De Britse conservatieve premier David Cameron heeft de aangekondigde investeringen bestempeld als de “grootste modernisering van onze spoorwegen sinds het Victoriaanse tijdperk”.
We moeten ons echter echt niet te veel laten meeslepen door dit investeringsplan van 9,4 miljard pond (12,7 miljard euro) in de spoorwegen dat de regering op 17 juli 2012 heeft aangekondigd. Noch moeten we geloven dat het veel zal bijdragen aan het verlichten van onze transportproblemen.
Om te beginnen zal de uitvoering van de spoorprojecten ten vroegste in 2014 aanvangen (dat is ondertussen nog steeds niet het geval, nvdr, 31 december 2015). Zelfs als de modernisering van start gaat, zal het basisprobleem van onze spoorwegen blijven bestaan, namelijk dat zij gerund worden voor privé profijt en niet als een openbare dienst. Hiervoor moeten we een zekere meneer John Major de schuld geven. (Conservatief eerste minister van 1990 tot 1997, nvdr).
Hoewel er geduchte concurrentie is voor de prijs van waanzinnigste privatisering door de Tory’s (de populaire naam van de Britse Conservatieve Partij, nvdr) in de jaren 1980 en 1990, toch is de uitverkoop van de Britse spoorwegen zeker met stip kandidaat voor deze prijs.
Niettegenstaande de wijdverspreide tegenstand bij het publiek – ook binnen de Conservatieve Partij zelf – heeft de toenmalige regering-Major het plan toch doorgedrukt om British Rail ten gronde te richten.
Dit deed hij naar het voorbeeld van de ijveraars van het Adam Smith Instituut die privatisering als oplossing voor alle problemen zagen. De Labour Partij heeft tot haar grote schande het systeem van privatiseringen gewoon voortgezet toen zij aan de macht kwam .
Wat zijn de resultaten 26 jaar later?
Privatisering betekent dat we veruit het duurste spoorwegnet van Europa hebben. Cijfers gepuliceerd door de Campaign for Better Transport tonen aan dat de prijs van abonnementen voor pendelaars naar de hoofdstad tussen 3,5 en 9,7 keer duurder is dan in vergelijkbare Europese landen, waar de spoorwegen nog steeds staatsbezit zijn.
Ondertussen heeft het rapport Just Economics van de National Union of Rail, Maritime and Train Workers, de nationale vakbond van spoorweg-, maritiem en treinpersoneel, aangetoond dat een dagticket in Groot-Brittannië – tegen 26 pence per kilometer (0,35 euro, prijzen 2012) – meer dan 3 keer duurder is dan in Frankrijk.
Eind 2009 was er voor het eerst een binnenlands treintarief van 1.000 pond en in januari van 2012 werd de miserie voor alle treinreizigers nog erger met een gemiddelde prijsstijging van 5,9 procent van de tarieven. Daarmee houdt het niet op.
We betalen niet alleen meer dan onze Europese buren als we een treinticket kopen, onze geprivatiseerde spoorwegen krijgen zo’n 5 keer meer openbare subsidies dan British Rail kreeg in het laatste jaar van haar bestaan. De beweringen van de serieprivatiseerders in de jaren negentig, dat privatisering zou leiden tot betere en goedkopere dienstverlening en lagere kosten voor de belastingbetaler, zijn daarmee doorprikt.
Het is niet realistisch te verwachten dat de huidige privatiseringsdolle regeringscoalitie (de coalitieregering van Conservatieven en Liberaal-Democraten onder leiding van David Cameron van 2010 tot 2015, nvdr) het desastreuze beleid van John Major zal omkeren, maar hoe zit het met Labour? In 2009, vroeg ik Labour via een open brief in de New Statesman met drang om het idee van hernationalisering te steunen.
Jammer genoeg nam de partij het idee niet op in haar memorandum voor de nationale verkiezingen van 2010. Maar het zou kunnen dat er ondertussen een verschuiving aan de gang is. Onlangs werd immers bekend dat Labour hernationalisering overweegt als onderdeel van haar beleidsevaluatie.
De spoorwegen terug in handen van de staat geven, zou een enorm populaire beleidsbeslissing zijn (peilingen tonen aan dat rond de 70 procent vóór is). Labour-voorzitter Ed Milliband (zijn opvolger Jeremy Corbyn heeft in 2015 nationalisering van de trein terug op het programma van Labour gezet, nvdr) zou niet alleen steun winnen vanuit linkse hoek, maar ook van gefrustreerde Tory-aanhangers uit het zuidoosten van het land, die al te lang afzien als treinpendelaar naar de hoofdstad.
IJveraars voor de privatisering zullen ons natuurlijk vertellen dat het niet uitvoerbaar is en dat het plan de regering te veel geld zou kosten. Maar een hernationalisering is wel degelijk mogelijk: in Nieuw-Zeeland heeft de socialistische regering de spoorwegen opnieuw in handen van de staat gebracht na de rampzalige ervaringen met de privatisering ervan.
Wat betreft de kostprijs, kan – volgens een rapport van de denktank Transport for Quality of Life, zoals gemeld in de Huffington Post – hernationalisering de belastingbetaler zelfs 1,2 miljard pond (1,6 miljard euro) per jaar besparen “door goedkopere financieringskosten, afschaffing van de winstuitkering aan de aandeelhouders en een vermindering van de versplintering over tientallen privé-ondernemingen”.
De werkelijkheid is dat het niet de hernationalisering is die we ons niet kunnen veroorloven, maar het voortzetten van de privatisering.
Neil Clark
Neil Clark is mede-oprichter van de Campaign For Public Ownership in Groot-Brittannië. Vertaling van Why We Can’t Afford a Privatised Railway door Marisa Abarca.