Medische zorg in India is duur. © ITG
Nieuws, Wereld, Samenleving, Gezondheidszorg, India, ITG, Ontwikkelingslanden, Ziekenfondsen, Devadasan Narayanan - Pieter Van Dooren

Ziekenfondsen zijn nuttig voor de armen, ook in ontwikkelingslanden

Systemen waarbij een groep mensen samen geld uitlegt om zich tegen ziektekosten te verzekeren – wat wij gemeenzaam ziekenfondsen noemen – geven de armen in ontwikkelingslanden een betere toegang tot gezondheidszorg en beschermen hen op zijn minst gedeeltelijk tegen de soms catastrofale financiële gevolgen van een ziekte. Toch als zo’n verzekeringssysteem goed opgezet is.

vrijdag 13 januari 2012 17:00
Spread the love

Tot die conclusie komt Devadasan Narayanan, onderzoeker aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG), die verschillende dergelijke initiatieven bestudeerde in India. Narayanan kreeg voor zijn onderzoek een doctoraat aan het ITG en de Universiteit Gent.

India is, net als bijvoorbeeld Brazilië, een groeiland. De economie van India verdrievoudigde de jongste dertig jaar. Maar dat wil niet zeggen dat iedereen het er nu drie keer beter heeft. De overheid geeft nog steeds weinig uit aan volksgezondheid, zo’n 4 euro per persoon per jaar, wat betekent dat medische verzorging er duur is voor de patiënt.

De armen – een krimpende, maar nog steeds grote groep in groeilanden – staan dan voor de keuze: ofwel zich niet laten behandelen, met werkonbekwaamheid, handicap of dood tot gevolg; ofwel zich in de schulden steken, waardoor ze in nog diepere armoede belanden.

Verschillende Indiase NGO’s hebben lokale ziekteverzekeringen opgezet, in een poging om de armen te helpen. De banken voor microkrediet – in India ontstaan, en intussen bekroond met een Nobelprijs voor de Vrede – speelden daarbij een belangrijke rol.

Narayanan volgde zeven jaar lang drie dergelijke ziekenfondsen die zich richtten op de armsten en zwaksten: ACCORD (Action for Community Organisation, Rehabilitation and Development), KKVS (Kadamalai Kalanjiam Vattara Sangam) en SEWA (Self Employed Women’s Association).

Ze bleken inderdaad de gezondheid en de financiële toestand van de armen ten goede te komen. Narayanan: “Dergelijke systemen kunnen een cruciale rol spelen om de sociale bescherming in India te verdiepen en te verbreden”.

Met ‘ziekenfonds’ bedoelen we hier een organisatie zonder winstoogmerk, waarin een groep huishoudens hun gezondheidsrisico’s bundelen, en waarbij de leden inspraak hebben in het beheer van het systeem.

In ons land ontstonden dergelijke plaatselijke initiatieven in de negentiende eeuw; ze bleken goed te werken en vandaag zijn ze een hoeksteen van ons systeem van volksgezondheid. Maar elk land is anders, en de geschiedenis herhaalt zich nooit. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de ziekenfondsen in India doen wat ervan verwacht wordt. Tot nu toe waren er geen goede gegevens om dat te staven.

Narayanan vergeleek verzekerde en niet-verzekerde huishoudens, waarbij hij zowel harde cijfers verzamelde over uitgaven, ziektepatroon, aantal ziekenhuisopnames, als ‘zachte’ gegevens zoals tevredenheid over de verzorging in het ziekenhuis en over de hulp van het ziekenfonds.

Hij bestudeerde tien verschillende ziekenfondsen en koos er dan drie uit voor diepere analyse: een waarbij de NGO zowel verzekeraar als zorgverstrekker is, een waarbij de NGO zorg aankoopt bij verstrekkers, en een waarbij de NGO geld inzamelt en daarmee een groepsverzekering aangaat bij een bestaande verzekeraar.

De eerste twee types komen veruit het meest voor (zowel in India als in Afrika), het derde type is in India in opkomst. Het heeft het voordeel dat het risico over een grotere groep gespreid is.

De bestudeerde ziekenfondsen varieerden van duizend tot honderdduizend leden, met premies tussen 0,5 euro en 4 euro per jaar. Ze dekten (een deel van) de hospitalisatiekosten, voor de meest voorkomende ziekten. Chronische of vooraf bestaande ziekten werden meestal uitgesloten. Ze volgden echter hun resultaten nauwelijks op, zodat ze niet echt konden bewijzen dat ze hun leden ten goede kwamen, en hoe sterk. De cijfers van Narayanan veranderden dat.

Narayanan stelde bijvoorbeeld vast dat de verzekerden dubbel zo vaak gehospitaliseerd werden (92 tegen 42 mensen per 1.000 per jaar) en dubbel zo vaak in een ziekenhuis bevielen (90 procent tegen 45 procent). Bij de allerarmsten werden de verzekerden zelfs ruim drie keer zo vaak opgenomen.

Zonder ziekteverzekering zou bij ACCORD één familie op de 10, en bij  SEWA zelfs één op de twee, geconfronteerd geweest zijn met catastrofale betalingen. Onverzekerde families moesten gemiddeld 14 procent van hun jaarinkomen aan ziekenhuiskosten spenderen, verzekerde 9 procent.

Ziekenfondsen werken dus ook in een groeiland zoals India. Narayanan ziet wel nog mogelijkheid tot verbetering: vakkundiger aankopen van zorg, bredere dekking van ziekten, herverzekering, fusie tot kapitaalkrachtiger groepen, een wettelijk kader, overheidstoelage voor het lidgeld van de allerarmsten, een vlotte derdebetalersregeling.

Pieter Van Dooren

Pieter Van Dooren studeerde scheikunde aan de Universiteit Gent. Na een korte periode in het onderwijs en vier jaar op de redactie van het tijdschrift ‘Natuur & Techniek’, werd hij wetenschapsjournalist bij de krant ‘De Standaard’. Na zeventien jaar stapte hij over naar Technopolis, waar hij verantwoordelijk was voor de inhoud en wetenschappelijke correctheid van de tentoonstellingen, shows en publicaties. Hij is momenteel beleidsmedewerker communicatie bij het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen.

take down
the paywall
steun ons nu!