(foto bxlbondyblog.be)
Le Steki

Myriam voor de rechter omdat ze vluchtelingen opving: ‘Ik heb nergens spijt van’

Myriam is journaliste bij een Franstalig blad. Haar leven nam een nieuwe wending toen ze in 2015 voor het eerst het vluchtelingenkamp in Calais bezocht. Ze raakte betrokken bij de opvang van vluchtelingen, eerst in Calais, later in haar thuisstad Brussel. In 2018 moest ze samen met 10 anderen voor de rechtbank verschijnen. Haar hulp werd gecriminaliseerd. Ze werd vrijgesproken, maar het openbaar ministerie ging in beroep en deze week staat ze weer voor de rechter. Ze schreef deze pakkende tekst die opgenomen werd in een boek met de verhalen van de beschuldigden in het 'proces van de solidariteit'.

woensdag 24 maart 2021 13:01
Spread the love

 

Er verliepen duizendtweehonderdvijftig dagen tussen 20 oktober 2017, de dag van Hassans aanhouding, en 23 maart 2021, de datum van ons proces in beroep, een eindeloze drachttijd om te bevallen van wat? Niet van de waarheid, als ik goed begrijp wat me verweten wordt: onderdak verschaffen aan mensenhandelaars en hun taak vergemakkelijken door hen een volledige logistiek te verschaffen.

Echt, jullie hadden hen eens moeten zien toekomen, die “mensenhandelaars”, uitgehongerd, afgemat, even verscheurd als hun joggings, hun haar stijf van het vuil, met ademhalingsproblemen, tandontstekingen, schurft soms, verslavingen, wonden na gevechten met messen of ijzeren stokken…

Dit zijn jongeren, nog geen 25 jaar oud, die inderdaad gebruik maakten van mijn “logistiek”: een douche, een maaltijd uit hun land klaargemaakt door Hassan, een matras, propere kleren, verband, een sessie kinesitherapie aangeboden door een buurvrouw, een telefoon in geval van nood, en vooral vrede, veiligheid en vreugde.

Arme, stomme, gemanipuleerde vrouw, antwoordde het gerecht me. Natuurlijk, dat is voor hen veel gemakkelijker dan de werkelijkheid onder ogen te zien. Misschien valt die niet waar te nemen van boven op hun verhoog? Om echt te begrijpen wat er gebeurd is, zou er misschien een reconstructie moeten georganiseerd worden? Voor mij geen enkel probleem, ik wil er met plezier aan meewerken.

Alles begon op 9 februari 2015 toen ik mijn eerste voet zette in Calais, een voet, een arm en al de rest, ik werd letterlijk opgeslokt door “de Jungle”[1]. Een Parijse kunstenares, die ik eerder geïnterviewd had in het kader van mijn werk, schilderde portretten van de migranten van Calais.

Om eerlijk te zijn, we hebben minder over haar kunst gesproken dan over de toestand van de migranten verspreid over de kraakpanden en het struikgewas. Ik was totaal verbijsterd door wat ik hoorde. Ze zaten er toen met 2.500, de moeite niet om over naar huis te schrijven of om de publieke opinie in te lichten.

Maar ik wou dit zien. Verdomme. We hadden twee uren in rechte lijn vanuit Brussel gereden. Calais, zijn strand, zijn Cité de la Dentelle … en zijn barbaarsheid. Een vreselijke schok.

Ik ben er nooit van hersteld. Dit leidde me uiteindelijk naar de correctionele rechtbank.

Ik heb nergens spijt van

Ik kan onmogelijk betreuren wat ik deed. Ik ben ‘geboren’ in februari 1966 maar ik ben ‘op de wereld’ gekomen in februari 2015. Zes jaar geleden waren de migranten daar nog onzichtbaar. Ik wist nog niet dat families verplicht werden zich te wassen met water uit een brandkraan, te sterven van de honger tussen ratten en bergen afval op toxische vuilnisbelten, te hopen dat de wagen die eraan komt bakjes rijst brengt eerder dan de verbeten CRS[2] die voor de zoveelste keer hun kamp komen vernietigen. Ik wist niets over de vergassingen, de knuppelslagen, de agressie, de honden die op hen losgelaten werden, de onophoudelijke intimidatie.

Ik wist niet dat je als 15 jaar oud al kon sterven in het zicht van Groot-Brittannië door verplettering onder de truck van nooit vervolgde chauffeurs, door elektrocutie, door gespiesd te worden op dranghekken, door te verdrinken in waterreservoirs, door vanuit een trein of uit je schuilplaats onder de stuurcabine onder een vrachtwagen te vallen, door je in het Kanaal van de Noordzee te werpen, vastgeklampt met een mes aan een plank van piepschuim, of door te stikken in een zak in de bagageruimte van een Flixbus.

Ik begreep snel dat ik aan de goede kant van de wereld geboren ben, wat nog eens herbevestigd wordt voor het gerecht: zij die onderdak verschaften werden in eerste aanleg vrijgesproken, de mensen zonder papieren werden veroordeeld.

Ik werd opgezogen door de ellende van de Jungle. Ik begon heen en weer te rijden met wat ik verzamelde via Facebook. Het was iets redelijk nieuw voor de mensen en daarom werkte het echt goed. Ik had een netwerk van solidaire mensen die zeer snel reageerden, zelfs ter plaatse. De schaamte en de woede hadden mij veranderd in een energiebal. Ik was niet meer te stoppen.

Twee maanden later, toen iedereen manu militari bijeengedreven werd in de nieuwe Jungle, liet de relatieve woonvastheid daar me toe nauwe vriendschapsbanden te sluiten. Kampeermateriaal, levensmiddelen, klederen en telefoons meebrengen was goed maar …  Er waren zoveel andere noden die tot uiting kwamen achter het warme onthaal, de eeuwige glimlach, de grappen, de tederheid.

Voor de Jungle had ik de indruk altijd aan de rand van de mensheid te hebben geleefd. In de Jungle  was menszijn bruut, rauw. Wanneer je elke dag Russische roulette speelt, blijft er weinig plaats voor wat niet essentieel is.

De Jungle was ongetwijfeld het laatste oord waar je nog onverwachts kon landen, op elk moment en met om het even wie. Het was de schaamte om ontvangen te worden als prinsen door jongens die niets hadden en overal verworpen werden. Op een dag, terug thuis in Brussel, vond ik een pakje engelse gemberkoekjes, mijn lievelingskoekjes, in een zakje van mijn rugtas. Ik heb nooit geweten wie mij die cadeau deed.

Met enige afstand geef ik me er nu rekenschap van dat ik naar de Jungle ging zoals je naar school gaat. Ik moest alles leren, maar alvorens te leren, moest ik eerst ont-leren om alles te beoordelen in het licht van mijn eigen beperkte zichtveld.

Het volstaat de mening te vergelijken van een BHL[3] in wit hemd die Kadhafi wil neerschieten met die van een jonge Libiër in vodden die wegvlucht van IS, om te begrijpen dat het soms beter is je grote mond te houden.

Hebben we niet het een en ander te leren van een bende jonge gastjes die erin slaagt in zes maanden tijd een krioelende stad van tienduizend mensen te laten verrijzen uit een overwoekerde woestenij? Een zeventigtal restaurants en winkels werden in de Jungle gebouwd uit paletten, plastic zeilen, geïmproviseerde generatoren… met alles wat wij onderweg verloren hebben: levenslust, moed, energie, enthousiasme, vreugde, de onderlinge steun, plantrekken, volharding. En tijd. En de goesting om met andere mensen om te gaan.

“We kunnen toch niet alle ellende in de wereld opvangen” is het leitmotiv om het walgelijke te rechtvaardigen. Alweer is dit een kwestie van perspectief. Ik heb niet “alle ellende in de wereld gevonden” in de Jungle. Ik vond er wel een mensheid die mijn ogen heeft geopend heeft voor alle ellende van de rijke wereld waarin ik geboren ben.

Men vroeg me dikwijls wat mij ertoe bracht mijn tijd te verliezen aan deze mensen met wie ik niet eens taal, leeftijd, kleur of cultuur deel. Ik verloor daar echter mijn tijd niet. Ik leerde er zelfs meer bij dan in de steriele debatten op de sociale netwerken, die onvermijdelijk eindigen op beledigingen en blokkades. Iedereen maakt zijn keuzes.

Ik bleef daar op mijn plaats en ik leerde. Er was altijd wel ergens een levensles te halen. Handen observeren die zich zonder ophouden op tafel in elkaar strengelen om te delen, te geven, uit te wisselen. Weldaden meten van tijdsgebruik dat altijd vriendelijkheid laat voorgaan op rendement. Een natuurlijke solidariteit ontdekken die dankwoord noch wederdienst verwacht, samen met mijn schoenen de codes van mijn leefwereld uittrekken alvorens een hut binnen te gaan.

Mijn meest doorslaggevende ontmoeting was die met Reza. Mijn schaamte en woede stegen nog een graadje hoger in de lente van 2016, tegenover 12 Iraniërs in hongerstaking. Vijf jaar later krijg ik er nog steeds kippenvel van. Twaalf kerels die met zwarte draad hun mond hadden dichtgenaaid om betere sanitaire omstandigheden te verkrijgen voor 4500 bewoners van de Jungle.

Ze hebben het 25 dagen volgehouden. Drie maal heeft Reza naden uit zijn lippen gehaald en ze opnieuw dichtgenaaid omdat de beloften van de prefectuur[4] op niets uitdraaiden. Het enige dat de Jungle verkreeg was een asfaltweg omdat de voertuigen van de Prefectuur beschadigd raakten door de vele kuilen in de weg. Wat toiletten en kranen met koud water betreft, niemendal.

Ik heb daar ook geleerd me niet te mengen in wat ik onmogelijk kan begrijpen, namelijk hoe te overleven in een krot waar de dood overal op de loer ligt. En het gerecht wil me daar nu voor doen betalen. Ik heb slechts onderdak gegeven aan mensen bij mij thuis zoals ikzelf onderdak vond in de Jungle.

Ik moest er nooit mijn leven vertellen. Ik moest er nooit een pasje voorleggen om deuren van hutten en woonwagens voor mij te zien opengaan. Ik kon mij daar twee weken vestigen zoals ik er zin in had. Ik heb daarna voor hen hetzelfde gedaan. Ik heb de deur van mijn Brusselse hut geopend zonder vragen te stellen. Dat was immers het minste wat ik kon doen.

Normaal had mijn leerproces moeten aflopen op 24 oktober 2016, dag van de ontmanteling van de Jungle. Drie dagen later belde Hassan mij echter op. Hij voelde zich achtervolgd in Calais. Als Egyptenaar en economische migrant, stond hij bovenaan op de lijst om afgemaakt te worden. Zo komt het dat op 28 oktober 2016 “mijn levenslot veranderde”, zoals men wel eens leest in stomme romans.

Ik was nog onder invloed van de schok van de vernieling van mijn ideale stad met haar brouwsels, haar zelfbeheer, haar systeem D[5]. Ik wist niet wat doen met al mijn teruggevonden vrije tijd, ik wilde er niet van weten.

Toen ik Hassan ging ophalen de dag na zijn oproep, twijfelde ik geen ogenblik. Dit was evident: de Jungle verhuisde naar Brussel. Ik kende Hassan slechts vaag van zien. Hij kwam bij me aan met enkel een minirugzakje, waarin al zijn bezittingen zaten. Hij was na drie jaren Jungle in een slechte fysieke en psychologische toestand.

Iemand herbergen betekent vertrouwen schenken. Geherbergd worden betekent vertrouwen geven. Onze tegenslagen begonnen na ons zwijgzaam pact van wederzijds vertrouwen. Hassan herstelde beetje per beetje en ons samenwonen werkte.

We brachten samen een jaar door met de opvang van een zestigtal migranten die kwamen en gingen, die we te eten gaven, die we verzorgden, die we hielpen af te kicken, en met wie Hassan alles deelde, zijn bed, zijn kleren en hun problemen zonder oplossing. Alles wat we deden moesten wij eigenlijk niet doen, maar moest de overheid doen, ‘de Staat’.

Het is de Staat die deze situatie laat verrotten, die verkiest mensen te vervolgen omdat ze in haar plaats de mouwen hebben opgestroopt. Zonder twijfel deden wij dat beter dan de Staat, als je vandaag haar capaciteit ziet om een gezondheidscrisis te beheren!

Ondertussen bevond ik me aan het hoofd van een geïmproviseerd humanitair kamp dat geen enkele criminele organisatie verschool, maar enkel en alleen gasten opving die aan het einde van hun latijn waren, die vochten  om te overleven in die andere ‘jungle’ van het Noordkwartier in Brussel. Echt niet mooi om zien.

Er is blijkbaar een juridisch verschil tussen een land bezoeken als toerist en er zich te vestigen, zo is er ook een verschil tussen verblijven in de Jungle en de Jungle bij je thuis binnenhalen. We deden alles wat we konden, met wat we voorhanden hadden, tot we helemaal niets meer over hadden, noch fysiek, noch psychologisch, noch financieel.

Toen zijn de flikken gekomen. Achteraf hebben we zelfs gedacht dat dit misschien nog het beste was, we werden er gek van. Ik was noch gevormd noch uitgerust om dit alles te beheersen. Ik was uitgeput, niet meer in staat na te denken omdat er altijd wel ergens een catastrofe, een noodtoestand moest worden aangepakt.

Ik liet een boodschap op de deurbel plakken om hem te verwittigen dat zijn sleutel bij de buurvrouw lag, voor het geval hij toch vrijgelaten werd kort na zijn aanhouding. Ik was in schok, niet in staat te vatten dat een groep gespierde huiszoekingen en interpellaties ons om 5 uur ’s morgens hadden overvallen. Het ging daarbij niet om een of ander misverstand. Ik moest nog veel leren over de ellende van de migranten. De gevangenis nam toen de taak op zich om mijn “opvoeding” te voltooien.

Welkom op de school van de mishandeling

Vanaf de eerste dag liep het al slecht. Ik spreek Frans. Ik steek 50 eurocent in de drankdistributeur die echter uitsluitend gereserveerd is voor gevangenen. Ik haal een stukje chocolade uit mijn zak… Gelukkig leer ik snel. Ik heb minder dan twee  dagen nodig om te weten dat alles of bijna alles verboden is. En wat wel mag is zo ingewikkeld te bekomen dat het op een verbod neerkomt.

Zes weken gingen voorbij voor Hassan zijn vier T-shirts en twee broeken kreeg die ik elke dag meesleurde. Er was altijd wel een “probleem” waardoor ik ze niet kon afgeven. En bovendien werd hij “ontdoopt”, zijn tweede voornaam, die van zijn vader, werd zijn familienaam. Hij kreeg en andere naam, werd een ander persoon, een gevangene in een afgesleten beige uniform, met geschoren schedel, met een witloofkleur en een verslagen gelaatsuitdrukking.

De gevangenis is een pletrol

Dit is de enige plaats waar ik me schuldig heb gevoeld. Niet noodzakelijk schuldig van iets, gewoon dat: schuldig. Alles wordt hier gedaan om je te vernederen en te verlagen. De achterdochtige blik van de bewakers, hun norse toon, gevangenen die je geboeid en geketend als honden onderweg tegenkomt, uren wachten voor de poort, daarna in de wachtzaal, mooi versierd met affiches van het Centrum voor Preventie van Zelfmoord, de muur waartegen je geplakt wordt om je te laten opsnuiven door een anti-drugshond, de afsnauwingen wegens een verkeerde stap, het snoepje dat je heimelijk meegeeft…

Van zodra je door de gevangenisdeur stapt, en zijn enge geluid hoort, voel je jezelf binnentreden in het geweld. Geweld barst altijd op de een of andere manier los: een gevecht met de deurwachter, een vuistslag tegen de muur, een gevangene die flipt, een zenuwcrisis, beledigingen, het geluid snikkende kinderen wanneer de stilte in je spreekkamer terugkeert. En steeds angstaanjagende geluiden, dichtslaande deuren, gefluit, beeps, politiesirenes, rinkelende sleutels, schreeuwende gevangenen …

Het ergste van het ergste is dat je hieraan went

Aan beide kanten van de tralies word je deze mishandelingen gewoon. Ik bestrijd het kwaad door Hassan elke dag te bezoeken. Ik had hem dat beloofd aan de telefoon nog voor ik mijn bezoeksvergunningen kreeg … zonder te weten dat ik vertrokken was voor tien maanden!

Des te beter, want het is deze belofte die mij heeft doen volharden. Dat dagelijkse spreekcontact heeft onze relatie definitief gemaakt. Het bezoekuur was het enige waarop we nog grip hadden, we hebben er maximaal van geprofiteerd. De bewakers werden het ook gewoon. We werden “goede klanten”.

Hassan werkte in de keuken. Ik maakte vooruitgang in het Nederlands. Hij maakte geen problemen, ik al evenmin. Ze wantrouwden ons  niet en als we toch stiekem iets achter hun rug deden, voelden we ons ware superhelden. Als je niet veel zelfwaardering te over hebt, is dat mooi meegenomen. De gevangenis is echter zeer verraderlijk. Na zes maanden, toen zijn dossier naar Brussel en Hassan naar de gevangenis van Nijvel werd overgebracht, miste ik zowaar Dendermonde.

Dat was mijn tweede thuis geworden, zo had ik tijdens mijn laatste bezoek in de spreekkamer al lachend aan de bewaakster gezegd, zij die me in het begin nog getraumatiseerd had. Ze nodigde me in het Frans uit om “eens dag te komen zeggen” als ik nog eens in de omstreken was na de bevrijding van Hassan. “Dat doet altijd plezier”, had ze eraan toegevoegd. Ik kreeg een steek in mijn hart toen ik me ervan bewust werd dat wij het einde naderden, terwijl zij en haar collega’s voor eeuwig vast zaten in deze hel.

Zo naderden we het einde… of toch bijna. Er restten nog zes maanden elektronische armband, Hassan werd knettergek om 24 uur per dag “opgesloten” te zitten achter een open deur tijdens zijn gevangenschap, terwijl ik zijn energie trachtte te herstellen. We waren echter totaal futloos toen we uiteindelijk op het proces verschenen. We voelden ons niets meer. Gelukkig werden we goed omringd.

Onze advocaten schetsten heel netjes de scheidslijn tussen incidentele smokkelaars en professionele mensenhandelaars. De eersten zijn jonge gasten die de vrachtwagens afsluiten samen met hun lotsgenoten, met de dikwijls niet nageleefde belofte van enkele honderden euro’s aan de overkant.  Voor hen was het dit of diefstal of prostitutie in de stationstoiletten of doodgaan.

Professionele mensenhandelaars zijn iets totaal anders, ze hebben andere methodes, andere doelstellingen, andere tarieven. Zij zijn gewapend, georganiseerd, veel duurder en heel wat minder sympathiek.

We konden dit klaar en duidelijk zien kort na ons proces, toen een gemeenteraadslid, bevriend met Theo Francken, door het gerecht ondervraagd werd omdat hij visa had verkocht tegen exorbitante prijzen aan Syrische vluchtelingen die hij met uitzetting bedreigde als ze durfden te protesteren.

Ik heb nog een les geleerd tijdens de periode van het proces. Niet van het gerecht jammer genoeg, maar van de medebeschuldigden zonder papieren, van Alaa, Mahmoud, Mustapha en Hussein, met hun elektronische armband na maanden van opsluiting.

Zij zijn tussen de 20 en 25 jaar oud, gedoemd om enkel ellende te kennen van de kribbe tot het graf. In plaats van hun elektronische armband af te rukken en naar het buitenland te vluchten voor hun proces, maakten zij er een punt van eer van om daar aanwezig te zijn, uit solidariteit met ons ondanks hun risico op heropsluiting of uitzetting.

We wandelden het Justitiepaleis binnen onder applaus. Ik denk wel dat dit vooral bestemd was voor ons, de “gastvrijen”, terwijl het eigenlijk vooral deze jongens waren die dit verdienden. Op hun leeftijd had ikzelf nooit hun lef gehad, noch hun loyaliteit, hun waardigheid, hun voorbeeldfunctie. We kenden elkaar niet voor we samen op de bank van de aangeklaagden zaten, maar als dit mijn “criminele organisatie” is, vind ik ze mooi. Ik ben er zelfs fier op.

Vervolgd worden op basis van een dossier dat geen steek houdt, opgesteld door een Staat die bloed aan de handen heeft, dit is als een hospitaal dat niets om liefdadigheid geeft. We maken allemaal fouten, we erkennen onze dwalingen, maar ik ben er niet zeker van of het rechtsapparaat dat ons vervolgt dit van zichzelf kan zeggen. Wij hebben niemand gedood. Ik weet zeker dat de Staat die ons zo hoogmoedig de les wil lezen dit niet kan beweren.

Vandaag verbiedt een besluit van de Franse prefect de verdeling van voedsel in Calais aan het duizendtal migranten die er nog steeds rondzwerven. Ook toegang tot water wordt hen ontzegd. De lokale rechtbank van Calais heeft meerdere malen het beroep verworpen dat zich op het principe van broederlijkheid beriep. De kampen worden elke dag opnieuw verwoest.

We moeten ons stiekem verbergen om de hand te reiken aan kinderen die sterven van honger, dorst, schrik en wanhoop onder de bruggen. Op de criminalisering van solidariteit is de institutionalisering van de barbaarsheid gevolgd.

Zo ver is het gekomen.

 

Noot: op vraag van de uitgever van een weldra te verschijnen boek, waarin Myriam haar verhaal vertelt, werd haar oorspronkelijke versie niet opgenomen in deze compilatie. Ter vervanging stelde zij ons deze tekst voor die zij schreef in februari 2021. Daarin somt ze een aantal elementen op waar ze dieper wil op ingaan.

Het leek ons belangrijk de omstandigheden te vermelden die geleid hebben tot een aanpassing van ons oorspronkelijk concept, namelijk een verzameling teksten volledig gebaseerd op de transcripties van mondelinge gesprekken. 

Vertaald door Roos De Witte.

 

Notes:

[1] De ‘Jungle’ is de naam die de vluchtelingen gaven aan het tentenkamp in Calais dicht bij de haven, op een oude gemeentelijke vuilnisbelt.

[2] De Compagnies Républicaines de Sécurité (CRS) zijn speciale eenheden voor ordehandhaving van de Franse Police Nationale.

[3] Bernard-Henry Levy is een Franse filosoof en zeer graag geziene gast in mainstream praatprogramma’s waar hij de meest ordinaire platitudes weet te verkopen als ‘rebelse, tegendraadse analyse’, terwijl hij de zelfverklaarde morele suprematie van het Westen verkoopt als een evidentie die niet moet bewezen worden.

[4] De prefectuur in Frankrijk is een gerechtelijk district onder leiding van een prefect.

[5] D van ‘débrouille-toi’, trek je plan, improviseer …

 

Alle informatie over het boek opgetekend door Le Steki en het proces vind je hier:
https://www.lesteki.be/evenement/livre-sortie-du-livre-welcome

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!