Auteur Irina Malenko in 1988 op het Rode Plein in gezelschap van een Chinese gastprof.
Boekrecensie - Charles Ducal

Back in the USSR

‘Gee, it’s good to be back home’, zongen de Beatles in 1968. Over de Sovjet-Unie nog wel, dat in alle westerse ogen onmenselijk systeem dat van geen kanten werkte, en waar glasnost en perestrojka het land gelukkig van bevrijdden? Meenden ze het, de Fab Four? Sommige Russen alvast wel. In 'Gelukkig in de Sovjet-Unie' wil auteur Irina Malenko, met de feitelijke anekdotiek van het leven, die ons alvast een werkelijker beeld van de Sovjet-Unie toont dan het clichébeeld van het anticommunisme, ook haar verontwaardiging en woede meegeven.

donderdag 10 februari 2022 17:30
Spread the love

 

“O God, als er een hemel is na de dood en ik hem verdien, moge hij dan zoals de Sovjet-Unie zijn!”

Met die verzuchting sluit Russische emigrante Irina Malenko het levensverhaal van Zjenia, haar alter ego, van 1967 tot ongeveer 1995 af, een boek van meer dan vijfhonderd bladzijden dat ik met stijgende verwondering heb gelezen. Want geef toe, wie in het Westen kijkt niet verbaasd op als hij een universitair geschoolde vrouw met ruime talenkennis, scherp verstand en een grote culturele bagage vol overtuiging  ‘back in the USSR’ hoort zingen?

Maar u moet dit boek lezen en de titel zegt waarom: Sovietica, le choc des antropologies: homo oeconomicus  et homo sovieticus, een betere titel dan die van de (ingekorte) Nederlandse uitgave: Gelukkig in de Sovjet-Unie. Twee aan elkaar tegengestelde mensbeelden, product van twee aan elkaar tegengestelde maatschappelijke systemen.

Zjenia beleefde haar kindertijd en haar studiejaren in de Sovjet-Unie, kwam in het begin van de perestrojka in Nederland terecht waar ze trouwde met een man uit Curaçao en ging met hem terug naar Rusland om er de gevolgen van de perestrojka met verbijsterde ogen vast te stellen. Na haar scheiding ging ze in Ierland wonen.

Het boek is geen ideologisch tractaat, ook geen wetenschappelijk onderbouwd betoog over oorzaken en gevolgen. De schrijfster vertelt eenvoudig haar leven, een mozaïek van herinneringen, gesprekken, voorvallen, ontmoetingen en vriendschappen in de concrete context van huiselijk leven, schoollopen, vakantie, en werk. In de Sovjet-Unie van zowel vóór als tijdens de perestrojka, in Nederland, in Curaçao, in Ierland en tenslotte in het Rusland van na de implosie.

Haar leven is niet uitzonderlijk, zij is een van de talloos veel miljoenen, maar wel een zelfbewuste persoonlijkheid met een eigenzinnige kijk op de dingen en een groot hart voor de medemens.

Ontgoocheling, verdriet en vooral een immense woede tegen de krachten en de figuren die het Sovjetsysteem hebben ontmanteld om plaats te maken voor ‘vrijheid en democratie’ op westerse leest.

Het zijn die eigenschappen – plus een gedreven pen – die ervoor zorgen dat haar relaas tegelijk een verhelderend portret is van het gewone leven in de Sovjet-Unie vóór en tijdens de perestrojka, en een emotionele getuigenis over wat in de omwenteling is kapot gemaakt. Ontgoocheling, verdriet en vooral een immense woede tegen de krachten en de figuren die het Sovjetsysteem hebben ontmanteld om plaats te maken voor ‘vrijheid en democratie’ op westerse leest.

Vanzelfsprekendheid. Als ik het boek zou moeten herleiden tot één enkel sleutelwoord zou het dat zijn. Leven in de Sovjet-Unie als kind en adolescent was allesbehalve gebukt gaan onder een juk, zich beknot weten in haar ontwikkeling, zich onvrij en voortdurend gecontroleerd voelen of gebrek hebben aan wat het leven comfortabel en aangenaam maakt.

Zjenia was gelukkig in de Sovjet-Unie en zij niet alleen. En dat geluk was vanzelfsprekend. Goed, er waren geen dertig soorten kaas te koop in de winkels, de familie leefde met vijf in een eerder kleine woning en naar het buitenland reizen was voor de meesten uitgesloten, maar de mensen kwamen materieel niets te kort, er was sociale zekerheid, er was veiligheid en vooral er was gemeenschapszin.

Auteur Irina Malenko in 1988 op het Rode Plein in gezelschap van een Chinese gastprof.

Basisbehoeften op gebied van voedsel, nutsvoorzieningen, huur, mobiliteit, cultuur en ontspanning waren spotgoedkoop. Het onderwijs stond op hoog niveau en ontwikkelde niet alleen culturele, wetenschappelijke en technische kennis, maar ook de zin voor sociaal dienstbetoon, collectieve inzet en internationale solidariteit. Dit alles was zo vanzelfsprekend, zo gewoon dat niemand zich kon voorstellen dat ze dit alles ooit zouden kwijtraken.

De vlotheid waarmee mensen de perestrojka omhelsden kwam uit de illusie – door de perestrojkamedia en leidende figuren opgefokt – dat er alleen maar nog meer zou komen, dat het socialisme onverwoestbaar was en het de aanlokkelijke kanten van het Westen op gebied van consumptie, rock ‘n roll en individuele verrijking probleemloos zou absorberen.

Niet dus. In Nederland en Ierland wordt Zjenia geconfronteerd met een andere vanzelfsprekendheid, een ander normaal. Dat je je werk van vandaag op morgen kunt verliezen, dat je riskeert de huur niet te kunnen betalen, dat bedelarij, vandalisme, onveiligheid en prostitutie doodnormale fenomenen zijn, dat populaire media liever de onderbuik aanspreken dan aan cultuurverheffing te doen, dat basisbehoeften stresserend duur kunnen zijn in vergelijking met je inkomen, dat de wil van de kiezer veeleer het resultaat is van stemmingmakerij en het handig uitbuiten van sociale onvrede dan een rationele keuze, dat hoger onderwijs gericht is op individueel carrière maken, dat een groeiende kloof de winners scheidt van de losers, enzovoort.

Irina Malenko houdt ons, westerlingen, een spiegel voor waarin wat wij als vanzelfsprekend beschouwen, vanuit een ander gezichtspunt overkomt als absurd en onaanvaardbaar. Vrijheid en democratie. Ja, maar welke vrijheid en welke democratie? En vooral: voor wie?

Voortdurend komt zij in situaties, beleeft ze voorvallen en heeft ze ontmoetingen die haar van de ene in de andere verbazing doen vallen. Alleen al daarom is het leerrijk dit boek te lezen. Het houdt ons, westerlingen, een spiegel voor waarin wat wij als vanzelfsprekend beschouwen, eigen aan het leven en de menselijke conditie zeg maar, vanuit een ander gezichtspunt overkomt als absurd, achterlijk en totaal onaanvaardbaar. Vrijheid en democratie. Ja, maar welke vrijheid en welke democratie? En vooral: voor wie?

Wanneer ze met haar man begin jaren negentig na vijf jaar buitenland terugkeert naar haar geboorteland merkt ze welke verwoesting die vrijheid en die democratie hebben aangericht. De ene fabriek na de andere overheidsinstelling die sluit, de waardeloze aandelen die hun eigenaars zogezegd rijk zouden maken, de groeiende legers werklozen, de frauduleuze financiële piramides waardoor miljoenen mensen hun spaargeld in rook zien opgaan, de zichtbare armoede op straat die tracht te overleven door in de vroege of late uren (uit schaamte) in publieke vuilnisbakken te gaan rommelen, een straathandeltje te beginnen met om het even wat, van een paar zelfgekweekte knollen over een paar boeken tot de medailles en eretekens uit de Sovjettijd, kinderen die bedelen op straat in plaats van op de schoolbanken te zitten, de verwaarlozing van de publieke ruimtes, de vuile straten en pleinen, …

Terwijl de nieuwe rijken, gouden ketting om de hals, te midden van die miserie en dat verval hun luxe-eilanden bouwen, de media naar hun hand zetten en het verleden herschrijven tot een totale mislukking, een – gelukkig – voorbije dictatuur. De afbraak gebeurt niet ineens, verloopt sneller in de grote steden dan in provinciestadjes en het platteland.

Na vijf jaar afwezigheid ziet de schrijfster nog tal van sporen van het oude systeem, zoals de rode directeur van de fabriek waar haar moeder werkt, een man die zijn bedrijf hardnekkig verdedigt en het werk op oude Sovjetwijze tracht vol te houden. Restanten die de sloop van het Sovjetsysteem des te triester maken.

Die sloop in naam van de vrijheid is voor de gemiddelde Sovjetburger ronduit een ramp. Irina Malenko vergelijkt de geëmancipeerde en gerespecteerde positie van de Sovjetvrouw, die de mogelijkheid had om zich te ontwikkelen en een zinvolle maatschappelijke rol te vervullen, met de ongeremde uitbuiting van jonge vrouwen en meisjes op de bloeiende postperestrojka-seksmarkt. Zij vergelijkt de veiligheid op straat, ook ’s nachts, in de stad van haar jeugd met de onveiligheid in dezelfde stad zoveel jaren later. Het niveau van de tv-programma’s en culturele evenementen in haar jeugd, niet voor de elite, maar voor iedereen, met de intocht van de Big Brother-cultuur en aanverwante. De vanzelfsprekendheid van multiculturele en multi-etnische werkplaatsen, scholen, huwelijken en gezinnen in de Sovjettijd met het toenemend racisme na de val.

Het is haar eigen waarneming en haar eigen ervaring die vergelijken en de samenleving van de homo sovieticus mijlen superieur achten ten opzichte van die van de westerse homo oeconomicus.

De gemeenschapszin en solidariteit waar men in moeilijkheden op kon rekenen met de onverschillige ieder-voor-zich moraal van begin jaren negentig.  Het is haar eigen waarneming en haar eigen ervaring die vergelijken en de samenleving van de homo sovieticus mijlen superieur achten ten opzichte van die van de westerse homo oeconomicus. Dat maakt het moeilijk het boek als louter propaganda of naïeve idealisering van tafel te vegen. Zij vertelt niet zomaar haar leven, zij vertelt het als levend bewijs dat de westerse voorstelling van de Sovjettijd eenzijdig en ideologisch gekleurd is, een vervalsing van de door haar beleefde werkelijkheid die zij exemplarisch acht.

Dat maakt het moeilijk het boek als louter propaganda of naïeve idealisering van tafel te vegen. Zij vertelt niet zomaar haar leven, zij vertelt het als levend bewijs dat de westerse voorstelling van de Sovjettijd eenzijdig en ideologisch gekleurd is, een vervalsing van de door haar beleefde werkelijkheid.

In de slotbladzijden keert zij terug naar het intussen verlaten huis uit haar jeugd. Zij vindt er in de tuin de afgebroken deur van de oven en het is net of met die deur zovele dierbare herinneringen zijn losgewrikt en in de modder gegooid. De tuin is in verval, de buren – gepensioneerde circusartiesten – laten er de apen uit hun minizoo rondslingeren en het fruit plukken. “Wat ik daar zag, mijn dierbaarste plek op aarde, maakte deel uit van het lot van mijn land, waar de apen nu heersten en regeerden.”

De auteur vraagt zich vertwijfeld af hoe het zo ver kon komen. Zij is verbijsterd over de vlotheid waarmee miljoenen en miljoenen landgenoten als weerloze kinderen van Hameln door het bedrieglijk gefluit van een Gorbatsjov, een Jeltsin en C° zich hebben laten leiden. Mensen die opgeleid waren in degelijke onderwijsinstellingen, werkten in goed functionerende fabrieken of boerderijen, armoede noch onderdrukking kenden. “Hoe konden wij zo blind zijn”, vraagt ze zich af?

Het boek geeft niet echt een antwoord op die vraag, maar wel een aantal aanwijzingen. De meeste mensen hielden zich nauwelijks bezig met politiek.

Alle structuren waren uitgehold door opportunisme, gemakzucht en gebrek aan fierheid over het eigen systeem. Het clichébeeld van de zich vrij uitlevende, zich amuserende en consumerende westerse jeugd sprak overtuigender tot de verbeelding.

Inzicht in de marxistische principes waarop het systeem steunde, in de machtsverhoudingen op wereldschaal, in de essentie van het kapitalisme als een systeem van winstaccumulatie in privéhanden ten koste van wat of wie ook, dat alles was voor velen blijkbaar even dode letter als de oorlogen van Napoleon voor de gemiddelde westerse jongere. Ondanks communistische opvoeding en politieke cursussen, die voor velen louter formeel waren geworden.

Alle structuren bestonden nog, maar waren uitgehold door opportunisme, gemakzucht en gebrek aan fierheid over het eigen systeem. Het clichébeeld van de zich vrij uitlevende, zich amuserende en consumerende westerse jeugd sprak overtuigender tot de verbeelding.

Nogmaals: het was allemaal veel te vanzelfsprekend geworden. Het feit dat leidende figuren uit de CPSU of de Komsomol (een communistische jongerenorganisatie in de Sovjet-Unie) zich later ontpopten tot zich schaamteloos verrijkende oligarchen zegt veel over hoe aangetast de politieke moraal was binnen de partijrangen.

Irina Malenko schrijft ergens over hoe verschillend de tijd van Brezjnev werd beoordeeld door velen van haar bekenden na het verdwijnen van de Sovjet-Unie ten opzichte van de tijd ervoor. Ervoor was die beoordeling veeleer negatief, de man stond voor stagnatie, voor gestolde macht.

Na 1990 wordt hij een symbool van wat verloren is gegaan, leider van een maatschappij waar met nostalgie naar terug wordt verlangd. Een van mijn beste vrienden had in de jaren ’70 en ’80 een vriendin in Leningrad die hij een paar keer heeft bezocht (waarvoor hij, nota bene, gevolgd werd door de staatsveiligheid). Die vriendin zat volop in de samizdat (de clandestiene cultuurwereld).

Na de ineenstorting verloor ze haar werk, kreeg gezondheidsproblemen waarvan ze de kosten niet kon ophoesten, moest weg uit haar appartement en ging wonen in een kleine houten datsja met een kleine lap grond waarop ze haar eigen groenten kweekte. De oogst van de veroverde vrijheid.

Opvallend in het boek zijn de talrijke citaten uit – en verwijzingen naar – boeken, films, toneel en muziek uit de Sovjettijd. Bijna op elke bladzijde. Behalve drie of vier namen had ik van de andere nooit gehoord. Aanvankelijk irriteerde het mij als een wat aanstellerige tic van de schrijfster, maar geleidelijk begon ik de zin ervan in te zien.

Door haar boek op die manier te doorspekken geeft Irina Malenko niet alleen een idee van hoe rijk en verscheiden het culturele leven in de Sovjet-Unie was, maar ook hoe evident dat leven deel uitmaakt van de culturele bagage van haar personage. Allesbehalve de in harnas en censuur gevangen ‘sociaal-realistische’ cultuurwereld die de westerse mythologie er graag van maakt.

Door haar boek op die manier te doorspekken geeft Irina Malenko niet alleen een idee van hoe rijk en verscheiden het culturele leven in de Sovjet-Unie was, maar ook hoe evident dat leven deel is van de culturele bagage van haar personage. Allesbehalve de in harnas en censuur gevangen ‘sociaal-realistische’ cultuurwereld die de westerse mythologie er graag van maakt. Een wereld waar zo goed als niks van doordrong naar het Westen.

Sovietica toont de Sovjet-Unie van de jaren zeventig en tachtig door de ogen van één vrouw. Het is haar kijk, haar beleving, haar ervaring. Dat maakt het boek uiterst subjectief natuurlijk. Men kan er dan ook niet uit afleiden dat de gemiddelde Sovjetburger het zo zag.

Iemand met een ander karakter, andere opvattingen en een andere levenshouding ervoer het mogelijk heel anders, minder positief, misschien zelfs uitgesproken negatief. De hang naar het Westen kon waarschijnlijk onmogelijk zo sterk zijn als er niet een brede voedingsbodem van ontevredenheid, van verlangen naar iets anders was.

Niettemin is net die grote subjectiviteit de kracht van dit boek. Het is niet haar ‘grote gelijk’, maar haar strijd, haar gevecht tegen de leugen, tegen het propagandabeeld van het hopeloos niet functionerende communisme waarvan het ongelukkige Sovjetvolk zo dringend bevrijd moest worden.

De schrijfster heeft ons, met de feitelijke anekdotiek van het leven, die ons alvast een werkelijker beeld van de Sovjet-Unie toont dan het clichébeeld van het anticommunisme, ook haar verontwaardiging en haar woede willen meegeven.

In dat engagement neemt zij geen blad voor de mond. De openhartigheid waarmee ze de lezer deelgenoot maakt van haar leven in honderden anekdotes over haar jeugd in de Sovjet-Unie, het dagelijks leven in Nederland en in Curaçao, haar nieuwe start in het Ierland van zowel Dublin als Belfast, die openhartigheid aarzelt ook niet om het verwoesten van miljoenen mensenlevens een nachtmerrie te noemen en de verantwoordelijken ervoor, in het Westen geprezen als moedige bewindvoerders, gangsters en bandieten.

Niet meteen een taal om bedachtzame historici te overtuigen wellicht, maar soms moet een mens het er ongezouten uitgooien om gehoord te worden. Zo’n hartenkreet is dit boek.

 

 

Malenko, Irina – Sovietica, le choc des anthropologies : homo sovieticus et homo oeconomicus, Éditions Delga, 2018, 508 pp.

Malenko, Irina – Gelukkig in de Sovjet-Unie. Een autobiografisch verhaal – Zwevegem, Boekenfonds Malenko, 2016, 328pp. Het boek kan besteld worden via https://ncpn.nl/manifest/2016/05/irina.htm

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!