Academici moeten een publieke voortrekkersrol spelen. Maar sommige issues zijn blijkbaar taboe. Men zegt wél dat wij maar bitter weinig hebben geleerd van ‘de grootste terreuraanslag in de VS’, maar doet de kritiek op het officiële narratief af als complotdenken. Daarmee verliest men het intellectuele leiderschap in het maatschappelijk debat.
In zijn artikel ‘Wat zijn de publieke taken van de universiteit?’ in het Nederlandse tijdschrift ‘Beleid en Maatschappij’ (aflevering 1-2015), stelt hoogleraar sociale theorie Willem Schinkel dat de discussie over universiteiten beter verloopt als die wordt gevoerd vanuit het oogpunt van publieke taken. Met de neoliberale transforma
tie sinds de jaren zeventig ontstond de gedachte dat geld in principe privaat was, en eventueel kon worden uitgeleend aan publieke instellingen, mits een return on investment. Onder invloed van deze ideologie kwamen publieke voorzieningen onder druk, en verslapte de aandacht van universiteiten voor hun publieke taken.
Schinkel onderscheidt vier publieke functies van universiteiten. Vrij onderzoek (1) is een voorwaarde voor een democratie: contestatie van meningen en vrije consensusvorming, onafhankelijk van markt en ideologie. Bij toegankelijk onderwijs (2), dat goed opgeleide burgers oplevert, is een democratie gebaat. Kennisbeheer (3) is even essentieel: het bewaren, heroverwegen en reproduceren van kennis. Kennis biedt opties. En last but not least: beheer en delen van niet-exclusieve publieke kennis (4). Dit betekent o.a. communicatie naar het publiek en deelname aan publieke debatten door wetenschappers. Een rem op grond van maatschappelijke relevantie is te kort door de bocht: er is niet één publieke opinie, al naar gelang van het issue kent de samenleving een veelvoud aan publieksgroepen.
Academici moeten actief bijdragen aan de publieke sfeer
De vierde functie is voor het thema van dit artikel van belang. Wetenschappers hebben een publieke taak die nauw samenhangt met ons democratisch bestel. Academici, de verzamelnaam in het Vlaams voor professoren, onderzoekers en wetenschappelijke medewerkers, staan niet enkel in voor onderzoek en onderwijs, maar moeten actief bijdragen aan de publieke sfeer. Academici hebben daar alle belang bij: een goed geïnformeerd publiek fungeert als buffer tegen inbreuken van de markt of de overheid op autonome domeinen als de wetenschap. Het is ook maatschappelijk van belang: communicatie bijvoorbeeld met sociale bewegingen of patiëntenorganisaties levert een goed geïnformeerd publiek op, als tegenwicht tegen de lobby van beleidsmakers en farmaceutische bedrijven.
Ook de Vlaamse moraalfilosoof Patrick Loobuyck wijst op de maatschappelijke rol van universiteiten en academici. ‘Universiteiten moeten in het intellectuele debat een voortrekkersrol spelen die gebaseerd is op de kritische wetenschappelijke deskundigheid die haar eigen is, en ze moeten ‘het intellectuele leiderschap willen behouden om het kritis
che debat in de maatschappij gaande te houden en te voeden,’ zo verwoordt Loobuyck het. Maar hij wijst er tevens op dat het universitaire klimaat het academici niet gemakkelijk maakt om die rol op zich te nemen. Vandaag moeten academici vooral internationaal publiceren. Nationaal laagdrempelig publiceren is tijdrovend, vergt vaardigheden en riskeert een redactionele weigering, aldus Loobuyck.
Waarom mijden academici een keerpunt in de geschiedenis?
Universiteiten moeten dus een publieke voortrekkersrol spelen. Maar sommige issues zijn blijkbaar taboe. Met heeft wél kritiek op de Amerikaanse oorlogen in het kielzog van 9/11, maar gaat kritiekloos akkoord met de 9/11-commissie. Men toont wél begrip voor de “moeilijke” positie van de president na 9/11, men voert wél aan dat na 9/11 nog veel lessen niet zijn geleerd, men zegt wél dat het neerschieten van MH17 het 9/11 van Europa is, men verkondigt wél dat de val van de Muur belangrijker was dan 9/11, maar heeft geen vragen bij de officiële versie over 9/11. Waarom mijden academici een keerpunt in de geschiedenis dat aanleiding gaf tot wereldwijd dood en verderf, sterk verhoogde militaire uitgaven, bijsturing van buitenlands beleid en inperking van burgerrechten?
Dat academici zich kritiekloos scharen achter de officiële toedracht is wellicht toe te schrijven aan terughoudenheid en gemakzucht. Het vergt intellectuele moed om de lijn van de regering in twijfel te trekken. Maar het is op zijn minst onnozel om mensen die vragen stellen bij de officiële uitleg af te schilderen als complotdenkers. Dat er sprake was van een complot staat in de officiële toedracht niet ter discussie: ‘Al Qaida heeft het gedaan!’ Academici die kritiek op de officiële toedracht afdoen als complotdenken stellen zich arrogant op: wij, kritisch denkende, gedisciplineerde denkers, zullen dit nooit geloven. Het zijn lieden die menen dat ze er intellectueel meer toe doen dan anderen.
De 9/11-commissie heeft niet eens geprobeerd een gerechtelijke procedure te simuleren, met aanklacht en verdediging. Al Qaida is niet vervolgd, heeft zich niet kunnen verdedigen. Een ongewapende Osama bin Laden is ‘uitgeschakeld’, zijn stoffelijk overschot in zee gedumpt. Het puin van de gebouwen werd zo snel mogelijk afgevoerd, van ernstig forensisch onderzoek is niets bekend. De suggestie werd gewekt dat de wereld tegenover een gigantische, niets ontziende, moordzuchtige vijand stond. Dat vergde maximale machtsmiddelen. Burgerlijke vrijheden moesten wijken. De leemtes en dubbelzinnigheden in dat narratief moeten universiteiten en professoren toch aanzetten om indringende vragen te stellen?
De Canadese moraalfilosoof John McMurtry, die spreekt over technologisch geavanceerde sloop van de Twin Towers, citeert de Duitse ex-staatssecretaris van Defensie Andreas von Bülow als volgt: “Binnen een paar minuten vier verkeersvliegtuigen kapen, ze binnen een uur naar doelen vliegen, en dat op gecompliceerde vliegroutes? Zonder steun van geheime diensten is dat ondenkbaar.” Kolossale gebouwen enkel met vliegtuigkerosine veranderen in rokend puin is fysiek onmogelijk. Naar buiten slingerende stalen kolommen, gesmolten metaal en nanothermiet in het puin, wegsmeltende geparkeerde wagens, de perfect verticale instorting: alles duidt op gecontroleerde afbraak.
Wat moeten we denken van academici die auteurs die net als McMurtry en Von Bülow kritische vragen stellen, afserveren als complotdenker? Wat moeten we denken van de kritiek dat men rond 9/11 enkel geloof mag hechten aan peer reviewed academische publicaties die eenvoudigweg niet bestaan? Het zijn wellicht geen lieden die, om nog eens Patrick Loobuyck te citeren, ‘het intellectuele leiderschap willen behouden om het kritische debat in de maatschappij gaande te houden en te voeden.’ Het zijn wetenschappers die denken selectief hun publieke taak in onze democratische samenleving te kunnen invullen. Quod non.
Dit artikel verscheen eerder op Geopolitiek in context