We leven in een samenleving met een alsmaar meer gefragmenteerd politiek landschap. Ondanks deze fragmentatie hebben alle politieke partijen een gemeenschappelijke maatschappelijke conditie waarin ze opereren: allemaal dragen ze een liberale samenleving hoog in het vaandel.
Uiteraard ben ik ook een grote voorstander van zo’n liberale samenleving. Vrijheid, gelijkheid en individuele mensenrechten vormen de fundamenten waarop alle politieke, economische en sociale structuren voortbouwen. Daarnaast zit bovendien ook het vooruitgangsdenken, daterend vanuit de verlichting, stevig ingebakken in de manier waarop wij onze samenleving hebben opgebouwd.
Deze fundamenten zijn er en ze zullen allesbehalve snel verdwijnen, hier pleit ik ook niet voor. Desondanks is het volgens mij essentieel om de status quo voortdurend kritisch te blijven benaderen en onszelf af te vragen of dit wel de samenleving is waarin we willen leven. “Ach, doe toch niet zo moeilijk”, zou u denken. En u heeft enigszins ook gelijk, we stonden er tot heden beter voor dan ooit: de welvaart is enorm gestegen en de wereld was veiliger dan ooit. Helaas stak een vreemde ziekte hier een stokje voor: COVID-19.
De economie stuikt in elkaar en de wereld lijkt plots niet meer zo veilig. De ongelijkheid in de samenleving wordt pijnlijk blootgelegd door het virus en onze solidariteit wordt danig op de proef gesteld omdat het virus ons op paradoxale wijze allemaal als gelijken aanvalt.
Hebben processen van doorgedreven individualisering, liberalisering en globalisering onze samenleving de nek omgewrongen? Het is onmogelijk om hier een eenduidig antwoord op te bieden. We leven momenteel in een crisis. Deze woordkeuze impliceert ook dat dit geen permanente toestand is voor de rest van ons leven, ondanks het feit dat we de materiële en niet-materiële effecten van deze crisis nog wel enkele jaren zullen blijven voelen.
Hoe desastreus, omvangrijk en polyvalent deze crisis ook lijkt, we zullen eruit geraken. Maar laten we alstublieft niet terugkeren naar ‘business as usual’. Of zoals u vast en zeker wel al gehoord hebt: ‘never waste a good crisis’. Een crisis biedt immers stof tot nadenken: hoe hebben we de voorbije jaren geleefd, hoe leven we nu en hoe willen we dat ons leven eruitziet na de crisis? Als er iets is dat deze crisis onze politici, bedrijfsmanagers en wetenschappers geleerd heeft, wat zou dit dan zijn? Dat de fundamenten en de samenleving die daarop gebouwd is, enorm fragiel zijn?
Vrijheid was tot op heden steeds de norm, zowel individuele vrijheid als economische vrijheid. Gepaard met dit idee van individuele vrijheid is er een alsmaar meer egocentrisch ‘ik’ ontstaan. Ieder individu wil zich vandaag ‘ontwikkelen’, zijn of haar ‘potentieel’ vervullen en nog straffer: ‘het maken’.
Niets houdt ons nog tegen om onze dromen achterna te jagen: weg met alle traditionele structureren die een hindernis vormden voor onze individuele ontwikkeling. God is dood, gedaan met de verzuiling, het kerngezin valt weg en we verhuizen massaal naar een hippe studio in de stad. Dit is mijn tijd, niets of niemand houdt me nog tegen. De maakbaarheid van de mens, hoera!
We hebben God losgelaten, we hadden hem immers niet langer nodig. Het geloof in God moest opzij schuiven voor een geloof in de mens – dit dankzij Darwin en zijn evolutietheorie. Sindsdien weten we, of toch sommigen, dat we vandaag op deze aardbol rondlopen door toedoen van een hele reeks toevalligheden en evolutionaire processen, maar zeker niet omdat ‘Hij’ het zo gewild heeft. Hiermee verdween plots ook de idee van een zingevende instantie als oorsprong van ons leven. Deze shift, waarbij de mens centraal kwam te staan en niet langer God, is volgens mij onomkeerbaar en dat kan ook maar beter zo blijven. Humanisme, u kent het wel.
Desondanks kampen we alsmaar vaker met gevoelens van zinloosheid en zijn we steeds meer krampachtig op zoek naar ‘betekenis’. U gelooft mij niet? Wandel maar eens een boekhandel binnen. Ik geloof niet zo sterk in de boeken die suggereren dat we moeten leren leven zoals een kat (ja, er bestaat zoiets als ‘catfulness’). Laten we wel ernstig op zoek gaan naar een manier om een gevoel van zingeving te creëren. Let op, ik schrijf ‘gevoel’: ons leven hier op aarde heeft immers fundamenteel geen ‘hogere betekenis’. Dat is net het punt dat Darwin probeerde te maken, en dat verklaart ook ineens waarom zoveel mensen zich zo stevig verzetten tegen de evolutietheorie.
Wie nu alleen in zijn of haar hippe studio in de stad zit, heeft het een stuk moeilijker dan iemand die in deze tijden kan terugvallen op de traditionele structuur van een gezin. Begrijp me niet verkeerd, ik ben me ervan bewust dat velen er niet voor gekozen hebben om alleen te zijn en (helaas) in deze situatie beland zijn omwille van verscheidene redenen. Nu, er is natuurlijk niets mis met ‘alleen’ zijn. Er zijn er zelfs die zeggen dat de mens fundamenteel alleen is. U weet wel, Sartre en zijn “l’enfer, c’est les autres”.
Uiteraard is dit een filosofische kwestie en daarom tracht ik ook niet om hier een antwoord op te bieden (u merkt het wellicht al: veel antwoorden heb ik niet, vooral vragen). En deze discussie is tevens ook naast de kwestie. Wat deze crisis ons leert is dat we ons de vraag moeten stellen of alleen zijn, en de daarbij horende illusoire vrijheid, wel degelijk een ideaal is waar we naartoe willen streven.
We zien vandaag, en ook voor de crisis er was, meer eenzaamheid dan ooit tevoren. Viel dat toch even tegen. De maakbaarheid van de mens en zijn ideaal van individuele vrijheid, moeten voor vele mensen plaats ruimen voor gevoelens van diepe eenzaamheid. Liberalisme is immers niet goed in gemeenschapsvorming (wat ineens ook het latere ontstaan van conservatief identiteitsdenken verklaart). Laten we liefde, verbondenheid, empathie en solidariteit terug de kernwaarden maken van onze samenleving. Want alleen is maar alleen, ook wanneer u ‘vrij’ bent.
Kortom, wordt onze huidige samenleving gekenmerkt door een denkwijze waarbij individuele vrijheid als hoogste goed beschouwd wordt. Het verdwijnen van een hogere zingevende instantie, het wegvallen van de traditionele structuren, de opkomst van het internet, globaliseringsprocessen en een non-stop vooruitgangsdenken faciliteerden de dominantie van deze humanistische ideologie.
Echter kwamen we de laatste jaren langzaam maar zeker, en vaak op pijnlijke wijze, tot het besef dat we gepaard met de opmars van de individuele vrijheid ook te kampen kregen met gevoelens van zinloosheid. Wat is de betekenis van het leven, en welke zin heeft het?
Krampachtig gingen we op zoek naar nieuwe manieren om een gevoel van zingeving te ontwikkelen, en we kwamen uit bij enkele blinkende maar niet duurzame vormen. Ik denk, en hoop vooral, dat deze crisis ons heeft doen inzien dat de zin van het bestaan ontstaat via het bestaan van en het contact met de ander. En vooral via de erkenning van zijn anders-zijn, U voelt hem waarschijnlijk al komen, onze Levinas.
Zo schreef hij dat het gelaat van de Ander onze kring van eindigheid doorbreekt. Ik pleit dus voor een ommekeer naar een samenleving waar verbondenheid en solidariteit de steunpilaren van onze zingeving vormen, deze steunpilaren zijn immers veel duurzamer: de ander zal heus niet snel verdwijnen. Er was een enorme crisis voor nodig, maar ze heeft ons tot het besef gebracht dat solidariteit werkt.
Meer nog, dit gevoel van collectieve verbondenheid is momenteel wat ons staande houdt wanneer we samen elke dag tegen het virus vechten. Laten we van deze crisis gebruik maken om dit besef op interpersoonlijk niveau ook om te zetten naar structurele veranderingen op het niveau van de instellingen en dus naar een implementering van meer solidariteit op politiek, economisch en sociaal niveau.
“Allemaal goed en wel, dat pleidooi, maar heeft u ook concrete oplossingen?”. Helaas niet, en dat is ook niet het opzet. Deze crisis zet ons, volgens mij, aan tot kritische reflectie. Laten we nadenken over hoe we willen dat onze wereld eruitziet op het politieke, economische en sociale niveau wanneer deze crisis voorbij is. Het biedt ons een kans om te reflecteren over deze doorgedreven individualisering en liberalisering.
De crisis lijkt mij een opportuniteit om onze samenleving grondig te herschikken op politiek, economisch en sociaal niveau. Meer dan ooit tevoren biedt deze crisis een perspectief dat ons doet inzien dat er zonder het collectief geen individu is. We hebben elkaar nodig, niet enkel vandaag, ook morgen wanneer dit allemaal voorbij is. Laten we hier lessen uit trekken, en niet vergeten welke prioriteiten écht prioriteiten bleken te zijn wanneer we in deze noodtoestand leefden.
Dit opiniestuk is geen aanval op het liberalisme, noch is het een betoog voor sociaaldemocratie, conservatisme, nationalisme, ecologisme of eender welke politieke ideologie. Dit is een oproep tot kritische reflectie, ten opzichte van het individu en van de samenleving an sich.
Of zoals Levinas schreef: “Au moment même où tout est perdu, tout est possible”. En dat was zelfs al voor dat hij weet had van een of ander coronavirus.
Gijs Lambrechts is student communicatiewetenschappen aan de VUB.