Een week geleden (27 juni) verscheen in De Standaard een uitvoerig interview met de Nederlandse onderwijssocioloog Jaap Dronkers bij gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit Maastricht. Het interview kreeg weinig weerklank, want de hittegolf rond de inval van het Gerecht bij de commissie Adriaenssens trok alle belangstelling naar zich toe. Nochtans was de inhoud van het interview heel uitdagend. “Kinderen op gemengde scholen – autochtonen en allochtonen – zijn slechter af dan kinderen op witte of zwarte scholen”, leidde Ilse Degryse resumerend het interview in… Als je dan nadien het interview las, klopte dat eigenlijk niet, of toch maar heel gedeeltelijk, maar alla. Eigenlijk was deze samenvatting iets als halve waarheid, hele leugen. En in zijn bericht erover nadien koos het Vlaams Belang uiteraard voor de hele leugen. Wat stond er echt? Dronkers: “Door zich te specialiseren in een aantal nationaliteiten en het onderwijs daar heel gericht op toe te spitsen, slaagt een school erin om mooiere resultaten te halen.” Onder verstaan: mooiere resultaten dan als je voor compleet onbeheersbare diversiteit kiest, en op voorwaarde dat je op de eerste plaats voor cognitieve leerprocessen kiest. Steeds nog Dronkers: “Voor alle duidelijkheid: niet het percentage migranten op een school haalt het niveau naar beneden. Het knelpunt is de diversiteit, het aantal nationaliteiten.” En hij bedoelt daarmee – naar zijn zeggen – bijvoorbeeld 20 nationaliteiten in één klas. Het alternatief dat Dronkers voorstelt, is: “Wanneer een gemengde school zich specialiseert, is het niet ondenkbaar dat ze ook voor Vlamingen weer aantrekkelijk wordt.” Met andere woorden, eigenlijk zegt Dronkers niet dat een school niet gemengd zou mogen zijn, maar dat de menging niet tè gediversifieerd mag worden. Een detail? Absoluut niet! Het is in alle geval iets anders dan wat het Vlaams Belang er nadien van bakte. Het probleem met grootschalig onderzoek dat disfuncties aanwijst, is dat uit de analyse meestal niet rechtstreeks volgt welke de juiste remedie is. Daarvoor is aanvullend kwalitatief onderzoek vereist. De fout die veel onderzoekers maken is dat ze op basis van hun grootschalig onderzoek daaruit rechtstreeks conclusies menen te mogen afleiden, zonder dat daar eerst een veelheid van mogelijke alternatieve verklaringen voor getoetst werd. Zulke conclusies zijn dan vaak het gevolg van zogenaamd gezond verstand in hoofde van de onderzoeker zelf. Ze volgen niet uit de gegevens zelf. Evans Pritchard noemde dit vroeger een type redenering waarin men zich als mens in het hoofd van een paard waande om het gedrag van paarden uit te kunnen leggen: “If I was a horse…”. Dronkers blijft al bij al voorzichtig bij dit soort interpretaties, wat bij sommige PISA onderzoekers in het verleden duidelijk minder het geval was. Maar zoals vaak gebeurt in een interview, induceert de journaliste dan maar zelf een hypothese en gemakshalve antwoordt de geïnterviewde dan nogal snel met een ja of een neen. Zo bijvoorbeeld wanneer hem gevraagd wordt of aparte Islamscholen dan een goede oplossing zouden kunnen zijn? Dronkers antwoordt dan maar snel met ja. Tja, dit volgt natuurlijk niet uit zijn onderzoeksgegevens. Zoiets kan je enkel concluderen als je aanneemt (wat een onbewezen mening is), dat de Islam een homogene realiteit is, wat toch eerst moet aangetoond worden. Is ze dit wat gebruik van taal betreft, of in haar interpretatie van de Islam zelf? Ik dacht van niet. (Zie elders op mijn blog: Hoe evolueert de Islam in Europa?). Zelf durf ik ook niet veel verder gaan in mijn interpretaties, maar vanuit de Foyer ervaringen met de biculturele onderwijsprojecten te Brussel, die eigenlijk voor een deel in de praktijk aansluiten bij de stelling van Dronkers, moeten we vaststellen dat de resultaten er inderdaad opmerkelijk beter liggen dan in zeer gediversifieerde gemengde scholen het geval is. Het principe van de biculturele onderwijsprojecten te Brussel is dat men er zich inderdaad specialiseert in vooral één nationaliteit (en taal) naast de Vlaamse… zodat een verdere diversiteit daardoor de facto niet te hoog oploopt. En inderdaad, de scores die daardoor in het verlengde bekomen worden, zijn méér dan behoorlijk. We beperken ons tot drie scores ter illustratie:1. In de biculturele onderwijsprojecten behalen slechts 9% van de ex-biculturele leerlingen aan het eind van het secundair onderwijs geen volwaardig diploma, waar dit in Vlaanderen, autochtone en allochtone leerlingen bijeen genomen, boven de 14% ligt.2. 42% van de ex-biculturele leerlingen volgen ASO te Brussel tegenover 36,88% in de groep homogeen anderstaligen.3. Een van de scholen waar nogal wat Latino leerlingen te Brussel opgevangen worden, scoort beduidend hoger op de Sibo-toetsen (bv. wiskunde, technisch lezen) dan bij de gemiddelde school in Vlaanderen het geval is, en zit voor sommige toetsen zelfs op het niveau van de best scorende scholen in Vlaanderen. Dit zijn in alle geval vaststellingen die de analyse van collega Dronkers niet tegenspreken. Of hieruit volgt dat de typisch zeer gediversifieerde multiculturele scholen in Vlaanderen geen toekomst hebben, volgt mijns inziens niet. Wel denk ik dat een gevolg is dat het van overheidswege een foute redenering is om te hopen om via éénlijnige maatregelen de juiste aanpak te vinden voor een beleid in deze scholen. Het nadeel van éénlijnige maatregelen is dat ze de indruk wekken om voor elke situatie op te gaan, terwijl ze in feite maar voor een heel beperkt aantal scholen echt geschikt zijn.Enkele voorbeelden van zulke eenlijnigheden met voorspelbaar tekort aan effect: (1) Stelling: laten we vooral in inburgering investeren, want de kinderen van ingeburgerden zullen deze problemen in de toekomst niet meer hebben. Bezwaar: nu al is het zo dat in Brussel (waarop ik noodgedwongen mijn ervaringen steun) kinderen van nieuwkomers beter scoren (met of zonder inburgering) dan kinderen van “generatie-armen” in de migratie. De achterstanden worden niet opgebouwd door de kinderen van de nieuwkomers. Ander voorbeeld: (2) Stelling: “Nederlands, Nederlands, Nederlands”… of anders gesteld: investeer heel sterk en exclusief in de onderwijstaal. Bezwaar: uit Amerikaans onderzoek in de staat California blijkt dat de resultaten onder ‘hispanic’ kinderen achteruit gegaan zijn, sedert men er het tweede taal onderricht vervangen heeft door “Engels, Engels, Engels”. En wat hebben de Franse landen overigens altijd anders gebracht dan “Frans, Frans, Frans…”. De enige juiste conclusie uit het onderzoek van Jaap Dronkers lijkt me te zijn dat men dringend moet stoppen met het soort éénlijnige maatregelen die zogenaamd voor alle scholen zouden opgaan (en in feite altijd maar voor een beperkt aantal scholen echt ‘to the point’ zijn), en moet durven opteren voor 1. maatwerk, en 2. specialisatie waar mogelijk. Een andere conclusie is ook dat men de diversiteit niet uit de hand moet laten lopen. Vervolgens heeft Dronkers wellicht ook geen ongelijk als hij stelt dat de school op de eerste plaats cognitieve doelstellingen moet nastreven en dat het leren omgaan met “super-diversiteit” aansluitend bij de schoolse carrière weliswaar ook moet gerealiseerd worden, maar dan bijvoorbeeld via buitenschoolse activiteiten die overigens ook door scholen onderling kunnen opgezet worden met de hulp van het middenveld. PS. Benieuwd of de Vlaamse regering de projecten bicultureel onderwijs die precies wèl efficiënt blijken te scoren, zal blijven negatief sanctioneren…. We houden u desgevallend uiteraard op de hoogte. PP.SS. Voor een recent, tamelijk volledig rapport over de biculturele onderwijsprojecten te Brussel, zie www.foyer.be : Rapport biculturele onderwijsprojecten te Brussel – juni 2010, gepost op 30 juni.