Op 1 mei keurde het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden met een grote meerderheid van stemmen een wetsontwerp goed dat een definitie van antisemitisme vastlegt en dat het onderwijs zal verplichten op grond daarvan antisemitisme in de onderwijsinstellingen te bestrijden, zoniet kunnen de subsidies worden ingetrokken. Maar de gekozen definitie is problematisch, verwart antisemitisme en antizionisme en is klaarblijkelijk bedoeld om de kritiek op Israël, die nu een krachtige piek bereikt op de Amerikaanse universiteiten, te verbieden en te onderdrukken…
Het wetsontwerp gebruikt de definitie die in 2016 werd gepubliceerd door het IHRA, de International Holocaust Remembrance Alliance. Die definitie was geen wet of wetsontwerp, maar een praktisch hulpmiddel voor de statistieken en het beleid inzake antisemitisme. Die definitie is wazig: antisemitisme is “een zekere perceptie van Joden, die kan uitgedrukt worden als haat tegenover Joden”. Daar wordt aan toegevoegd hoe die perceptie zich kan manifesteren: “Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme zijn gericht op Joodse of niet-Joodse individuen en/of hun eigendom, tegen instellingen en religieuze gebouwen van de Joodse gemeenschap.”
Deze definitie springt van perceptie naar actie, van Joden naar niet-Joden en van Joodse personen naar een Joodse gemeenschap, waarvan er maar een enkele zou bestaan. Ze is ook heel vaag: “een zekere perceptie”, “haat”?
Het probleem van de kritiek op de staat Israël en zijn zionistische ideologie was al duidelijk bij de totstandkoming van de definitie. Er werden voorbeelden aan toegevoegd en meer dan de helft daarvan slaan op Israël. De kritiek daarop leidde dan weer tot een toevoeging dat kritiek op Israël zoals die ook op andere staten kan gegeven worden, niet als antisemitisme te beschouwen is. Maar critici van de definitie hebben opgemerkt dat ze in de praktijk wel degelijk gebruikt wordt om kritiek op Israël te bestrijden.
Het gaat niet om welzijn en rechten van Joden, maar om politieke belangen van de VS en Israël
Het Amerikaanse wetsvoorstel dat door het Huis van Afgevaardigden werd goedgekeurd en nu naar de Senaat moet voor discussie en stemming, sluit aan bij de repressieve kant van de IHRA-definitie. Het gaat er juist om kritiek op Israël (en steun voor de Palestijnen) te onderdrukken, en niet op de bescherming van Joden tegen racisme. Daartoe is de bestaande wetgeving al afdoende: het wetsontwerp verwijst zelf naar deel VI van de Civil Rights Act van 1964 die discriminatie op basis van ras, kleur en nationale herkomst verbiedt in programma’s en activiteiten die federale financiële steun krijgen.
Waarom moet antisemitisme nog eens apart in een wet behandeld worden als er al een wet is tegen racisme die ook tegen anti-Joods racisme geldt ? Wat voegt dit toe aan het al bestaande? Dat wordt duidelijk als je een toelichting onder punt 2.5 bekijkt: de wet moet “besef van en aandacht voor antisemitisme vergroten, inclusief zijn bedreiging voor Amerika”. Die laatste toevoeging politiseert de hele kwestie. Het gaat niet zomaar om het welzijn en het recht op ongestoord leven van de Joodse burgers in de VS, maar om een bedreiging voor de staat. Versta: de alliantie van de VS met Israël en de permanente solidariteit van de Amerikaanse staat met Israël, ondanks alle schendingen van mensenrechten en van het krijgsrecht door dat land, moeten via de nieuwe wet ondersteund worden. Alles wat anti-Israël is binnen de onderwijsinstellingen moet via intrekking van subsidies afgeknepen worden.