De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De Kinderkamer als permanente krachtbron: in de crèchecrisis schuilen grote kansen.

dinsdag 6 december 2022 09:52
Spread the love

Een Sinterklaasbezinning over een traditionele, natuurlijke levenswijze die misschien meer kansen verdient.

Update: het voorbeeld van Maria moeder van Jezus, 6 december, 18 uur. Debat met prof Veerle Draulans en prof Frans De Waal te Leuven op 6 december: epiloog, 23 u 55.

De warme familie als sleutel tot een geslaagd leven.

Ik ben zelf als kind in de eerste duizend dagen opgevoed met veel tastbare warmte, met zeer nabije mensen om mij heen. Met veel boeken en prenten ook. Churchill vertelt in zijn autobiografie “My early life” dat hij herinneringen heeft die teruggaan tot zijn derde en vierde levensjaar. Zelf koester ik herinneringen die nog vele maanden verder teruggaan. Moeder die het bekende elegische wiegelied zingt, bijna elke avond, boven de wieg, een herinnering die moet tot de eerste twaalf maanden teruggaan, hoe verder terug, hoe vager zij wordt, maar het terugkerende ritueel geeft zekerheid aan die verste indrukken, die geheugensporen; moeder die ons elke avond in het teiltje wast en via deze vriendelijke aanraking laat weten: jij bent OK voor mij, ik ben er voor jou, jij mag er zijn. Dezelfde vrouw die mij voorleest uit prentenboeken.  Die als een ware Tijgermoeder ook wel op kritische momenten absolute gehoorzaamheid afdwingt met straffe hand. Vader die als vijfentwintigjarige man werd ingedeeld bij de ongewapende Duitse hulptroepen en diende aan het Russische en Oekraïense front, die herinneringen vertelt over deze oorlogservaringen, die de staatslieden van toen van een ironische, nog net niet karikaturale karakterschets voorziet, die de verhalen van Karl May over Old Shatterhand vertelt, en ik die aan zijn lippen hang. Dat waren dagen die met zekerheid in mijn derde jaar te dateren zijn. Grootvader die mij urenlang op zijn dij laat zitten, aan tafel in de keuken, zeer nabij en warm en rustig, bijna zonder iets te zeggen. Gezellig en fijn. En letterlijk on-vergetelijk, ook al moet dit een herinnering uit mijn allereerste levensjaar betreffen. De foto’s zijn hier getuige van. Ik zal twee jaar geweest zijn toen ik het genoegen ontdekte in de tuin te spelen, en de Vlaamse Reuzen over hun kop en rug te aaien, en te merken dat ook konijnen van tederheid houden. Zo kan ik nog een tijd door gaan. Om bepaalde redenen sta ik bijzonder alert en observerend in het leven, en dit vanaf extreem jonge leeftijd.

 

 

Aan deze dingen moet ik denken wanneer ik merk dat sommigen meer belang aan bezit lijken te hechten, of aan vormen van controle en macht, dan aan goede relaties en aan de liefdeservaring. Voor wie zich thuis voelt in de wereld van de tederheid, is zij nochtans een fantastische bron van voldoening. “Elke mens is altijd al gekwetst”, zo las ik als tiener in het essay van filosoof Ton Lemaire, De Tederheid, en het beste medicijn voor die menselijke existentiële kwetsuur is dan de tederheid. De volle, vriendelijke, tastbare nabijheid van een betrouwbare medemens.

Maar hoe moet een mens, denk ik dan, op dit goede spoor komen, dit intens deugddoende universum met succes binnengaan en exploiteren… wanneer hij de introductie er in niet heeft ontvangen als baby en kleuter?

 

 

Voor Churchill waren de eerste herinneringen niet zijn warme vader en moeder, maar dingen als soldaten die oefenen in het park en plechtigheden met toespraken, in zijn derde en vierde jaar. Hij werd niet toevallig een formidabele oorlogsvoerder en redenaar.

In een gelijkaardige beweging merk ik hoe mijn levensgevoel, mijn tevredenheidsniveau steeds opnieuw opklimt na een dipje dankzij de werking van openheid. Dankzij het geloof in het goede in de andere mens. Dankzij de bereidheid en aangekweekte, geoefende vaardigheid een gesprek aan te gaan met een nieuwe of een vertrouwde buur ook, met een passant in de stad met wie ik nog nooit eerder sprak, en last but not least met de eigen partner. Op Facebook verneem ik in groepen van stripliefhebbers hoe velen niet kunnen genieten van een nieuw verhaal in een reeks als Blake en Mortimer, wanneer het niet als twee druppels water lijkt op de oude, vertrouwde verhalen. Die in de jeugdjaren werden gelezen. In groepen als “Onze stad in de jaren tachtig ” neem ik iets gelijkaardigs waar: er zijn nogal wat mensen die vanuit een overmaat aan nostalgie lijken te leven, erg conservatief kijken naar het bestaan. Zij hebben het moeilijk het schone te zien in wat nieuw is, in de dag van heden. Het lukt hen niet evenzeer het goede op te merken in deze tijden.  De enige gouden tijd om in te leven lijkt de jaren tachtig. Een tijd waarin zij nochtans jong en dus relatief on-vrij en zeker onervaren waren. Is dat niet een beetje zielig?

Als ik nadenk over welke houding, welke karaktertrekken, welke concepten en woorden hier verandering ten goede kunnen brengen, kom ik uit bij begrippen als Openheid. Verbeeldingskracht. Zelfvertrouwen. Leergierigheid. Vertrouwen in de werking van je persoonlijke oordeel en verstand. Dit zijn ongetwijfeld kenmerken van de geest die je vooral in je eerste drie levensjaren kunt verwerven.

 

 

Zelfs de huiver, het onbehagen waarmee sommigen naar Nieuwe Belgen, naar immigranten kijken en mensen op de vlucht, lijkt mij op eenzelfde manier te ontstaan. Door onvoldoende contact met anderen, door onvoldoende eigenwaardebesef en onvoldoende (zelf)vertrouwen. Deze talenten ontstaan – zo zeggen recente inzichten uit de wetenschap – vooral bij kindjes die lange uren, dagen, vele maanden op het lichaam worden gedragen na de negen maanden in de bolle buik.

Veel grotere figuren dan ikzelf, grote geesten zoals Madeleine Albright, die de eerste Buitenlandminister werd van de V.S A. en romanschrijfsters als deze die Niels Holgersson en Pipi Langkous uitvonden, benadrukken in dit verband volgende grote waarheid:

“De Toekomst
wordt gevormd in
de kinderkamers”

Ik hoop dat het kleine maar ijverige, eigenzinnige en originele landje waarin ik werd geboren, waarin wij leven, in de toekomst, ook juist dankzij het debat over de beste vormen van opvoeding dat momenteel op gang komt, in volle crèchecrisis, het toegewijde, natuurlijk-nabije ouderschap weer gaat ontdekken en naar waarde schatten.

 

 

Ik geloof vast dat  wanneer opgevoed op die nabije, toegewijde, warme manier, met generositeit in de inzet van de tijd samen, volgende generaties elke dag en het leven zelf zullen kunnen starten, opnemen en beëindigen met ware, veel diepere Voldoening. Zonder vitale energie en levenstijd te verliezen in het nalopen van holle waarden als na-ijver en jaloezie.

Met loslaten van de heersende never ending game in showing off van bezittingen zoals luxe auto’s. Dit laatste betreft een ongezond populair geloof, een verslaving, een opbod dat waarschijnlijk een innerlijke leegte verbergt die bij betrokkenen in de eerste 1000 dagen is ontstaan. Dit dure spel is schadelijk voor de individuele mens en voor de hele maatschappij, en zoals iedereen sinds enige tijd weet, ook daarbuiten, voor de Natuur en de planeet.

Zowel de persoonlijke toekomst als de toekomst op macro schaal zal gebaat zijn bij een koerswijziging in de kinderkamers.

Ik wil er daarbij overigens iets moois op verwedden dat op tijd eens over het muurtje kijken bij “vreemde volkeren” en bij de hogere dieren, tot dezelfde inzichten zal leiden als de studie van antropologie, psychologie, opvoedkunde, ethologie van mensapen, het bestuderen van biografieën of reflectie over het eigen leven.

 

Wat baten deugddoende, lucratieve, “adelende” arbeid,

meditatie, natuurwandelingen,

creatief koken, gastronomisch genoegen…?

Als je de Tederheid niet hebt,

blijf je een arm lid van de mensensoort.

 

Zonder de zonden van bepaalde structuren of bepaald kerkelijk personeel te willen wit wassen, wil ik ten slotte nog het volgende opmerken. Het lijkt mij bijzonder geïnspireerd dat christenen in vele landen wereldwijd altijd de rol van Jezus messias’ moeder Maria hebben beklemtoond. Dat mensen mariabeelden hebben gemaakt en in hun huizen geplaatst van de heilige moeder die het heilige kindje op de heup draagt of de borst geeft, lijkt mij bijzonder verstandig en terecht. Dit gebeurde ook juist uit liefde, respect en verwondering voor de moeder en haar eeuwige, unieke lichaam en rol. Een warme, een lichaamsnabije opvoeding voor de kinderen in de eerste levensjaren is inderdaad echt een hoeksteen van een betere wereld. Dat feit moeten wij toch willens nillens her-ontdekken. Dat is overigens geen schande, dat is de gewone gang van zaken; zoals het geval was bij de generaties die ons vooraf gingen, is ons wereldbeeld telkens weer aan updating toe. “De goede dingen komen altijd weer terug” zegt het spreekwoord. Ik moet tenslotte ook denken aan die andere wijsheid die bijna haaks staat op veel hedendaags streven: “De beste dingen in het leven zijn gratis.” Zoals een moeder, een vader, die je uit liefde dragen, nabij blijven en de hele tijd teder aanraken.

 

 

Epiloog. Persoonlijk debat met bioloog Frans De Waal en gender specialiste Veerle Draulans te Leuven

Op de avond van Sinterklaasdag ben ik vanuit de zaal in debat gegaan met Frans De Waal, specialist in het gedrag van de grote mensapen in de stadsschouwburg van Leuven. Die wereldbekende expert was er uitgenodigd om over het thema gender te spreken, vanuit de stelling van zijn nieuwste boek, dat ook biologen in dit debat moeten gehoord worden. Toen het debat onder kundige leiding van Sven Speybrouk wat begon te verzanden, heb ik het thema van de crèchecrisis en de vraag naar de meerwaarde van opvoeding in grote nabijheid door de ouders zelf te berde gebracht. De Waal repliceerde daarop dat hij over dit thema niet veel wist, maar dat de onderzoeker Jim McCrea in de lijn van mijn stelling vurig de waarde van “cosleeping” verdedigt. De kleine kinderen met de moeder, met de ouders samen laten slapen dus, “zoals een miljard mensen doen in India” zoals de Amerikaanse Nederlander het formuleerde. Op mijn vraagstelling antwoordde ook prof Veerle Draulans, gespecialiseerd in Genderstudies, die als invaller optrad voor Griet Vandermassen, bekend van de tegendraadse columns over man en vrouw om de twee weken in De Standaard. Zij reageerde ook juist vanuit haar zitje in beheerraden van onthaalouder-organisaties en vroeg zeer empathisch om groot respect voor de onthaalwerkers. Nadien, tijdens de receptie, heb ik de professor gezegd dat dit loffelijke standpunt toch niet mag maken dat onze analyse over de beste opvoeding, die sterke, gezonde, tot voldoening en geluk voorbereide mensen blijft steken in sympathie voor een bepaalde beroepsgroep en voor bepaalde personen. Beroepen hangen samen met een bepaald type maatschappij, met bepaalde waarden en wetten, en die zijn allemaal veranderlijk.

Met enkele studenten die het panelgesprek hadden gevolgd heb ik nog even het debat verder gezet. Zij spraken respect uit voor de draai die ik aan het debat had gegeven. Een van hen bracht in dat hij van zijn professoren had geleerd dat “jonge kinderen die dicht bij het lichaam van de moeder opgevoed worden, in het verdere leven “angstig gebonden” blijven”! Dat heb ik meteen afgewezen als een hardnekkig vooroordeel van de academische sector. In tientallen interviews die ik persoonlijk afnam van zeer bewuste moeders, die thuisbevalling verkozen en tot een jaar of vier borstvoeding gaven, en lang voor het de norm werd, de babies in harnassenen draagdoeken op het lichaam overal mee naartoe namen, leerde ik immers dat net het tegendeel waar is: moeder Rie getuigde mij dat haar baby, wanneer zij samen was in een wachtzaal met andere moeders die hun kind veel afstandelijker opvoeden, juist het meest ondernemend was en zelfstandig van de mama weg ging en op verkenning ging. De crèche babies hingen juist aan hun mama’s lichaam vast in angst voor de wereld!

Dat getuigenis en het feit dat dit gegeven nog zo vaak zo geheel verkeerd wordt begrepen, bracht mij de woorden in herinnering die ik persoonlijk heb horen spreken door de grote onderzoeker van het befaamde Max Planck Instituut in Duitsland, Jacob Kreuzfeld. Hij sprak ze tijdens het Mind – Brain congres in Leuven midden jaren negentig, georganiseerd door het HIW en professor Herman Roelands. De waarheid die hij bracht met ernstige, diepe stem gaat zo:

“Het feit of een kind tijdens de eerste jaren met genoeg warmte wordt opgevoed, zal – Levenslang – bepalen in welke mate zijn brein goed functioneert!”

Dat is blijkbaar iets dat nog niet tot veel academische collega’s en tot de publieke opinie is doorgedrongen. Het belang van voldoende stimuli voor de ontwikkeling van het brein is overigens een punt dat ook Frans De Waal tijdens het panelgesprek had onderstreept, vanuit zijn jarenlange expertise. Het zal duidelijk zijn dat de welmenende werkers in een crèche op dit vlak nooit het niveau van toegewijde vader en moeder kunnen bereiken. De getuigenissen die ik tijdens vorige blogs sinds begin oktober heb verzameld, en die soms in opiniestukken in kranten zijn verschenen, wijzen eerder in de andere richting: dat er veel tijdsgebrek is, en dat aan de mentale ontwikkeling niet toegekomen  wordt, dat de zorg voor wassen en eten alle aandacht opeist…

Chinese moeder met jonge baby

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!