Visual: Blockbuster.be
Longread - Marijke Persoone

Waarom het Vlaams Belang en haar zusterpartijen nooit sociale partijen zullen worden

Extreemrechtse, conservatieve en nationalistische partijen zitten in verschillende Europese landen in de lift en zelfs in de regering. Ze combineren een identitair anti-migratieverhaal met een laagje anti-elitair sociaal vernis. Dat ze dat allemaal doen is geen toeval. Achter de mythe van de eigen-volk-identiteit, achter de sociale façade verschuilt zich een programma van rauw kapitalisme, ongelijkheid, racisme, uitsluiting en afbraak van democratische en sociale rechten.

dinsdag 26 september 2023 12:52
Spread the love

 

Geldt dat ook voor de standpunten van ‘Vlaanderen welvarend’, het sociaal-economisch congres van het Vlaams Belang van 24 september 2023? In dit artikel vergelijken we de recente congresbesluiten met eerder ingenomen posities en we plaatsen ze naast het sociaal-economisch beleid van twee bevriende partijen, aan de macht in Italië en Hongarije. Ter attentie van wie denkt: “Laat ze maar eens meeregeren”.

Sociale bocht

Marine Le Pen trok lessen uit de opstand van de gele hesjes tegen de onbetaalbare brandstofprijzen. Ze liet het extreemrechtse FN van haar vader vervellen tot het Rassemblement National. Negationisme en homofobie maakten plaats voor populistische kritiek tegen de globalistische elite, economisch protectionisme en prioriteit voor de autochtone Fransen bij jobs en sociale voorzieningen.

Andere uiterst rechtse partijen keken toe en maakten een ogenschijnlijk sociale bocht om een grotere groep van de werkende bevolking achter zich te krijgen.

Hoe zit dat bij het Vlaams Belang?

Echt sociaal of sociale maquillage?

Foto: Blockbuster.be

Is de Vlaams Blok-kreet ‘Staken schaadt, werken baat’, definitief verleden tijd? De partij wil het ons graag laten geloven. Ze cultiveert haar imago van volkspartij die de belangen van de gewone Vlamingen ter harte neemt. Is de partij echt sociaal geworden of werd ze meer bedreven in sociale maquillage? Even kijken naar de evolutie van haar sociaal-economische standpunten.

Ondernemend Vlaanderen met vleugellamme vakbonden

Het eerste sociaal-economisch congres, waar de partij voluit mee uitpakte had plaats in 2005 onder de titel ‘Ondernemend Vlaanderen: welvaart voor iedereen’. De sleutelzin omschrijft de Vlaamse economie als “de noeste, zakelijke en doorgedreven wijze waarop er meerwaarde wordt gecreëerd door ondernemende en hardwerkende mensen”.

Of nog: “de economie is iets waar iedereen mee aan de kar duwt en waar ondernemers en werknemers allemaal een gemeenschappelijk belang hebben: welvaart”. Ondernemers en werknemers creëren samen de welvaart, elk vanuit hun eigen rol, elk vanop hun plaats in de maatschappelijke orde, zonder belangentegenstelling tussen hen. Een stelling die helemaal thuishoort in de extreemrechtse ideologie van het solidarisme.

Typerend is hoe de partij zichzelf voorstelt op de site van ‘Identiteit en Democratie’, de extreemrechtse fractie in het Europees Parlement, waar het Vlaams Belang lid van is samen met partijen als het Franse Rassemblement National, het Duitse Alternative für Deutschland, de Nederlandse Partij voor de Vrijheid, de Italiaanse Lega:

“De partij is tevens een rechts-nationalistische partij, omdat zij de vrije mens erkent zoals hij is en dus de ideologieën verwerpt die van de maakbaarheid van de mens uitgaan”. De natuurlijke orde verwerpt maakbaarheid, strijden voor meer gelijkheid en inclusie is dus uit den boze.

Als dat de basisstelling is, waarom zijn er dan nog vakbonden nodig die opkomen voor de belangen van werknemers? Het Vlaams Belang zet vakbonden weg bij het establishment. “Vandaag zijn de vakbonden het machtsbestel”, luidt het. Ze moeten rechtspersoonlijkheid aannemen. Ze mogen niet langer de werkloosheidsvergoeding uitbetalen. En het ‘recht op arbeid’ moet primeren op het stakingsrecht.

Het Vlaams Belang Magazine bevroeg ter voorbereiding van het congres zo’n 3.000 Vlaamse bedrijfsleiders

De 2005-versie van wat Vlaams Blok-voorzitter Karel Dillen in 1983 uitkraamde, toen hij zijn wetsvoorstel neerlegde om de vakbonden rechtspersoonlijkheid te geven. Voor de vakbonden bedacht hij toen dit koosnaampje: “politieke instrumenten van desinformatie en destabilisatie, ophitsing en demagogie”.

Naar eigen zeggen (Vlaams Belang Magazine, juni 2005) bevroeg de partij, ter voorbereiding van het congres, zo’n 3.000 Vlaamse bedrijfsleiders. De partij heeft bijzonder goed naar hen geluisterd. De krant De Tijd (23 november 2005) vat het kernachtig samen: “De partij biedt de bedrijven alles waar ze van dromen: lastenverlagingen, een ontvette overheid en minder machtige vakbonden”. De sociale bocht is dan kennelijk nog niet ingezet.

Partij van de ondernemingen

Is er een koerswijziging merkbaar vanaf 2012, wanneer het Vlaams Belang een manifest publiceert ‘Een beter Vlaanderen voor een lagere prijs’? De tekst stelt meteen de ondernemers gerust: “Het Vlaams Belang blijft de partij van de ondernemingen in een ondernemend Vlaanderen”. De ondernemingsvriendelijke lijn van het congres van 2005 wordt dus aangehouden.

Visual: Blockbuster.be

Maar tegelijk wil de partij af van de kritiek dat haar economisch programma volledig geënt zit op de neoliberale marktlogica. En dus komt er in 2013 een congres ‘Vlaams Belang: sociale partij’. Een snelle blik op de congresbesluiten toont inderdaad een meer sociaal gezicht. Voorstellen voor een btw-verlaging op gas en elektriciteit naar 6%, automatische toekenning van bepaalde rechten zoals studiebeurzen en tegemoetkomingen voor gehandicapten, optrekken van het minimumpensioen…

Dat de partij iets vaker het woord solidariteit in de mond neemt, noopt sommige opiniemakers ertoe om het Vlaams Belang voortaan te omschrijven als ‘cultureel rechts en sociaal-economisch centrum-links’. Echt? Misschien toch even de moeite nemen om de standpunten en het stemgedrag grondiger te onderzoeken.

Begrensde solidariteit

De begrenzing van de Vlaams Belang-solidariteit klinkt meteen helder in de aanhef van het congres: “Alsof er niets aan de hand is, blijven de Vlamingen lijdzaam ondergaan dat onze welvaart op buitensporige wijze door Wallonië wordt geplunderd. Als dit zo blijft doorgaan, zijn we niet meer in staat onze sociale zekerheid te vrijwaren”. De ‘versterking’ van de solidariteit begint met de afbraak van solidariteit, via de splitsing van de sociale zekerheid én de splitsing van de vakbonden.

De ‘versterking’ van de solidariteit begint met de afbraak van solidariteit, via de splitsing van de sociale zekerheid én de splitsing van de vakbonden

“De natuurlijke bedding voor sociale solidariteit is de volksgemeenschap”. Daarom verdedigt het Vlaams Belang een vorm van solidariteit “die gebaseerd is op een gemeenschappelijke culturele identiteit (samenhorigheid) en een sociale cohesie”.

Pech voor al wie geen deel uitmaakt van die ‘culturele identiteit’. Walen, mensen met migratieroots, werklozen, vakbonden, zo blijkt verder in de tekst. Waar dat apartheidsdenken toe leidt lezen we onder meer in het verkiezingsprogramma van 2019 waarin de partij de oprichting voorstelt van een aparte kas voor sociale uitkeringen aan ‘vreemdelingen’ waaraan ook enkel ‘vreemdelingen’ bijdragen.

Geen breuk met de Vlaams Blok-standpunten op het congres ‘Arm Vlaanderen’ van 1993. Toen klonk het, met de felle vakbondsacties tegen het Globaal Plan van de regering Dehaene nog vers in het geheugen: “Er moet opnieuw lucht geblazen worden in het sociaal weefsel van onze samenleving. Klassenstrijd kan geen bron meer vormen. De nieuwe bron is de volksgemeenschap als kader voor de ethisch noodwendige solidariteit”.

Gekortwiekte sociale zekerheid

Wie denkt beter af te zijn met een Vlaamse sociale zekerheid moet toch nog even verder lezen. Optrekken van het minimumpensioen klinkt goed, maar “daar zal iets tegenover moeten staan: er zullen minder snel gepensioneerden mogen bijkomen en we zullen langer moeten werken”. Dat langer werken zal echter geen meerinkomst voor de sociale zekerheid opleveren want de partij wil “arbeid door gepensioneerden volledig vrijstellen van werkgevers- en werknemersbijdragen”.

“Er zullen minder snel gepensioneerden mogen bijkomen en we zullen langer moeten werken”

Een ander voorbeeld, het Vlaams Belang wil een opvoedersloon voor de ouder die thuisblijft om voor de kinderen te zorgen, en hoe zal ze dat financieren? “Door een verschuiving bij andere uitkeringen en dit voornamelijk bij de werkloosheidsvergoedingen en bij de tijdskredietstelsels, terwijl logischerwijze de fiscale aftrekken voor kinderopvang zullen afnemen”.

Telkens vestzak-broekzak binnen de werkende bevolking. Sociale maatregelen financieren via taxen voor de superrijken of de grote bedrijven? Je zal er vruchteloos naar zoeken in de teksten van het Vlaams Belang.

In z’n 1 mei-toespraak windt Tom Van Grieken er geen doekjes rond: “Het probleem in dit land, in tegenstelling tot wat alle socialisten en communisten u proberen wijs te maken, zijn niet de woekerwinsten. Het grootste probleem zijn de woekerbelastingen”. En in het Europees Parlement stemmen ze tegen het opstellen van een zwarte lijst van belastingparadijzen. Applaus op alle donkerblauwe banken.

Een sociale zekerheid à la Vlaams Belang krijgt geheid heel wat minder inkomsten dan het huidige systeem. “De torenhoge lasten op arbeid vormen de grootste bedreiging voor onze werkgelegenheid en economie. Wij pleiten voor een snelle en lineaire reductie van de patronale loonlasten met 25 procent”.

Voeg daar nog bij, gemorrel aan de index. In tegenstelling tot eerdere standpunten wil de partij nu het systeem van de automatische indexering niet afschaffen, maar wel beperken tot een indexering van het nettoloon. Weer minder inkomsten in de kas van de sociale zekerheid. Gevolg: op termijn verminderde uitkeringen.

In het Europees Parlement stemt het VB tegen het opstellen van een zwarte lijst van belastingparadijzen

En ook verdere privatisering ligt op de loer. Niet van de ‘basisverzekering’. “Toch kan de markt een rol spelen in het aanbieden van aanvullende private verzekeringen. Om de sociale bescherming te maximaliseren, dient de overheid dergelijke initiatieven fiscaal te stimuleren.” Van sociale zekerheid naar bijstand, aangevuld met commerciële verzekeringen.

Een sociaal Vlaanderen met een gekortwiekte sociale zekerheid? Wie gelooft dat.

Werknemers-werkgevers één front

De partij blijft ook in 2013 trouw aan het solidarisme: “In onze visie hebben werkgevers en werknemers veel meer gemeenschappelijke dan tegengestelde belangen”. Veel beter dan eisenstellende vakbonden is een systeem van werknemersparticipatie, waarbij bedrijven hun werknemers laten participeren in het aandelenkapitaal van de onderneming.

Dit betekent dat de vergoeding voor de geleverde arbeid “naast het loon bestaat uit een betaling in bedrijfsaandelen”. In de plaats van werknemers die op hun strepen staan en zich aansluiten bij een vakbond, krijg je bedrijfsloyale arbeidskrachten.

“De werknemer wordt meer betrokken bij het bedrijf door het uitzicht op deelname in de toekomstige winst (dividend) en een meerwaarde (verkoop aandelen), wat leidt tot betere prestaties. Via de algemene vergadering krijgen de werknemers trouwens rechtstreeks inspraak in het ondernemingsbeleid”.

In de plaats van werknemers die op hun strepen staan en zich aansluiten bij een vakbond, krijg je bedrijfsloyale arbeidskrachten

Geen tegenstelling tussen arbeid en kapitaal, ook hier trekt de ‘sociale partij’ van 2013 de lijn door van het Vlaams Blok. In 1993 schreven Filip Dewinter en Karim Van Overmeire in hun boek ‘Een tegen allen’: “De nieuwe politieke scheidingslijn wordt niet bepaald door de tegenstelling arbeid-kapitaal, maar door de keuze tussen het behoud van onze identiteit en culturele eigenheid of het kiezen voor de multiraciale en pluriculturele maatschappij”.

Dertig jaar later is dat nog steeds het dogma.

Leve de hardwerkende Vlaming

Een solidaristische maatschappij vertrekt van een ‘natuurlijke ongelijkheid’ waarin ieder zijn rol en plaats heeft. Werknemers horen te werken. “Een solidaristische gemeenschap is een prestatiegemeenschap”, luidt het in de Grondbeginselen van het Vlaams Blok. Alleen prestaties kunnen rechten genereren.

Het congres van 2013 vertaalt dat principe in concrete maatregelen. Zo eist de ‘sociale partij’ dat minder met arbeid gelijkgestelde periodes meetellen voor de pensioenrechten. Vooral vrouwen zijn hiervan de dupe.

Werklozen worden ervan verdacht zich in een hangmat te nestelen: “In het kader van de rechten-plichtenbenadering moet de attitude ten opzichte van (langdurige) werkloosheid veranderen. De ‘sociale hangmatcultuur’ moet verdwijnen en terug plaatsmaken voor de oorspronkelijke filosofie van de werkloosheidsuitkeringen: een vangnet voor degenen die wegens omstandigheden hun werk verliezen en hiervoor tijdelijk ondersteund kunnen worden”.

Een herhaling dus van het gekende standpunt om de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd, wel met meer soepelheid voor oudere werknemers die moeite hebben om opnieuw een gepaste job te vinden. Langdurig zieken kunnen evenmin op empathie rekenen. In 2017 stemde het Vlaams Belang voor het wetsontwerp van Maggie De Block die het voor werkgevers makkelijk maakte om zieke werknemers zonder ontslagvergoeding te ontslaan.

Het Vlaams Belang stemde voor het wetsontwerp die het voor werkgevers makkelijk maakte om zieke werknemers zonder ontslagvergoeding te ontslaan

In talloze interviews en tweets klinkt de loftrompet voor de ‘hardwerkende Vlaming’. Niet enkel bij het Vlaams Belang trouwens. De eigenschap ‘hardwerkend’ is geen globale, objectieve beschrijving van een economische activiteit. Onbetaalde zorgarbeid valt er al niet onder.

Het adjectief ‘hardwerkend’ heeft een morele kwalificatie. ‘Hardwerkend’ is goed, is prijzenswaardig. Wie één groep veelvuldig en overmatig prijst, keurt een andere groep stelselmatig af. ‘Hardwerkende Vlaming’ roept een tegengestelde categorie in het leven: de niet-Vlaming, het ‘profitariaat’. Dat betekent minder waardering en minder rechten. Niet zo onschuldig als je op het eerste gezicht zou denken.

Wie hoopt op arbeidsduurverkorting, op vermindering van werkdruk, op preventieve maatregelen tegen stress en burn-out, komt met het Vlaams Belang van een kale reis thuis. Wie voorstander is van soepeler overuren, van meer en langer werken heeft aan de partij een bondgenoot.

“Arbeidsduurverkorting bedreigt de productiviteit en dus het concurrentievermogen van de bedrijven. In onze buurlanden Duitsland en Frankrijk doen de nadelen van een kortzichtige vermindering van werkuren zich reeds langer voelen en is de ommezwaai al ingezet. Iemand die langer wil werken, moet hiervoor correct verloond worden zonder dat de overheid het loonsurplus in grote mate afroomt: wie meer wil werken moet daarvoor beloond worden en dat ook effectief merken op zijn loonbriefje”.

Wie hoopt op arbeidsduurverkorting, op vermindering van werkdruk, enz., komt met het Vlaams Belang van een kale reis thuis

De belofte van een correcte verloning neem je best met een grove korrel zout. In 2017 stemde het Vlaamse Belang voor de verstrenging van de wet op het concurrentievermogen, die sindsdien onze lonen bevriest. In 2022 stemde ze in het Europees Parlement, samen met de N-VA, tegen de richtlijn voor toereikende minimumlonen in de Europese Unie. ‘Which side are you on?’, zong Pete Seeger. Het laagje sociale schmink is wel erg dun.

Een nieuw ‘sociaal pact’, anno 2023?

Breekt het congres ‘Vlaanderen welvarend’ van 24 september 2023 met de vroegere asociale standpunten? We lazen voor u de congrestekst en bekeken de livebeelden op YouTube.

Het congres opent met deze stelling: de nieuwe breuklijn is die tussen nationalisme en globalisme. Globalisme rijmt op liberalisme, op vreemde overheersing, op oneerlijke concurrentie, op financiële elite, op multiculturele samenleving. Het Vlaams Belang situeert zich uiteraard in het nationalistische kamp.

En, het aloude solidarisme blijft ondubbelzinnig overeind: “Vlaamse werknemers en werkgevers staan niet als rivaliserende klassen tegenover elkaar. Zij zorgen samen voor de welvaart en zijn bondgenoten in het behoud van de nationale bedrijvigheid en werkgelegenheid. Zij zitten in hetzelfde schuitje en trekken best aan één zeel tegen de concurrenten”.

Het Vlaams Belang kiest nu voor het ‘Rijnlandmodel’, een sociaal gecorrigeerde markteconomie, en positioneert zich hiermee, naar eigen zeggen “stevig in het midden”. Een stelling die toch wel wat onderzoek vraagt.

Waarom het Rijnlandmodel? Tom Van Grieken licht toe: “Het is een economie die het beste past bij onze aard. Ik zie dat Vlamingen graag de handen uit de mouwen steken. Wij werken hard en helpen met plezier waar het nodig”. Het thema van de ‘hardwerkende Vlaming’ tegenover de ‘profiteurs’ zit opnieuw ingeweven in alle congresbesluiten en geeft meteen al een bruin kleurtje aan de Vlaams Belang-versie van het Rijnlandmodel.

“Het probleem met het kapitalisme is niet dat er te veel kapitalisten zijn, maar net te weinig”

De partij roemt het sociaal contract dat in de jaren zestig welvaart bracht voor brede lagen van de bevolking. Pikante toevoeging: “Zo werden wij allemaal arbeider én (een beetje) kapitalist”. Tom Vandendriessche, hoofd van de studiedienst doet daar in zijn toespraak nog een schepje bovenop: “Het probleem met het kapitalisme is niet dat er te veel kapitalisten zijn, maar net te weinig”. Sociaal gecorrigeerde markteconomie, met de nadruk op markteconomie.

Wie betaalt de sociale beloftes?

In lijn met vroegere standpunten kiest de partij opnieuw voor lagere belasting op werk en ondernemen, onder meer een verlaging van de vennootschapsbelasting tot twintig procent, en een drastische verlaging van de lasten op arbeid, lees de sociale bijdragen.

Ondanks die ernstige aderlating van de sociale zekerheid en de staatskas, doet de partij een aantal sociale beloftes zoals de verhoging van de belastingvrije som, de verhoging van het minimumpensioen tot 1.760 euro na een voltijdse loopbaan van 40 jaar, een verhoging van het minimumloon met vijf procent en zelfs het integraal behoud van de automatische indexering van de brutolonen.

“Het Vlaams Belang is geen voorstander van een netto-loonindexering”, lezen we nu. De partij vergeet te vermelden dat ze dat tot voor kort wél was. Dan toch de hete adem van sterke vakbondsmobilisatie rond deze punten?

Hoe zal het de pensioenen vergaan? Er komt een eengemaakt pensioenstelsel voor werknemers uit de privésector, ambtenaren en zelfstandigen en dat zal geen nivellering naar boven zijn. Ambtenarenpensioenen worden afgetopt. Je hebt recht op een volledig pensioen na een loopbaan van 66.000 effectief gewerkte uren, dat is een voltijdse loopbaan van veertig jaar.

Er wordt geen rekening gehouden met zware beroepen. En er wordt bij iedereen twee procent van het loon afgehouden voor aanvullend pensioen. Met een gunstige fiscaliteit voor verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen die lokaal investeren, bijvoorbeeld in nieuwe Vlaamse kerncentrales. Win-win, toch?

Het Vlaams Belang blijft zich ook dé gezinspartij noemen en dus heeft ze voor gezinnen ook wat in petto: een verdubbeling van het ouderschapsverlof en een deeltijds opvoedersloon, gelijk aan een half leefloon.

Hoe dat concreet zit vertelt Vlaams parlementslid Ilse Malfroot: “Wanneer we spreken over de zuivere man-vrouwrelatie, dat wil zeggen dat de man voltijds werkt en de vrouw ervoor kiest om halftijds thuis te blijven, dan kan de vrouw een halftijds leefloon krijgen, op voorwaarde dat haar man voltijds werkt”. No comment.

“De vrouw kan een halftijds leefloon krijgen, op voorwaarde dat haar man voltijds werkt”

Wat komen we te weten over de financiering van die beloftes? Komt er een vermogensbelasting of een andere vorm van rijkentaks? Dat is helemaal niet nodig want in een onafhankelijk Vlaanderen zijn er geen transfers naar Wallonië, is er een migratiestop en een apart sociale zekerheid voor niet-Vlamingen van buiten de EU, is er beperking van werkloosheidsuitkering tot twee jaar, gaat de staat op “strikt dieet” (dixit Wouter Vermeersch), gaan er niet langer subsidies naar “woke organisaties die onze Vlaamse cultuur en identiteit ondermijnen”, en gaat de werkzaamheidsgraad en de productiviteit omhoog.

Zie daar het recept dat moeiteloos de nodige miljarden zal opleveren. Hoe zal de werkzaamheidsgraad en de productiviteit toenemen? Door een aanklampend activeringsbeleid van ‘inactieven’. Dat verhaal kennen we. Door overheidssteun aan bedrijven die innoveren en zich in Vlaanderen verankeren. Door robotisering en artificiële intelligentie aan te moedigen. En door “een kordaat mededingingsbeleid dat de gezonde concurrentie tussen bedrijven bewaakt en desnoods herstelt, waardoor onproductieve bedrijven vervangen worden door productieve bedrijven”.

En de vakbonden?

En hoe zit het in het Vlaamse Rijnlandmodel met de rol van de vakbonden? “Het vergt een sociaal overlegmodel tussen werkgevers en werknemers”, lezen we. Je zou hierin een versoepeling kunnen zien van de gekende anti-vakbondsstandpunten, maar het vervolg van de zin gaat zo: “waarbij naar consensus en niet naar conflict wordt gestreefd”.

Een Vlaams consensusmodel houdt zich ver van “een Waalse cultuur van straatprotesten en stakingen”, wordt verder nog verduidelijkt en het hoofd van de studiedienst laat er geen twijfel over bestaan: “De vakbonden verdedigen al lang niet meer de belangen van gewone mensen”.

Een Vlaams consensusmodel houdt zich ver van “een Waalse cultuur van straatprotesten en stakingen”

Een nieuw sociaal pact, na de splitsing van het land, gebaseerd op apartheid en discriminatie, met een structureel ondergefinancierde sociale zekerheid, onderdanige vakbonden en werknemers die samen met de werkgevers strijden tegen de concurrenten. Daar kan zelfs een dikkere laag sociaal vernis onmogelijk een sociaal project van maken.

Het is geen toeval dat het Vlaams Belang zo denkt. Dezelfde opvattingen en maatregelen duiken op in de radicaal-rechtse politiek in Italië en Hongarije, twee regeringen waar de Vlaams Belang-voorzitter graag positief over twittert.

“Geen klaplopers in Italië”

31 juli 2023, paniek in Terrasini, een Siciliaans stadje, gelegen aan een mooie baai. Een wanhopige man stormt, gewapend met een jerrycan, het gemeentehuis binnen. In het kantoor van de burgemeester overgiet hij de meubels met benzine en dreigt ermee alles in brand te steken, zichzelf incluis. Een snelle interventie van de hulpdiensten kan dat verhinderen.

De man wordt naar het ziekenhuis gevoerd. Daar vertelt hij dat hij de wanhoop nabij is omdat hij op 28 juli een sms van de overheid kreeg dat zijn ‘burgerschapsinkomen’, een soort leefloon, vanaf 1 augustus wordt afgeschaft. Hij weet niet meer van welk hout pijlen te maken, want door fysieke beperkingen kan hij niet meer werken. Een geïsoleerd voorval?

Het leven zoals het is voor mensen in een kwetsbare situatie in het Italië van premier Giorgia Meloni en haar postfascistische[1] partij ‘Broeders van Italië’, in coalitie met de Liga van Salvini en Berlusconi’s Forza Italia. Veel broederschap valt er niet te bespeuren voor de 160.000 steuntrekkers die, net als de man in Terrasini, koudweg via een sms vernemen dat ze van de ene dag op de andere hun uitkering kwijt zijn.

160.000 steuntrekkers verloren van de ene dag op de andere hun uitkering

In de toespraak bij het aantreden van haar radicaal rechtse coalitie beloofde Meloni de Italiaanse economie, de ondernemingen en ‘het werk’ te verdedigen. Het werk verdedigen is kennelijk codetaal voor repressief optreden tegen werklozen. Wie niet werkt heeft geen rechten, klinkt het unisono in radicaal rechtse koren.

“Armoede bestrijd je niet met welfairisme”, is één van de mantra’s van Meloni. Haar radicaal rechtse regering wil geen ‘fannulloni’, ‘nietsdoeners’ in Italië. Iedereen die kan werken, moet werken.

Werklozen moeten zich verplicht registreren en al na de eerste weigering van een ‘gepast’ jobaanbod verliezen ze hun uitkering. De term ‘passende job’ wordt erg ruim ingevuld. Die maatregel treft iedereen die jonger is dan zestig en geen kinderen of ouderen moet onderhouden.

Verder zet de regering-Meloni eerste stappen in de realisatie van een vlaktaks . De invoering van een minimumloon is niet aan de orde, wel de belofte van belastingverlaging voor ondernemingen en werknemers, onder meer de verlaging van het btw-tarief op enkele essentiële producten. Ondertussen moest ze al toegeven dat er geen budget is om de beloofde belastingverlaging en verhoging van de pensioenen te realiseren.

Giorgia Meloni

Giorgia Meloni. Foto: Vox España, Wikimedia Commons / CC0 1.0

In het Europees Parlement maakt Meloni’s partij ‘Broeders van Italië’ (onder meer samen met de N-VA) deel uit van de conservatieve fractie. Punt één van ‘de principes en waarden’ van de ECR-fractie luidt: “Vrije onderneming, vrije en eerlijke handel en concurrentie, minimale regulering, lagere taxen, en een slanke staat als ultieme katalysator voor individuele vrijheid en persoonlijke en nationale welvaart”. Je kan het bezwaarlijk een sociaal charter noemen.

Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken feliciteerde enthousiast de regering Meloni-Salvini bij haar aantreden: “Meloni en Salvini tonen aan wat er mogelijk is als rechts de verschillen overstijgt en de krachten bundelt. De kiesuitslag in Italië moet dan ook dienen als inspiratie voor alle Europese patriotten die opkomen voor hun identiteit en cultuur.”

Typerend is dat hij enkel identiteit en cultuur vernoemt en zedig zwijgt over het sociaal-economisch programma.

“Onder Meloni is het land nog armer geworden. De meerderheid komt niet toe aan het eind van de maand”

Het bilan van Meloni’s eerste honderd dagen, uit de mond van Maurizio Landini, secretaris-generaal van de vakbond CGIL klinkt heel wat minder euforisch: “Het land is nog armer geworden. De meerderheid komt niet toe aan het eind van de maand.”

Gebeten op de vakbonden

Voor de Italiaanse vakbonden breken moeilijke tijden aan. De kleine rechtse vakbond UGL kreeg, dankzij Meloni, onderhandelingsbevoegdheid, niet enkel op bedrijfsvlak maar ook in het centraal interprofessioneel overleg. En haar coalitiepartner Lega onderhoudt nauwe banden met privé arbeidsadviseurs die de rol van de vakbonden in de bedrijven betwisten.

De vakbonden krijgen ook te maken met fysiek geweld, gaande van bedreigingen, bekladden van hun gebouwen tot regelrechte invasie. Dat is geen toeval. Het gebeurt vroeg of laat overal waar extreemrechts in opmars is of al de touwtjes in handen heeft.

Het Vlaams Belang laat daar ook bij ons geen twijfel over bestaan. De partij schrijft in haar sociaal-economisch programma van 2012 dat ze niet tegen vakbonden is, maar ze beschuldigt onze drie vakbonden dat ze zich gedragen als “agressieve en onverantwoordelijke monopolisten”, ze wil ‘vrije vakbonden’ toelaten per bedrijf en ook het sociaal overleg gebeurt best op bedrijfsniveau. Liever versnipperde bondjes dan een sterke sociale tegenmacht.

Waarom zo gebeten op de vakbonden? De bonden organiseren de brede werknemersgroep om samen voor hun rechten en belangen op te komen. Via collectieve onderhandelingen, maar als het moet met acties, tot en met staking.

Alle sociale vooruitgang is bevochten. Niet zelden botst dat met de belangen van ondernemers en aandeelhouders voor wie winst primeert op arbeidsrecht. Een doorn in het oog van (extreem)rechtse politieke partijen die net die kapitalistische economie ondersteunen. Een doorn in het oog voor de corporatistische visie van extreemrechts, die geen tegenstelling duldt tussen werknemers en werkgevers.

Alle sociale vooruitgang is bevochten. Niet zelden botst dat met de belangen van ondernemers en aandeelhouders

Een solidaire vakbondspraktijk steunt op ‘samen sterk’ en trekt geen muren op tussen verschillende groepen werknemers. Denk maar aan de strijd voor gelijk loon voor gelijk werk, tegen sociale dumping, voor gelijke rechten voor uitzendkrachten, voor een Europees minimumloon… Dat staat haaks op een politiek van discriminatie en uitsluiting. Dat staat haaks op de nationalistische invulling van solidariteit enkel binnen het ‘eigen volk’.

En last but not least, de vakbonden en het middenveld zijn scholen voor echte democratie. Sociale verkiezingen, opleiding en vorming voor delegees en activisten, participatieve besluitvorming, trainingen voor woordvoerderschap en onderhandelen… Dat levert mondige, kritische en georganiseerde burgers af, niet waar een autoritaire overheid op zit te wachten.

Het Hongaarse recept: familie, werk, orde

Een vergelijkbaar beeld in Hongarije onder het bewind van de radicaal rechtse Victor Orbán. Familie, werk, orde zijn sleutelwoorden in het programma van z’n partij Fidesz. Geen speech zonder wierook voor het kinderrijke, traditionele gezin dat de christelijke waarden en de Hongaarse cultuur beleeft en doorgeeft.

Die gezinnen worden beloond met hogere gezinstoelagen, ten minste als ze voldoende verdienen om belastingen te betalen. De toelagen worden immers toegekend in de vorm van belastingaftrekken voor wie werkt in de formele economie. Het is dus vooral de ‘hardwerkende’ middenklasse met een bovengemiddeld inkomen die ervan kan genieten.

Orbáns ‘sociaal’ beleid verwerpt de verzorgingsstaat met haar sociale voorzieningen en opent het tijdperk van ‘de op werk gebaseerde staat’. Waar hebben we dat nog gehoord?

En het blijft niet bij woorden. De regering Orbán verkort de periode waarin een werkzoekende een uitkering krijgt. Dat wordt drie maanden in plaats van negen maanden. Geen werk gevonden? Dan val je na drie maanden terug op een bijstandsuitkering van… 72 euro per maand.

Die repressieve activeringspolitiek gaat gepaard met het stigmatiseren en criminaliseren van armoede en dakloosheid, discriminatie van de LGBTIQ+-gemeenschap en racistische maatregelen tegen de Roma, de Joodse bevolking en de migranten uit moslimlanden.

Na drie maanden werkloosheid val je terug op een bijstandsuitkering van … 72 euro per maand

Maar, het Hongaarse activeringsprogramma hanteert niet enkel de stok. Er is ook een wortel. Wie langer dan drie maanden werkloos is kan -of beter moet- aan de slag in een tewerkstellingsprogramma van de overheid voor schilderwerken, tuinieren, straatvegen, openbare werken…

Ondertussen hebben 200.000 mensen zo’n mes-op-de-keel-job. Ruim 200.000 banen scheppen, daar kan een regering mee uitpakken, toch? Ware het niet dat wie zo’n Orbánbaantje heeft maar de helft van het minimumloon verdient. Dan moet je weten dat Hongarije, na Bulgarije, het laagste minimumloon van de EU heeft. De wortel is een bittere peen.

Vriendelijk voor de bedrijven, slavenwet voor het werkvolk

De economische catechismus van de regering Orbán klinkt nationalistisch, op z’n Trumps. Hij promoot het binnenlands kapitaal, maar wie profiteert van ‘het nationaal eigenaarschap van de productiemiddelen’? Openbare aanbestedingen vallen, als bij wonder, in de schoot van ondernemers die loyaal zijn aan Orbán en zijn partij.

Economisch nationalisme gaat hand in hand met opbouw van politieke macht. Maar tegelijk kunnen ook grote buitenlandse bedrijven gedijen in een wel heel ondernemersvriendelijk klimaat. Negen procent vennootschapsbelasting, het laagste tarief in Europa.

Nergens in Europa groeide de inkomensongelijkheid zo hard als in Hongarije

En een arbeidswet die door de vakbonden een slavenwet wordt genoemd. Deregulering van het ontslagrecht, flexibele en precaire contracten, lage lonen en lange werkdagen, tot 400 overuren per jaar. Vakbondsrechten en stakingsrecht aan banden om sociaal verzet te ontmoedigen.

De rechterlijke macht en de media meer en meer onder controle van de politiek. Orde is niet voor niets een kernbegrip in de Orbánisatie.

En als kers op de taart voert Orbán de vlaktaks in: geen onderscheid tussen topverdieners en wie moet krabben om rond te komen. Iedereen betaalt zestien procent inkomstenbelasting. Niet te verbazen dat de voorbije tien jaar nergens in Europa de inkomensongelijkheid tussen de tien procent rijksten en de rest van de bevolking zo hard groeide als in Hongarije. Een sluipende privatisering van onderwijs en gezondheidsdiensten dreigt die tegenstelling nog te vergroten.

Viktor Orban, autocratisch premier van Hongarije. Foto: Europese Volkspartij, Flickr / CC BY-SA 2.0

Weerwerk van de vakbonden is eerder zwak. Slechts negen op honderd werknemers zijn lid van een vakbond. De bonden zijn onderling erg verdeeld, met aan de ene kant twee ronduit regeringsgezinde organisaties en aan de andere kant drie meer onafhankelijke bonden.

Maar ook die laatste beperken zich tot ‘bread en butter unionism’. Ze houden zich ver van politieke eisen en focussen op werk en inkomen, meestal enkel op bedrijfsvlak. Sectoroverleg is een mager beestje in Hongarije. De arbeidswet amputeerde de beperkte medezeggenschap van de ondernemingsraden. Het zijn nu louter informatieorganen.

Extreemrechtse cocktail

Met zwakke en verdeelde vakbonden is het voor de werkende bevolking moeilijk om één vuist te maken tegen sociaal onrecht en uitsluiting. Bovendien heb je een autoritaire staat die een giftige culturele promomachine aanstuurt. Onder de vlag van christelijke waarden en Hongaarse identiteit wordt verdeeldheid gezaaid en haat tegen vluchtelingen en migranten, tegen werklozen, tegen daklozen, tegen de Roma, tegen de LGBTIQ+-gemeenschap, tegen kritische journalisten, tegen justitie.

Het is de klassieke extreemrechtse cocktail: mythes over een eigen-volk-identiteit, moralistisch gepreek over traditionele waarden, (vermomd) racisme en schoppen naar mensen in een kwetsbare positie. Bij elke nieuwe crisis, bij elke aanzet tot sociaal verzet wordt de cocktail gul geserveerd.

In de hoop dat hij de blik vertroebelt en verhindert dat gewone mensen front vormen om de economische en politieke macht in vraag te stellen. Dat gebeurt in Italië. Dat gebeurt in Hongarije. Dat gebeurt bij ons. Dat gebeurt overal waar extreemrechtse krachten aan invloed en macht winnen. Het zit gewoon in hun DNA.

“Troepenbewegingen coördineren”

Orbán ziet zichzelf als een man met een grootse radicaal-rechtse missie die niet stopt aan de Hongaarse grens. Hij speelt graag gastheer voor extreemrechtse, nationalistische, conservatieve en Trumpiaanse clubs uit de VS en Europa. Onder meer Giorgia Meloni en Tom Van Grieken frequenteren met graagte deze samenkomsten, ze speechen er en brengen er enthousiast verslag over uit.

Op 2 juni 2023 stuurt Van Grieken deze tweet de wereld in: “Op bezoek in Hongarije bij onze politieke vrienden van #Fidesz. Onze samenwerking met ECR en ID in Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (EC/DA) als voorbeeld voor een Europese nationalistische toekomst”.

In een persbericht van de partij bejubelt hij hun gemeenschappelijke waarden en pleit voor structurele samenwerking tussen alle rechts-nationalistische partijen in Europa. Meloni kondigt een nauwe samenwerking aan tussen Rome en Budapest met het oog op het Hongaarse voorzitterschap van de Europese Raad in de tweede helft van 2024.

En, onder vrienden, neemt Orbán met gemak oorlogstaal in de mond. Op een congres van de extreemrechtse CPAC (Conservative Political Action Conference) noemde hij 2024 een beslissend jaar: “We moeten vrienden en bondgenoten zoeken. We moeten onze troepenbewegingen coördineren, want er wacht ons een grote uitdaging”.

Niet onverstandig dus om het sociaaleconomisch programma van het Vlaams Belang te linken aan het reële beleid van bevriende politieke partijen die al aan de macht zijn. Sociaal? Nu niet. Nooit.

 

Note

[1] Meloni maakte deel uit van de jongerenbeweging van de neofascistische organisatie MSI. Nu zegt ze daar afstand van te nemen, maar in het logo van haar partij brandt nog altijd de driekleurige vlag op het graf van Mussolini. Opvallend is ook dat haar minister van economie eveneens actief was bij de jonge fascisten van de MSI en de voorzitter van de senaat, een voormalige afgevaardigde van MSI, laat het niet na om regelmatig naar Mussolini te verwijzen.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!