Omdat economische groei vaak ten koste van de natuur gaat, en dus van de toekomstige welvaart, levert deze methode een veel completer beeld op van het succes en potentieel van een land, beargumenteert de Wereldbank, ‘s werelds grootste instituut voor ontwikkelingssamenwerking.
Groei ten koste van natuur
Volgens het rapport is de globale welvaart aanzienlijk gestegen sinds de jaren 1990. Vooral de middeninkomenslanden vinden aansluitingen bij de rijkere landen. Maar die stijgende welvaart gaat duidelijk gepaard met de neergang van het natuurlijk kapitaal van sommige landen. Zo zagen lage- en middeninkomenslanden hun bosareaal per hoofd van de bevolking met 8 procent dalen tussen 1995 en 2018. De waarde van de wereldwijde visbestanden is in diezelfde periode gekelderd met 83 procent, als gevolg van overbevissing en vervuiling.
Uit het onderzoek blijkt bovendien dat landen die meer afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen een daling van de welvaart rapporteerden, als gevolg van de achteruitgang van die natuurlijke rijkdom. Het gaat dan over bijvoorbeeld soortensterfte of bodemverarming.
“Meer dan een derde van de lage-inkomenslanden zag de welvaart per hoofd van de bevolking afnemen. Landen met afnemende welvaart hebben ook de neiging om hun basis van hernieuwbare natuurlijke activa (bossen, akkerland en oceanen, red.) verder te degraderen”, staat te lezen in het rapport.
Voor lage-inkomenslanden betekent hernieuwbaar natuurlijk kapitaal 23 procent van hun welvaart. Een goed beheer daarvan is dus essentieel voor hun toekomstige welvaart.
Natuurlijke rijkdom opwaarderen
“Het is cruciaal dat hernieuwbaar natuurlijk kapitaal en menselijk kapitaal hetzelfde belang krijgen als de traditionele bronnen van economische groei, zodat beleidsmakers stappen kunnen zetten om welvaart op lange termijn mogelijk te maken”, vindt Mari Pangestu, directeur Ontwikkelingsbeleid bij de Wereldbank.
Het rapport klaagt aan dat productie die schade toebrengt aan het milieu – denk maar aan schaliegas – vaak overgewaardeerd wordt door markten, omdat hun impact op de vervuiling en klimaatopwarming niet in rekening wordt gebracht. Tegelijkertijd worden levensnoodzakelijke sociale en natuurlijke rijkdommen net ondergewaardeerd.
Zaken die moeilijker in cijfers of euro’s te vertalen zijn, zoals onderwijs en biodiversiteit, verschijnen niet op de economische balans en worden volgens de Wereldbank door beleidsmakers dan ook minder waarde toegedicht. Terwijl het net die zaken zijn die de kiem vormen voor de welvaart van de toekomst.
Groeiende ongelijkheid
Uit het rapport blijkt ook dat de ongeziene welvaartscreatie niet gelijk loopt. Waar de midden- en hoge-inkomenslanden een steeds groter stuk van de taart opeisen, blijft het aandeel van lage-inkomenslanden in de wereldwijde welvaart minder dan 1 procent. Deze landen, goed voor 8 procent van de wereldbevolking, trappelen al decennialang ter plaatse.
De onderzoekers raden aan dat beleidsmakers maatregelen nemen om welvaart correct weer te geven. Volgens de Wereldbank zijn het vooral de markten die zorgen voor die waardering. Ecosysteemdiensten zoals hernieuwbare energie, water en CO2-opslag worden vooralsnog niet opgenomen bij het meten van de eigen welvaart.
“Ons rapport levert de gegevens en inzichten om overheden te helpen met een juiste prijszetting en beleidsvorming voor duurzame ontwikkeling”, besluit Karin Kemper, directeur Milieu bij de Wereldbank.