Lisandro Alonso (°Buenos Aires, 1975) groeide begin jaren 2000 samen met filmmakers zoals Lucrecia Martel, Carlos Sorin, Pablo Trapero en Fabian Bielinsky uit tot een van de boegbeelden van de Nuevo Cine Argentino. Die nieuwe Argentijnse cinema brak resoluut met het verleden door commerciële mainstream cinema in te ruilen voor auteurscinema.
Met beperkte middelen creëerden deze cineasten een urgente cinema die de tijdsgeest uitademde en de samenleving een spiegel voorhield. De filmmakers verschilden van elkaar maar hadden enkele punten gemeen. Met name aandacht voor streken die voordien genegeerd werden in Argentijnse films, een in realisme gedrenkte stijl en de wil om verregaand te experimenteren met filmtaal.
Vrije films, cinema van de vrijheid
Een veelfilmer werd Lisandro Alonso niet – de neo-neorealistische filmer tekende voor slechts zes films van verschillende lengte – maar hij zorgde wel voor wondermooie experimentele studies van de human condition. Filmexperimenten die schoonheid (van de beelden) aan dramatische intensiteit (van de situaties) koppelden. Met vrije films ontwikkelde hij een soort authentieke cinema van de vrijheid.
Opmerkelijk is dat Alonso vaak afgelegen gebieden van zijn Argentinië opzoekt om te filmen: de eindeloze pampa (La Libertad, Carta para Serra), de jungle (Los Muertos), de sneeuwrijke gebieden van Vuurland (Liverpool) of de uitgestrekte steppegebied in Patagonië (Jauja). Alleen in Fantasma zoekt hij een stedelijke omgeving (en een bioscoop!) op. Maar overal is die omgeving (de natuur maar eigenlijk ook de filmzaal) een personage op zich net als de zwijgzame, mysterieuze figuren die er rondzwerven.
Wat Alonso interesseert is niet zozeer het vertellen van een verhaal maar wel het creëren van een sfeer en het evoceren van een aanwezigheid. Dat doet hij met niet-professionele acteurs en een quasi-documentaire focus op de dagelijkse handelingen en bezigheden van solitaire personages. Centraal staan eenzaten, outsiders, die na hun tocht op haast mystieke wijze opgaan in hun (natuurlijke) omgeving. Althans in La Libertad, Los Muertos, Fantasma en Carta para Serra. Zijn laatste twee films, Liverpool en Jauja, neigen immers meer naar karaktergedreven fictie al dient de kijker zelf wel het verhaal te construeren. “Mijn films staan bewust open voor de meest uiteenlopende, zelfs tegenstrijdige, interpretaties”, stelt Alonso.
Het Argentijnse neo-neorealisme
“Film dient kijkers de kans te geven vragen te ontdekken” zegt Lisandro Alonso. Hij liet zich in 2001 opmerken met La Libertad, een tussen fictie en documentaire zwevend portret van een jonge houthakker die geïsoleerd woont en werkt in de Argentijnse Pampas. Na deze poëtische meditatie over arbeid, landschap en vrijheid volgde de road- en boatmovie Los Muertos (2004), een hypnotiserende en minimalistische film (met 67 plans voor een speelduur van 76 minuten) die het traject volgt van een man, die zijn broers vermoordde, bij het verlaten van de gevangenis en de zoektocht naar zijn dochter.
Tien jaar na zijn debuut zou Alonso voor de kortfilm Carta para Serra (2011) terugkeren naar de locatie van La Libertad met zijn hoofdacteur, ‘amateur’ Misael Saavedra, voor een filmbrief aan een ander experimenteel filmmaker, de Catalaanse cineast Albert Serra (Honor de cavallaria, Història de la meva mort, La mort de Louis XIV). Ook in zijn derde film, Fantasma (2006), keerde Alonso terug naar zijn eigen werk met acteurs Misael Saavedra (La Libertad) en Argentino Vargas (Los Muertos) om hen te laten ronddwalen in een labyrintische bioscoop in Buenos Aires waar Los Muertos vertoond wordt.
“Los Muertos kwam in Buenos Aires uit in het Teatro San Martin,” zei Alonso toen hij Fantasma voorstelde in de Quizaine des Réalisateurs in Cannes, “een locatie die ik zelf koos omdat Leopoldo Lugones – onderdeel van een groot gebouw vol theaterzalen, galerieën en bureauruimtes – de filmzaal is die ik, omwille van haar rijke geschiedenis, het meest respecteer. Bovendien dacht ik dat ze, i.t.t. tot een multiplex, de film zou verdedigen. Voor de première zakten Misael en Argentino af naar Buenos Aires. Toen ik hun gezichten zag op de 9de verdieping van het gebouw besloot ik er iets te filmen.”
Spoken, geesten en herinneringen
“Fantasma is gedraaid zonder script of vooropgestelde lengte,” aldus Alonso, “we kochten stelselmatig meer en meer pellicule. Voor mij sluit hij op experimentele wijze een etappe af.” In Fantasma transporteert Alonso zijn rurale personages naar een stedelijk labyrint vol vreemde geluiden en terugkerende watermotieven. “Ik trachtte een minder realistische film te maken dan Los Muertos en La Libertad en meer te spelen met gevoelens, beelden en geluid”, klinkt het.
Dat sommige toeschouwers zich verveelden begreep Alonso perfect, “het overkomt me zelf ook vaak met de schilderkunst. Soms begrijp ik niet wat de schilder wil zeggen, maar toch zie ik iets dat me aanspreekt. Er is niets verborgen in de film, geen symbolen, het gaat gewoon over aanvoelen, waarnemen én trachten te bepalen wat er zich afspeelt in de geest van de personages. Fantasma is geen gemakkelijke film maar wie zich ergert, verlaat beter na 5 minuten de zaal”.
Fascinatie en begrip
Op de vraag waarom er bijna geen woorden in de film zitten was het antwoord van Alonso duidelijk: “Waarom zou er gesproken moeten worden in films? Of waarom zou een verhaal verteld moeten worden? Dat is een kwestie van smaak. Er zijn dingen waar men van houdt en dingen waar men niet van houdt. Van in het begin zag ik muziek, geluiden en beelden. Het is geen wispelturige film maar een onderzoek. Bovendien zijn de personages alleen en weinig mensen praten tegen zichzelf”.
Volgens Alonso was er ook niets te begrijpen, “het is sensorisch. Het interesseert je of niet. Van films als Gus van Sants Last Days begrijp ik ook niet alle beelden, maar het resultaat boeit me”. Hij erkent de link met Bu San aka Goodbye Dragon Inn (“Tsai Ming-liang is een grote bron van inspiratie”) en stelt “misschien is Misael wel een fantasme, misschien verblijft hij al in het gebouw sinds La Libertad. En misschien zullen ze allemaal verloren lopen wanneer ik er een andere film draai: Argentino, Misael en het nieuwe personage. Voor mij verbergt dit gebouw veel mysteries en schoonheid, ik zou de film nooit elders gedraaid hebben”.
Fantasma is een allegorie waarin Alonso aangeeft dat ook hij verdwaald is en niet thuishoort in het cultureel establishment. “Het is een manier om het thema van de cultuur te introduceren: waar is cultuur, wie staat voor cultuur?”, geeft Alonso toe. “Wat ik wou aantonen is dat men dingen op een andere manier kan doen. 80 procent van wat men in de hedendaagse cinema ziet is identiek, de ene film lijkt op de andere, en dat is gevaarlijk voor de toeschouwer. Al wat me beviel in de cinema dreigt te verdwijnen. I.p.v. er over te praten, want iedereen kènt de cinematografische crisis, moeten we ‘andere’ films maken. Wie wil dat cinema meer keuzes biedt, moet experimenten verdedigen. Ook al is het resultaat soms positief, soms negatief”.
De zoektocht van een eenzaat
Liverpool (2008) volgt zeeman Farrel door een besneeuwd landschap naar zijn zieke moeder in een dorp, diep in Patagonië. Een lange tocht – te voet, met de bus en via autostop – vol ‘zinloze’ ontmoetingen waarbij de omgeving meer zegt dan de zwijgzame figuren. “Ik wil dat de kijker de tristesse van de personages aanvoelt”, zei Alonso toen hij de film voorstelde in Cannes. Terwijl zijn solitaire held peilt naar een verloren geheugen wil de cineast onze verbeelding prikkelen.
Niet toevallig vormt de kleur rood (verwijzing naar de voetballende ‘reds’ uit de stad van de Beatles) de leidraad door een film die afsluit met een Liverpool-sleutelhanger. Liverpool verstrengelt een zwijgzame roadmovie met een studie van mensen en hun omgeving. Het verhaal is minimaal, de dialogen quasi onbestaande en Farrels traject wordt geëvoceerd via in reële tijd spelende sequenties. Alonso maakt de beproeving tastbaar door via de duur de inspanning weer te geven. De tocht leidt de matroos naar koude, sneeuw en verlatenheid.
In het archaïsche dorp waar Farrel arriveert verloopt communicatie via gebaren en blikken. Er is een moeder die haar bed nooit uit komt, een zwijgzaam meisje en er hangen familiale drama’s in de lucht. Maar niets wordt uitgesproken. “Ik ben weg”, zegt Farrel wanneer hij weer vertrekt. Het avontuur vergrootte het mysterie. “Wanneer ik de antwoorden had, zou het me niet interesseren om de film te maken”, stelt Alonso, “ik observeer mensen, verschillende momenten en plaats ze samen in een film. De kijker moet iets verzinnen of creëren”. Dat dit niets is voor een groot publiek beseft Alonso. Geen nood, “ik verkies dat mijn film bijblijft bij 500 kijkers boven dat hij meteen vergeten wordt door 500.000 toeschouwers”.
Aflopende experimentele fase
Toch was Liverpool al een minder experimentele film dan zijn eerste drieluik. Met de ‘western’ Jauja (2014), die overeenkomsten heeft met John Fords klassieker The Searchers, zet Alonso nog een stap verder. De film bevat relatief veel dialogen, volgt bijna de klassieke narratieve structuur en werkt met professionele acteurs. Een van hen, Viggo Mortensen, is zelfs een heuse filmster. Jauja is een existentiële queeste, de zoektocht van een Deense kapitein naar zijn 15-jarige dochter in de binnenlanden van Zuid-Amerika tijdens de 19de eeuw.
Voor dit droomachtig sprookje houdt Alonso wel vast aan zijn hightened realism, het uitvergrote realisme dat tegelijk bevreemding en magie creëert, en een nadrukkelijk gebruik van geluid en beeld om sfeer te creëren. Jauja snijdt een thema aan dat zowat de rode draad door westerns – van The Searchers over Sam Peckinpahs The Wild Bunch en Sydney Pollacks Jeremiah Johnson tot Michel Audiards The Sisters Brothers – vormt: de strijd tussen barbarij en beschaving.
Een Argentijn in Brussel
Alle zes korte en lange films van Lisandro Alonso worden van 8 tot 16 november vertoond in aanwezigheid van de filmmaker. Parallel wordt er op 9 november, van 10 tot 18 uur, ook een colloquium georganiseerd over zijn werk onder de titel ‘Lisandro Alonso: Cinema of Freedom/Freedom of Cinema’.
In een carte blanche stelt Alonso heel verschillende films voor. Au hasard Balthazar van Robert Bresson (“een bron van inspiratie, het lezen van zijn ‘Notes sur le cinématographe’ is een must voordat ik aan welke filmopname dan ook begin”), The Assassin van Hou Hsiao-hsien (“een belangrijk figuur, hij volgt zijn eigen richting”), Rashomon van Akira Kurosawa (“die zou ik graag nog eens in de bioscoop zien samen met andere mensen”), Eraserhead van David Lynch (“steeds vaker beïnvloedt zijn werk mijn manier van denken over film”), en The Searchers van John Ford (“mijn volgende film zal een soort van western zijn, filmen in de stijl van de Amerikaanse western is geweldig voor iemand zoals ik die geboren en opgegroeid is aan de andere kant van het Amerikaanse continent”).
Maar ook Alphaville (Jean-Luc Godard), Profils paysans: la vie moderne (Raymond Depardon), Uncle Boonmee who can recall his past lives (Apichatpong Weerasethakul), Iracema, uma tansa amazônica (Jorge Bodanzky, Wolf Gauer en Orlando Senna) en El sol del membrillo (Victor Erice).
Behoorlijk wat redenen dus om deze ontmoeting met Lisandro Alonso en zowel zijn eigenzinnig oeuvre en heel persoonlijke kijk op film te koesteren. Zeker omdat genieten van en nadenken over cinema hier hand in hand gaan. En de hunkering naar vrijheid héél erg groot is.
LISANDRO ALONSO te gast in CINEMATEK, van 8 t.e.m. 16 november; cyclus Lisandro Alonso films, ontmoetingen met Alonso, colloquium gewijd aan zijn werk, carte blanche; locatie Cinematek, Hortastraat 9, 1000 Brussel; info www.cinematek.be