Hart Boven Hard
In
rusteloos jagen versteend. Om hen beweegt
de
wind, maar waar hij gaat kunnen zij niet
langer
volgen. Zij hebben de tijd afgebonden,
de
toekomst gedicht met het wereldbeeld
van
een aarde verkocht aan ik, het ijkgewicht
om
van mens en dier de meerwaarde af te schrapen.
Op
die manier wegen zij met de dag zwaarder
en
horen niet hoe in de wind iets begint,
iets
jongs en fris dat door de muren zingt,
vermoeide
stemmen optilt uit de slaap
en
opspant tot een nieuw geluid.
Versteend
in zijn kantoor hoort men de lente niet.
De
tijd, die men dacht af te sluiten, loopt
op
straat en vindt, hart boven hard,
de
toekomst uit.