Gedurende het plenaire gedeelte van de dag benadrukte psychoanalyticus Paul Verhaeghe dat veel mensen de gevolgen van de toegenomen concurrentie letterlijk aan den lijve ondervinden. Werkstress leidt immers tot ‘hedendaagse beroepsziekten’, zoals hart- en vaatziekten, angststoornissen en depressies.
Volgens Verhaeghe stijgt in West-Europa de druk om te presteren, terwijl de werkzekerheid juist daalt. “Mensen bevinden zich in een voortdurende concurrentie en competitie met elkaar”, stelde Verhaeghe.
Nieuwe managementstrategieën als rank and yank, waarbij personeelsleden gerangschikt worden op basis van prestaties en het slechtst scorende deel eruit wordt gegooid, zorgen ervoor dat mensen gebukt gaan onder een permanente angst om buiten de boot te vallen.
Maar uit de toespraak van Verhaeghe sprak ook de hoop dat een andere politieke koers het verschil kan maken. “Oude beroepsziekten, zoals stoflongen, zijn bestreden met dank aan politieke beslissingen”, zei hij.
Succes en falen als individuele keuzes
Ook Emile Roemer, fractievoorzitter van de Nederlandse Socialistische Partij, benadrukte dat de toegenomen concurrentie slachtoffers maakt: bijvoorbeeld onder diegenen die het tempo van de huidige maatschappij niet kunnen bijbenen. “In Nederland hebben wij de sociale werkvoorziening voor mensen met een arbeidshandicap. Door de huidige regering komt een groot deel van deze mensen thuis te zitten op bijstandsniveau.”
Ook stelde Roemer dat in Nederland succes en falen steeds meer gepresenteerd als individuele keuzes, terwijl veel van de zogenaamde losers vooral het slachtoffer zijn van asociaal beleid. “377.000 kinderen in Nederland leven onder de armoedegrens. Het systeem deugt niet als men hier geen einde aan kan maken”.
Ook links maakte weg vrij voor meer concurrentie
Gedurende de dag kwam meermaals ter sprake dat Europese partijen met socialistische wortels in veel gevallen juist hebben bijgedragen aan de toegenomen concurrentie. Zo werd in een videoreportage uit de reeks Hoe durven ze? benadrukt dat de sociaaldemocratische bondskanselier Gerhard Schröder verantwoordelijk was voor de introductie van de zogenaamde mini-jobs die in Duitsland hebben bijgedragen aan een forse toename van het aantal werkende armen.
Roemer noemde het maatschappijbeeld van een participatiesamenleving dat de Nederlandse regering van sociaaldemocraten en liberalen kort geleden heeft gepresenteerd een “mooi jasje voor sociale afbraak”. Daarnaast verwees hij naar de ‘paarse’ regeringen uit de jaren negentig die ervoor hebben gezorgd dat de overheid zich steeds meer is gaan terugtrekken en vooral de ‘eigen verantwoordelijkheid’ van burgers is gaan benadrukken.
Yasmine Kherbache, fractieleider van de SP.A in de gemeenteraad van Antwerpen, stelde dat de afgelopen jaren bovendien is gebleken dat de Europese sociaaldemocratische partijen de hebzucht van financiële markten hebben onderschat. “Er was onvoldoende transparantie en de beleidsinstrumenten waren niet sterk genoeg”.
Botsen waar men moet botsen
Ondanks deze (zelf)kritiek klonken er op de Dag van het Socialisme tevens verschillende oproepen tot hechtere linkse samenwerking. “We verliezen slagkracht door verdeeldheid”, stelde Kherbache. Ook Ferre Wijckmans van de landelijke bediendencentrale van de christelijke vakbond ACV pleitte voor meer progressieve samenwerking in de vorm van een gemeenschappelijk vakbondsfront.
Toch stelde PVDA-voorman Peter Mertens dat sommige politieke keuzes van de sociaaldemocraten, zoals het bevriezen van de lonen en het degressief maken van de werkloosheidsuitkeringen, volgens hem nu eenmaal vragen om een kritische reactie. “We botsen waar we moeten botsen”, liet Mertens weten.
Van oorzaken naar oplossingen
Naast de plenaire programma-onderdelen konden bezoekers van de Derde Dag van het Socialisme zich voegen bij een aantal diepgaande workshops over actuele thema’s. De relatie van deze onderwerpen met economische concurrentie was niet altijd op het eerste gezicht evident.
Zo ging het tijdens het atelier over de GAS-boetes in het begin vooral over de lagere tolerantie van politici voor ‘asociaal gedrag’, waar men tegenwoordig ook steeds vaker het zitten op een bankje en het deelnemen aan een betoging onder lijkt te scharen. Naarmate de discussie vorderde benadrukten enkele jeugdige socialisten echter dat er wel degelijk een relatie lijkt te zijn tussen veranderende economische verhoudingen en het repressievere overheidsbeleid. Zo stelden ze dat de hoge jeugdwerkloosheid in sommige grootstedelijke gebieden eraan bijdraagt dat veel jongeren niet veel anders te doen hebben dan op straat hangen.
De deelnemers namen echter geen genoegen met het louter benoemen van problemen: er moesten ook socialistische alternatieven en oplossingen worden geformuleerd. Zo gaf een van de aanwezigen, een jeugdwerker uit Antwerpen, te kennen dat het volgens hem hoog tijd wordt dat socialistische jongerenorganisaties een basis opbouwen in de volkswijken waar de problemen onder jongeren het grootst zijn.
Ondanks de onderlinge verschillen leek deze workshop in het verlengde te liggen van het doel dat de organisatoren van de Derde Dag van het Socialisme voor ogen hadden: een open discussie creëren, waarbij partijpolitieke belangen niet de boventoon voeren. De boodschap van mede-organisator Jan Blommaert – “Ga naar huis en wees radicaal!” – leek aan het einde van de dag dan ook aardig te zijn geland onder de bezoekers.